Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 28 februari 2023, met bijlagen;
- het verstekvonnis van deze rechtbank van 28 juli 2023 met zaaknummer 10377650 CV EXPL 23-6527;
- de verzetdagvaarding van 25 augustus 2023 met incidentele eisen tot voeging en tussenkomst en met eis in reconventie (tegeneis), met bijlagen;
- het antwoord in de incidenten, met één bijlage;
- het vonnis van 10 november 2023 in de incidenten – waarbij Newington is toegestaan om zich in de hoofdzaak aan de zijde van [gedaagde] te voegen – en in de hoofdzaak, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de e-mail van [gedaagde] van 3 juli 2024, met één bijlage;
- de door [eiseres] tijdens de zitting overgelegde specificatie van de huurbetalingen;
- de akte van [eiseres], met bijlagen;
- de akte van [gedaagde], met bijlagen.
2.De beoordeling
tekstvan de onderhandse akte. In het geval dat – zoals hier – de echtheid van de
handtekeningstelling wordt betwist geldt artikel 159 lid 2 Rv. In dat artikel staat dat een onderhandse akte waarvan de ondertekening door de partij, tegen welke zij dwingend bewijs zou leveren, stellig wordt ontkend, geen bewijs oplevert zolang niet is bewezen van wie de ondertekening afkomstig is. Omdat [eiseres] zich op het bestaan van de onderhuurovereenkomst beroept en zich daarbij baseert op de (echtheid van de) handtekening van [naam 2] op de onderhuurovereenkomst en de kwitanties, rust op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv op haar de last om te bewijzen dat die handtekeningen ook daadwerkelijk van [naam 2] afkomstig zijn.
3.De beslissing
donderdag 26 september 2024 om 11:30 uur, op welke rolzitting partijen zich schriftelijk kunnen uitlaten over (a) welke persoon zij voorstellen om als deskundige te benoemen en (b) welke vragen zij voorstellen om aan die deskundige te stellen;