In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 12 september 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting HW Wonen en [persoon A] over de huurprijs van een woning. [persoon A] vorderde huurprijsvermindering vanwege tocht- en lekkageproblemen in de woning die hij van HW Wonen huurt. De kantonrechter had eerder in een tussenvonnis van 23 februari 2023 ir. J.C.A. van den Berg als deskundige benoemd om de gebreken in de woning te onderzoeken. Het deskundigenbericht, uitgebracht op 18 april 2024, concludeerde dat er geen ernstige gebreken waren die huurprijsvermindering rechtvaardigden. De kantonrechter oordeelde dat het tochtprobleem in de kinderslaapkamer een kleine herstelling betrof die [persoon A] zelf diende te verhelpen. HW Wonen's eis om de huurprijs vast te stellen werd toegewezen, terwijl de tegeneis van [persoon A] werd afgewezen. De kantonrechter stelde de huurprijs vast op € 711,- per maand vanaf 1 februari 2021 en € 727,35 per maand vanaf 1 juli 2022. [persoon A] werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de kant van HW Wonen op € 5.063,93 werden begroot. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.