Weliswaar staat vast dat bij erflaatster de diagnose dementie (mild cognitive impairment) is vastgesteld in 2009/2010, maar deze enkele diagnose zegt in dit geval onvoldoende over de wilsonbekwaamheid van erflaatster op 13 december 2013. De notaris die het testament heeft opgemaakt, was immers bekend met de diagnose beginnende dementie en in de brief van het notariskantoor van 8 maart 2023, die de rechtbank voldoende duidelijk acht, is op basis van aantekeningen van de besprekingen uitvoerig verklaard dat en hoe er uitvoerig tijd aan de beginnende dementie is besteed en ook dat erflaatster nog heel goed haar wil kon verklaren. In de brief wordt tevens vermeld dat het ‘Stappenplan beoordeling wilsbekwaamheid ten behoeve van notariële dienstverlening’ in acht is genomen en daarin geen aanwijzingen zijn gezien voor nader onderzoek. Het testament is bij het passeren van de akte wederom aan erflaatster toegelicht en vervolgens, nadat zij hiermee akkoord is gegaan, door haar ondertekend.
Hiertegenover legt hetgeen [persoon C] c.s. hebben aangevoerd naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gewicht in de schaal om twijfel te zaaien aan de beoordeling door de notaris.
[persoon C] c.s. hebben allereerst niet aangevoerd dat en hoe genoemd stappenplan niet of onjuist is toegepast. Uit de door [persoon C] c.s. overgelegde medische stukken van erflaatster uit 2009 en 2010 volgt voorts dat sprake was van beginnende dementie en dat erflaatster geheugen- en concentratieproblemen had, maar niet dat de dementie toen al dermate was gevorderd dat erflaatster niet meer in staat was om haar wil te bepalen. Geheugen- en concentratieproblemen behoeven daaraan uit de aard der zaak ook niet in de weg te staan.
Ook uit het door [persoon C] c.s. overgelegde ontslagbericht van de Interne Geneeskunde van september 2013, waarin staat dat erflaatster tijdens een opname in het ziekenhuis in september 2013 nogal verward is geweest, kan niet volgen dat erflaatster ten tijde van het opstellen van het testament niet in staat was haar wil te bepalen. In dit ontslagbericht staat dat de verwardheid waarschijnlijk was geluxeerd door een onbekende omgeving en dat dit thuis niet het geval was. Omdat er geen aanwijzingen zijn dat die verwardheid een andere oorzaak had dan het verblijven in een onbekende omgeving en omdat [persoon C] c.s. tijdens de zitting hebben verklaard dat dit ook tijdens een vakantie in China in 2012, ook een onbekende omgeving, is voorgekomen, is dit onvoldoende onderbouwing van de stelling van [persoon C] c.s. dat de geestelijke toestand van erflaatster in december 2013 zodanig was verslechterd dat zij haar wil niet meer kon bepalen.
Ook uit de brief van de fysiotherapeut van 20 augustus 2014, inhoudend dat de instructies ook met de partner van erflaatster moeten worden besproken, volgt niet dat erflaatster op 13 december 2013 de betekenis van de erfstelling niet kon overzien. Blijkens de eigen stellingen [persoon C] c.s. is ook (pas) in oktober 2014 een casemanager dementie ingezet, zijn in 2015 verzorgingshuizen bezocht en heeft pas na een ernstige verslechtering in 2017, zoals al overwogen, opname plaatsgevonden, in januari 2018. Ook wanneer erflater hier, zoals [persoon C] c.s. in wezen stellen, een vertragende invloed heeft gehad en hen en andere hulpverlening uit de buurt hield en – naar [persoon C] c.s. suggereren maar niet onderbouwen – het dossier van erflaatster bij de huisarts en van de casemanager dementie heeft opgehaald en vervolgens heeft zoekgemaakt, kan daar niet uit worden afgeleid dat erflaatster al op 13 december 2013 haar wil niet kon bepalen bij het opstellen van het testament.
Tijdens de zitting hebben [persoon C] c.s. nog gewezen op een verklaring van de buren van erflaatster die door [persoon A] c.s. is overgelegd waarin staat dat erflaatster in 2013 verwarder werd. Dit onderbouwt echter onvoldoende dat erflaatster in 2013 in verschillende, ten dele uitvoerige gesprekken met de notaris niet in staat was om haar wil te bepalen.
Dit volgt ten slotte ook niet uit het gelijktijdig met het testament door dezelfde notaris opgemaakte algehele volmacht, nu een dergelijke volmacht juist wordt opgemaakt voor een situatie die nog niet aan de orde is. Iemand die zijn of haar wil niet meer kan bepalen, kan ook geen algehele volmacht verlenen.
[persoon C] c.s. vinden de timing van het opstellen van het testament (en levenstestament) opvallend, omdat tussen 1983 en 2013 een lange tijd is verstreken en zij net voor het opstellen van het testament met erflaatster hadden gesproken over bewindvoering. [persoon C] c.s. vinden het niet zozeer vreemd dat erflaatster in haar testament erflater tot haar erfgenaam heeft benoemd, want ze had erflater in haar testament uit 1983 ook bepaalde legaten toebedeeld, maar wel dat erflaatster plaatsvervulling in het testament had opgenomen. De rechtbank vermag echter niet in te zien hoe de timing kan wijzen op een zodanige geestesgesteldheid dat erflaatster haar wil niet meer kon bepalen. Ook de opgenomen plaatsvervulling wijst daar niet op en dit te minder omdat erflater gelijktijdig een identiek testament heeft opgemaakt, waarin ook plaatsvervulling was opgenomen. De rechtbank tekent hierbij aan dat deze plaatsvervullingsbepalingen over en weer bij een ander verloop van de afname van de gezondheid van erflater en erflaatster en een omgekeerde volgorde van hun overlijdens ook in het voordeel van [persoon C] c.s. hadden kunnen werken.