ECLI:NL:RBROT:2024:8607

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 september 2024
Publicatiedatum
5 september 2024
Zaaknummer
C/10/684958 / HA RK 24-807
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek kennelijk ongegrond wegens misbruik van het wrakingsmiddel

Op 4 september 2024 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van een verzoeker, die zelf procedeert. Het verzoek strekt tot wraking van mr. M.V. van Baaren, rechter in een bestuurszaak met zaaknummer ROT 23/2279. De verzoeker heeft in de loop der jaren meerdere wrakingsverzoeken ingediend, waarvan de meeste door de wrakingskamer buiten behandeling zijn gesteld. In dit specifieke geval heeft de wrakingskamer geoordeeld dat de gronden die de verzoeker aanvoert voor de wraking van de rechter niet voldoende zijn om aan te nemen dat er sprake is van partijdigheid of de schijn daarvan. De verzoeker heeft onder andere geklaagd over het niet mogen maken van opnames van de zitting, het gebrek aan inhoudelijke beslissingen op eerdere wrakingsverzoeken, en vermeende intimidatie door de politie. De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat de verzoeker bekend moet zijn met het feit dat zijn gronden niet tot wraking kunnen leiden, en dat hij het wrakingsmiddel misbruikt. Daarom is het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond verklaard en is bepaald dat toekomstige wrakingsverzoeken van de verzoeker in deze hoofdzaak niet meer in behandeling zullen worden genomen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Wrakingskamer
zaak- en rekestnummer: C/10/684958 / HA RK 24-807
Beslissing van 4 september 2024
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker],
woonplaats: [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
die zelf procedeert,
strekkende tot de wraking van
mr. M.V. van Baaren,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verzoek van verzoeker strekt tot wraking van de rechter in de bestuurszaak met zaaknummer ROT 23/2279 (‘de hoofdzaak’). De hoofdzaak betreft een geschil tussen verzoeker en de korpschef van de politie.
1.2.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het schriftelijke wrakingsverzoek van verzoeker van 22 augustus 2024;
  • de zittingsaantekeningen van de zitting in de hoofdzaak op 22 augustus 2024;
  • het proces-verbaal van schorsing van de hoofdzaak van 22 augustus 2024;
  • de e-mail van 22 augustus 2024 van verzoeker.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1.
Op 26 juli 2024 had verzoeker de rechter al gewraakt in de hoofdzaak. Dat wrakingsverzoek is door de wrakingskamer buiten behandeling gesteld vanwege het onmiskenbaar beledigende karakter van de bewoordingen die verzoeker in zijn wrakingsverzoek gebruikte. Verzoeker heeft vervolgens twee herhaalde schriftelijke wrakingsverzoeken gedaan en daarbij steeds aangevoerd dat de wrakingskamer zijn wrakingsverzoek van de rechter ten onrechte buiten behandeling heeft gesteld. De wrakingskamer heeft hierop meerdere keren per e-mail gereageerd dat al op zijn wrakingsverzoek is beslist.
2.2.
Verzoeker wraakt de rechter nu voor de vierde keer in de hoofdzaak. Hij doet dat met wrakingsgronden die hij met de hand op een A4’tje heeft geschreven, nadat de rechter de zitting had geschorst.
2.3.
Voor zover de wrakingsgronden leesbaar zijn, begrijpt de wrakingskamer dat verzoeker zich erover beklaagt dat (1) hij van de rechter geen opnames van de zitting in de hoofdzaak mocht maken, (2) niet inhoudelijk op zijn eerdere drie wrakingsverzoeken in de hoofdzaak is beslist, (3) hij geen reactie heeft gekregen op zijn verzoek om telehoren, (4) het onzin is dat de rechtbank zijn telefoonnummer niet zou hebben en (5) de politie verzoeker heeft geïntimideerd om de zittingszaal te verlaten.
2.4.
De wrakingskamer is van oordeel dat alle door verzoeker aangevoerde wrakingsgronden overduidelijk niet tot wraking van de rechter kunnen leiden. Verzoeker voert namelijk niets aan waaruit kan worden afgeleid dat de rechter partijdig is of de schijn heeft gewekt partijdig te zijn tegenover verzoeker. Daarom verklaart de wrakingskamer het wrakingsverzoek met toepassing van het bepaalde in artikel 8 lid 2, aanhef en onder a, van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank, kennelijk ongegrond.
2.5.
Gelet op de vele verzoeken tot wraking die verzoeker in de loop van jaren heeft ingediend, moest het verzoeker inmiddels bekend zijn dat de aangevoerde gronden niet tot wraking van de rechter kunnen leiden. Verder blijft verzoeker volharden in zijn standpunt dat de wrakingskamer zijn eerdere wrakingsverzoeken in de hoofdzaak nog moet behandelen, terwijl hem inmiddels meerdere malen is medegedeeld dat de wrakingskamer zijn wrakingsverzoek buiten behandeling heeft gesteld en dat de wrakingskamer bij die beslissing blijft. Naar het oordeel van de wrakingskamer gebruikt verzoeker het middel van wraking dan ook voor een ander doel dan waarvoor het is gegeven (namelijk: vermeende partijdigheid van de rechter aan de orde stellen). Daarmee is sprake van misbruik van het wrakingsmiddel. De wrakingskamer zal daarom bepalen dat een volgend verzoek tot wraking in de hoofdzaak niet meer in behandeling zal worden genomen.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
verklaart het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond;
3.2.
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in de hoofdzaak niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.J.J. Wetzels, voorzitter, mr. A.J.P. van Essen en mr. R.R. Roukema, rechters, in aanwezigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 4 september 2024.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.