ECLI:NL:RBROT:2024:8264
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening bij intrekking bijstandsuitkering wegens onvoldoende bewijs van recht op bijstand
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 20 augustus 2024, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker afgewezen. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van zijn bijstandsuitkering door Stroomopwaarts, die deze had beëindigd per 3 mei 2024. Stroomopwaarts stelde dat verzoeker niet had voldaan aan de medewerkingsplicht zoals vastgelegd in de Participatiewet, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. Verzoeker had wel enkele gegevens aangeleverd, maar volgens Stroomopwaarts ontbraken cruciale informatie zoals transactieoverzichten van zijn online gokactiviteiten.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening behandeld op 12 augustus 2024, waarbij verzoeker en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van Stroomopwaarts. De voorzieningenrechter oordeelde dat Stroomopwaarts zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. Verzoeker had geen verifieerbare administratie van zijn online gokactiviteiten overgelegd, wat noodzakelijk was om zijn recht op bijstand aan te tonen. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker niet in ernstige financiële problemen verkeerde en dat hij kon wachten op de uitkomst van de heroverweging in bezwaar.
De uitspraak benadrukt het belang van het aanleveren van objectieve en verifieerbare gegevens bij het aanvragen van bijstand, vooral in gevallen van online gokken. De voorzieningenrechter wees het verzoek af, wat betekent dat de intrekking van de bijstandsuitkering door Stroomopwaarts rechtmatig was. Verzoeker krijgt zijn griffierecht niet terug en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.