Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 januari 2024 in de zaak tussen
[naam 1], als gesteld gemachtigde van [naam 2] uit [plaatsnaam]
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
zie datum verzendbericht.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 januari 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure met zaaknummer ROT 22/3421. Eiser, vertegenwoordigd door [naam 1], heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de heffingsambtenaar van het Samenwerkingsverband Vastgoedinformatie Heffing en Waardebepaling, waarin het bezwaar van eiser tegen de vastgestelde waarde van een onroerende zaak voor het belastingjaar 2022 niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroepschrift niet vergezeld ging van een volmacht waaruit blijkt dat [naam 1] gemachtigd was om namens [naam 2] beroep in te stellen. Ondanks herhaalde verzoeken om een schriftelijke machtiging te overleggen, heeft eiser geen afdoende volmacht kunnen overleggen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat niet is aangetoond dat [naam 1] bevoegd was om namens [naam 2] op te treden. Daarnaast heeft eiser een verzoek om vergoeding van immateriële schade ingediend, maar dit verzoek is afgewezen omdat niet kon worden vastgesteld dat [naam 2] daadwerkelijk beroep wenste in te stellen. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor het toekennen van een proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.