Wat is het oordeel van de rechtbank?
18. De rechtbank beoordeelt de rechtmatigheid van de door de minister aan eiseres opgelegde boetes. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
19. De rechtbank is van oordeel dat het beroep van eiseres gegrond is en dat de minister boetes had kunnen opleggen tot een bedrag van € 35.000,-. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
20. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Overtreding artikel 2, eerste lid, van de Wav
21. Bij het opleggen van een bestuurlijke boete geldt dat de bewijslast van de overtreding op het bestuursorgaan rust.De minister heeft in deze zaak bewijs geleverd aan de hand van het boeterapport van 24 oktober 2022. Uit dit boeterapport blijkt dat eiseres geen tewerkstellingsvergunning had voor de vreemdelingen. Ook blijkt daaruit dat de vreemdelingen niet in het bezit waren van een gecombineerde vergunning voor werkzaamheden bij eiseres. Het boeterapport is op ambtsbelofte opgemaakt, zodat de minister in beginsel op dit stuk mag afgaan. Aan de hand van het boeterapport heeft de minister voldoende onderbouwd dat ten aanzien van alle zes de vreemdelingen artikel 2, eerste lid, van de Wav is overtreden. Wat eiseres heeft aangevoerd geeft grond voor het oordeel dat aan het boeterapport zodanige gebreken kleven dat de minister dit rapport niet ten grondslag mocht leggen aan zijn vaststellen van de overtreding.
22. Anders dan eiseres meent, is de minister niet gehouden óók te bewijzen dat de vreemdelingen niet over een (andere) verblijfsvergunning beschikten of dat daartoe geen aanvraag liep. Als de vreemdelingen aan andere omstandigheden hun verblijfsrecht hadden kunnen ontlenen, dan had het op de weg van eiseres gelegen om die stelling te staven, althans daar een begin van bewijs van te leveren.Dat heeft eiseres niet gedaan. Dat dat nu, zoals eiseres ter zitting heeft aangevoerd, niet meer mogelijk is omdat de vreemdelingen niet meer voor eiseres werkzaam zijn, komt voor rekening en risico van eiseres.
Verwijtbaarheid overtreding artikel 2, eerste lid, van de Wav
Toetsingskader
23. De minister moet de hoogte van de boete afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Daarbij moet rekening worden gehouden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd.Uit vaste rechtspraak volgt dat de minister, ook bij de toepassing van de Beleidsregel en de daarin vastgestelde boetebedragen, in elk individueel geval moet beoordelen of die toepassing strookt met deze eisen. Indien dat niet het geval is, moet de boete, in aanvulling op of in afwijking van het beleid, zodanig worden vastgesteld dat deze evenredig is. De rechter toetst zonder terughoudendheid of de opgelegde boete evenredig is. In situaties waarin verwijtbaarheid volledig ontbreekt, bestaat geen grond voor boeteoplegging. Die situatie doet zich in elk geval voor indien de overtreder aannemelijk heeft gemaakt dat hij alles wat redelijkerwijs mogelijk was heeft gedaan om de overtreding te voorkomen. Een verminderde mate van verwijtbaarheid kan aanleiding geven de opgelegde boete te matigen.
24. In beginsel mag bij overtreding van de Wav worden uitgegaan van normale verwijtbaarheid. In dat geval wordt een boete opgelegd ter hoogte van 50% van het boetenormbedrag. Afwijking naar beneden is aangewezen als sprake is van verminderde verwijtbaarheid bij de werkgever. Op de werkgever rust de verplichting de daarvoor noodzakelijke feiten en omstandigheden aannemelijk te maken. Onder verminderde verwijtbaarheid worden verstaan situaties waarin het de werkgever niet volledig valt aan te rekenen dat hij de Wav heeft overtreden. In die gevallen wordt een boete opgelegd ter hoogte van 25% van het boetenormbedrag. Afwijking naar boven van het percentage van 50% is gerechtvaardigd bij opzet of grove schuld bij de werkgever. Het is dan aan de minister om aan te tonen dat de werkgever met opzet of grove schuld heeft gehandeld. Onder opzet wordt verstaan het willens en wetens handelen of nalaten in strijd met de Wav. In dat geval wordt een boete opgelegd ter hoogte van 100% van het boetenormbedrag. Grove schuld is aan de orde wanneer de mate van verwijtbaarheid hoger ligt dan de normale verwijtbaarheid, maar er geen sprake is van opzet. Hierbij gaat het om ernstige nalatigheid, ernstige onzorgvuldigheid of ernstige onachtzaamheid met als gevolg dat de Wav niet of niet behoorlijk is nageleefd.In die gevallen wordt een boete opgelegd ter hoogte van 75% van het boetenormbedrag.
