ECLI:NL:RBROT:2024:8308

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 augustus 2024
Publicatiedatum
3 september 2024
Zaaknummer
ROT 22/5186
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit Dienst Toeslagen inzake compensatie op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen

In deze zaak heeft eiseres, woonachtig in Ridderkerk, beroep ingesteld tegen een besluit van de Dienst Toeslagen. Het oorspronkelijke besluit, genomen op 30 april 2021, weigerde eiseres een forfaitair bedrag van € 30.000,- op basis van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht). Dit besluit werd op 14 oktober 2022 door de Dienst Toeslagen in het bestreden besluit bevestigd, waarbij het bezwaar van eiseres ongegrond werd verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld, maar is zonder bericht van verhindering niet verschenen op de zitting van 26 juni 2024.

De rechtbank heeft overwogen dat de Dienst Toeslagen terecht heeft gesteld dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat eiseres geen materieel procesbelang heeft. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres inmiddels recht heeft op € 18.866,- compensatie, welke is aangevuld tot € 30.000,-. Dit betekent dat de Dienst Toeslagen al aan het belang van eiseres heeft voldaan. Eiseres heeft niet aangetoond dat zij een ander materieel belang heeft bij het beroep, en enkel een principieel belang is onvoldoende voor de behandeling van het beroep.

De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, wat betekent dat er geen inhoudelijke beoordeling van het beroep plaatsvindt. De rechtbank heeft echter bepaald dat de Dienst Toeslagen het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres moet vergoeden en heeft de Dienst Toeslagen veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 875,-. Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.P. Ferwerda en is openbaar uitgesproken op 30 augustus 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/5186

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 augustus 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit Ridderkerk, eiseres

(gemachtigde: mr. A. Šimičević),
en

Dienst Toeslagen

(gemachtigden: mr. M. Burghout en mr. I. Kayhan).

Procesverloop

Met het besluit van 30 april 2021 heeft de Dienst Toeslagen vastgesteld dat eiseres niet in aanmerking komt voor de toekenning van een forfaitair bedrag van € 30.000,- op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht).
Met het besluit van 14 oktober 2022 (het bestreden besluit) heeft de Dienst Toeslagen het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 30 april 2021 ongegrond verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De Dienst Toeslagen heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep behandeld op de zitting van 26 juni 2024. Hieraan hebben de gemachtigden van verweerder deelgenomen. Eiseres en haar gemachtigde zijn zonder bericht van verhindering niet verschenen.

Overwegingen

1. De Dienst Toeslagen stelt zich op het standpunt dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat eiseres geen procesbelang heeft. Met het besluit van 6 april 2023 heeft de Dienst Toeslagen vastgesteld dat eiseres recht heeft op € 18.866,- compensatie op grond van artikel 2.1 van de Wht. Dit bedrag is op grond van artikel 2.7 van de Wht aangevuld tot € 30.000,-. Met het bestreden besluit is reeds een proceskostenvergoeding voor de bezwaarprocedure toegekend.
2. Eiseres betoogt dat zij onterecht en onnodig lang heeft moeten wachten op haar compensatie. Dit heeft een grote impact gehad op eiseres en haar gezin: zij werd opnieuw van het kastje naar de muur gestuurd en van herstel was geen sprake.
3. Volgens vaste rechtspraak is sprake van voldoende procesbelang als het resultaat dat de indiener van het beroepschrift nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor de indiener feitelijk betekenis kan hebben. [1] Een enkel formeel of principieel belang is onvoldoende. [2]
4. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres onvoldoende procesbelang. Voor zover eiseres nastreeft dat aan haar alsnog € 30.000,- wordt toegekend, geldt dat de Dienst Toeslagen met het besluit van 6 april 2023 reeds aan dat belang is tegemoetgekomen. Ook de proceskosten van de bezwaarprocedure heeft de Dienst Toeslagen al vergoed. Eiseres heeft niet gesteld dat zij een ander materieel belang heeft bij het beroep. De rechtbank begrijpt dat eiseres in onzekerheid heeft gezeten over de vraag of zij zou worden erkend als gedupeerde in de toeslagenaffaire. Voor zover eiseres een principieel oordeel van de rechtbank hierover nastreeft, geldt echter dat enkel een principieel belang onvoldoende is voor de behandeling van een beroep.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank niet toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep.
6. Omdat de Dienst Toeslagen na het instellen van het beroep aan eiseres tegemoet is gekomen, moet de Dienst Toeslagen het betaalde griffierecht vergoeden en veroordeelt de rechtbank de Dienst Toeslagen in de proceskosten van eiseres. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 875,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat de Dienst Toeslagen het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres vergoedt;
- veroordeelt de Dienst Toeslagen in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 875,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.P. Ferwerda, rechter, in aanwezigheid van
G.J. Machwirth, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 augustus 2024.
De griffier is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 17 februari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:325.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 8 augustus 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2650.