Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[persoon A] ,
1.De procedure
- de dagvaarding van 15 januari 2024, met bijlagen 1 tot en met 7;
- het antwoord met eis in reconventie (tegeneis), met bijlagen 1 tot en met 9;
- het antwoord in reconventie;
- de akte overlegging producties van [persoon B] c.s., met bijlage 10;
- de pleitnotities van NBB;
- de spreekaantekeningen van [persoon B] c.s.
2.De beoordeling
Mr W.H. Klaassen, destijds ter standplaats Zierikzee (…) en welke Algemene Voorwaarden worden geacht in haar geheel in deze akte te zijn opgenomen en daarmede een geheel te vormen.
10 oktober 2019 bekend te zijn geraakt met de beheersovereenkomst van 1987. De verjaringstermijn is op die datum gaan lopen. Bij brief van 22 december 2023 hebben [persoon B] c.s. een beroep gedaan op verjaring. Tijdens de zitting hebben [persoon B] c.s. aangevoerd dat zij “vanaf het begin” hebben geprotesteerd tegen de gebondenheid aan enige beheersovereenkomst. Het enkel protesteren tegen de facturen kan in dit kader echter niet als een stuitingshandeling in de zin van de wet worden aangemerkt. Dit betekent dat de verjaringstermijn op 22 december 2023 al was verstreken. De rechtsvordering tot vernietiging van een rechtshandeling wegens dwaling is dan ook verjaard.
€ 1.156,71 binnen vijftien dagen na ontvangst van de brief alsnog zonder extra kosten te betalen (artikel 6:96 lid 6 BW). De brief voldoet dus niet aan de wet.