Matiging wegens normale of verminderde verwijtbaarheid
25. Op eiseres rust de plicht de identiteit te controleren van de vreemdelingen die zij arbeid in Nederland laat verrichten. Dit moet aan de hand van een identiteitsdocument. De arbeidsinspectie heeft hier een stappenplan voor opgesteld dat als leidraad kan dienen. Dit heet het ‘Stappenplan verificatieplicht’. Op basis van dit stappenplan moet eiseres onder meer controleren of een identiteitsbewijs geldig, echt en origineel is. Ook moet eiseres controleren of er beschadigingen of afwijkingen te zien zijn.
26. Uit de verklaringen van de vreemdelingen [vreemdeling 6] en [vreemdeling 5] blijkt dat zij het valse of vervalste Griekse identiteitsdocument niet aan eiseres hebben laten zien. Eiseres heeft verklaard dat als zij een Georgisch identiteitsdocument hadden laten zien, eiseres hen geen arbeid zou hebben laten verrichten. Daarnaast heeft eiseres verklaard dat zij dacht dat [vreemdeling 6] en [vreemdeling 5] in Nederland mochten werken omdat zij over een BSN-nummer beschikten. Zij heeft tijdens het onderzoek niet verklaard dat zij de Griekse identiteitsdocumenten van deze vreemdelingen heeft gezien. Eiseres heeft tijdens het onderzoek ook geen identiteitsdocumenten van de vreemdelingen [vreemdeling 6] en [vreemdeling 5] kunnen verstrekken. De rechtbank maakt hieruit op dat eiseres de identiteitsdocumenten van deze vreemdelingen niet heeft gecontroleerd. Naar het oordeel van de rechtbank is er daarom sprake van grove schuld en heeft de minister terecht een boete opgelegd voor een bedrag gelijk aan 75% van het boetenormbedrag.
27. De vreemdelingen [vreemdeling 1] en [vreemdeling 2] hebben zich geïdentificeerd met een kopie van het valse of vervalste Griekse identiteitsdocument. Dit blijkt uit de verklaring van eiseres. Aan de hand van een kopie van een identiteitsdocument kan de identiteit van deze vreemdelingen niet, althans onvoldoende worden gecontroleerd. Dit volgt ook uit voornoemd stappenplan en de Wet op de identificatieplicht. De rechtbank is daarom van oordeel dat de minister ook in dit geval terecht is uitgegaan van grove schuld en een boete heeft opgelegd voor een bedrag gelijk aan 75% van het boetenormbedrag.
28. De vreemdelingen [vreemdeling 3] en [vreemdeling 4] hebben het valse of vervalste Griekse identiteitsdocument aan eiseres laten zien. In dat geval komt het er op aan of eiseres redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat deze identiteitsdocumenten vals waren. In de processen-verbaal van bevindingen, waarin verslag wordt gedaan van het onderzoek naar het paspoort van [vreemdeling 3] en het ID-bewijs van [vreemdeling 4] , wordt melding gemaakt van verschillen met een origineel document. Ook al zijn deze verschillen misschien met het blote oog lastig waarneembaar, eiseres had het paspoort en/of ID-bewijs conform het stappenplan Verificatieplicht kunnen controleren op echtheid door dit naast een foto van een origineel Grieks paspoort en ID-bewijs te houden. Een dergelijke foto is via voornoemd stappenplan online te bekijken. Eiseres had dan redelijkerwijs kunnen vermoeden dat het om vervalsingen ging. Omdat eiseres dat niet heeft gedaan, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van normale verwijtbaarheid. De rechtbank is dan ook van oordeel dat in dit geval de boete tot 50% van het boetenormbedrag moet worden gematigd.
Matiging vanwege verantwoording in de administratie
29. Voor een verdere matiging omdat eiseres de vreemdelingen in de administratie heeft opgenomen en conform de wettelijke regels heeft verloond, is – los van de vraag of dit ook daadwerkelijk het geval is – geen ruimte nu deze matigingsgrond niet kan worden toegepast als de vreemdelingen geen rechtmatig verblijf hebben. Dit volgt uit Bijlage II behorende bij artikel 11 van de Beleidsregel.
