Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[persoon A] ,
[persoon B],
1.[persoon C] ,
[persoon D],
1.De procedure
- de dagvaardingen van 21 november 2022, met producties;
- de beslagstukken (beslagrekest, proces-verbaal conservatoir beslag onroerende zaken/zakelijke rechten, overbetekeningsstukken);
- de (gecorrigeerde) conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie, met producties;
- de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie, met producties;
- de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie, met producties;
- de conclusie van dupliek in reconventie, met productie
- de rolbeslissing van 6 maart 2024;
- de daarop door [persoon C] c.s. genomen akte van 20 maart 2024;
- de ten slotte door [persoon A] c.s. genomen antwoordakte van 3 april 2024.
2.De beoordeling
De situatie
- [persoon A] te veroordelen aan de nalatenschap van erflaatster te betalen € 90.083,77, te vermeerderen met een derde deel van de aanvullende boedelkosten en een rente van 6% over een bedrag van € 29.059,12 per jaar vanaf 11 februari 2023 tot de dag van volledige betaling;
- [persoon B] te veroordelen aan de nalatenschap van erflaatster te betalen € 7.294,71, te vermeerderen met een derde deel van de aanvullende boedelkosten en een rente van 6% over een bedrag van € 417,61 per jaar vanaf 11 februari 2023 tot de dag van volledige betaling;
- te bepalen dat het conservatoire beslag op de woning binnen drie dagen na betekening van het vonnis wordt opgeheven, wegens ongegrondheid;
- [persoon A] c.s. te veroordelen in de proceskosten.
het gezamenlijk vermogenop overlijdensdatum vastgesteld. Het totale vermogen is als volgt.”
gezamenlijkevermogen van erflaatster en [erflater] weergeeft. Nu geen sprake was van een gemeenschap van goederen, kan derhalve, anders dan [persoon A] c.s. hebben aangevoerd, niet uit de brief worden afgeleid wat het vermogen van erflaatster was en uit welke bestanddelen dit bestond. Dit wordt niet anders door de laatstelijk bij akte van 3 april 2024 nog door [persoon A] c.s. – daarmee overigens tredend buiten hetgeen was bepaald in de rolbeslissing – overgelegde verklaring van de accountant dat [erflater] hem had gezegd dat de bankrekeningen en overige bezittingen als gezamenlijk bezit dienden te worden beschouwd, aangezien die verklaring niets zegt over enige juridische grondslag daarvoor. Het door [persoon A] c.s. aangeboden bewijs (conclusie van antwoord in reconventie/conclusie van repliek in conventie, onder punt 17) dat de brief de inhoud en omvang van de nalatenschap van erflaatster bevat, wordt daarom als niet ter zake dienend gepasseerd.