Overtreding artikel 15, eerste lid, van de Wav
30. Uit het boeterapport blijkt dat de vreemdelingen [vreemdeling 1] , [vreemdeling 2] , [vreemdeling 3] , [vreemdeling 4] arbeid hebben verricht bij in ieder geval [naam bedrijf] heeft dit verklaard over de vreemdelingen [vreemdeling 3] en [vreemdeling 4] en eiseres heeft dit bevestigd. Daarnaast heeft eiseres verklaard dat ook de vreemdelingen [vreemdeling 1] en [vreemdeling 2] bij [naam bedrijf] arbeid hebben verricht. [naam bedrijf] heeft verklaard dat zij van eiseres nooit een kopie van identiteitsdocumenten heeft ontvangen. Daarmee staat naar het oordeel van de rechtbank de overtreding van artikel 15, eerste lid, van de Wav vast ten aanzien van de vreemdelingen [vreemdeling 1] , [vreemdeling 2] , [vreemdeling 3] en [vreemdeling 4] .
31. Uit het boeterapport blijkt niet dat eiseres de vreemdelingen [vreemdeling 6] en [vreemdeling 5] arbeid heeft laten verrichten bij een andere werkgever. Ten aanzien van deze vreemdelingen kan dan ook geen overtreding van artikel 15, eerste lid, van de Wav worden vastgesteld.
Verwijtbaarheid overtreding artikel 15, eerste lid, van de Wav
Toetsingskader
32. Voor het toetsingskader wordt verwezen naar wat hiervoor met betrekking tot de verwijtbaarheid van overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wav is overwogen.
Matiging wegens normale of verminderde verwijtbaarheid
33. Naar het oordeel van de rechtbank geldt voor de vreemdelingen [vreemdeling 3] en [vreemdeling 4] een verminderde verwijtbaarheid. Eiseres dacht immers dat zij de Griekse nationaliteit hadden. In dat geval zijn zij geen vreemdeling in de zin van Vreemdelingenwet 2000 en is eiseres niet gehouden om op grond van artikel 15, eerste lid, van de Wav een kopie van een identiteitsdocument van deze vreemdelingen te verstrekken aan de werkgever waar zij arbeid verrichten. De opgelegde boete moet ten aanzien van deze vreemdelingen dan ook tot 25% van het boetenormbedrag worden gematigd.
34. Voor de vreemdelingen [vreemdeling 1] en [vreemdeling 2] is er geen grond voor verdere matiging van de opgelegde boete op grond van normale of verminderde verwijtbaarheid. De rechtbank is van oordeel dat de minister ten aanzien van deze vreemdelingen terecht is uitgegaan van grove schuld en een boete heeft opgelegd voor een bedrag gelijk aan 75% van het boetenormbedrag.
Evenredigheid35. Naar het oordeel van de rechtbank bestaat er geen grond voor matiging van de aan eiseres opgelegde boete op grond van (eendaadse) samenloop. Het ne bis in idem-beginselstaat er niet aan in de weg dat eiseres zowel voor overtreding van artikel 2 van de Wav als voor overtreding van artikel 15, eerste lid, van de Wav wordt beboet. Allereerst geldt dat het twee verschillende gedragingen zijn, namelijk 1) het niet goed controleren van de identiteit van de vreemdelingen en 2) het niet doorsturen van een kopie van de identiteitsdocumenten naar de werkgever waar de vreemdelingen arbeid verrichten. De gedragingen zouden ook afzonderlijk kunnen worden gepleegd. Ook worden met de overtredingen verschillende belangen geschonden. Artikel 2, eerste lid, van de Wav beschermt immers een ander belang dan artikel 15, eerste lid, van de Wav. Artikel 2 van de Wav ziet op het reguleren van het laten verrichten van arbeid door arbeidskrachten van buiten de Europese Unie en artikel 15 van de Wav ziet op het identificeren van arbeidskrachten die arbeid verrichten bij een ander dan de werkgever. Er is daarom geen sprake van (eendaadse) samenloop. De minister heeft daarom terecht een boete opgelegd voor overtreding van zowel artikel 2, eerste lid, van de Wav en artikel 15, eerste lid, van de Wav.
36. Dit neemt niet weg dat de mate van samenhang van overtredingen een relevante factor kan zijn om de boete te matigen.
37. De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd hier echter geen aanleiding voor. Mede gelet op het feit dat het boetenormbedrag dat op grond van de Beleidsregel geldt voor overtreding van artikel 15, eerste lid, van de Wav al aanzienlijk lager ligt dan het boetenormbedrag dat geldt voor overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wav is de opgelegde boete naar het oordeel van de rechtbank passend en geboden.
38. In wat eiseres heeft aangevoerd ziet de rechtbank ook overigens geen grond voor het oordeel de aan haar opgelegde boetes verder zouden moeten worden gematigd.