ECLI:NL:RBROT:2024:8264

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 augustus 2024
Publicatiedatum
2 september 2024
Zaaknummer
ROT 24/7095
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening bij intrekking bijstandsuitkering wegens onvoldoende bewijs van recht op bijstand

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 20 augustus 2024, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker afgewezen. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van zijn bijstandsuitkering door Stroomopwaarts, die deze had beëindigd per 3 mei 2024. Stroomopwaarts stelde dat verzoeker niet had voldaan aan de medewerkingsplicht zoals vastgelegd in de Participatiewet, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. Verzoeker had wel enkele gegevens aangeleverd, maar volgens Stroomopwaarts ontbraken cruciale informatie zoals transactieoverzichten van zijn online gokactiviteiten.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening behandeld op 12 augustus 2024, waarbij verzoeker en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van Stroomopwaarts. De voorzieningenrechter oordeelde dat Stroomopwaarts zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. Verzoeker had geen verifieerbare administratie van zijn online gokactiviteiten overgelegd, wat noodzakelijk was om zijn recht op bijstand aan te tonen. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker niet in ernstige financiële problemen verkeerde en dat hij kon wachten op de uitkomst van de heroverweging in bezwaar.

De uitspraak benadrukt het belang van het aanleveren van objectieve en verifieerbare gegevens bij het aanvragen van bijstand, vooral in gevallen van online gokken. De voorzieningenrechter wees het verzoek af, wat betekent dat de intrekking van de bijstandsuitkering door Stroomopwaarts rechtmatig was. Verzoeker krijgt zijn griffierecht niet terug en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/7095

uitspraak van de voorzieningenrechter van 20 augustus 2024 in de zaak tussen

[verzoeker], uit [plaatsnaam], verzoeker

(gemachtigde: mr. I. Amghar),
en

Het dagelijks bestuur van Stroomopwaarts MVS, Stroomopwaarts

(gemachtigde: mr. E. Calmera).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de intrekking van zijn bijstandsuitkering.
1.1.
Met het bestreden besluit van 12 juli 2024 heeft Stroomopwaarts de bijstandsuitkering van verzoeker vanaf 3 mei 2024 beëindigd en ingetrokken.
Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 12 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van Stroomopwaarts.

Totstandkoming van het besluit

2.
2.1.
Verzoeker ontvangt sinds 31 augustus 2023 een bijstandsuitkering.
In verband met een hercontrole heeft Stroomopwaarts met de brieven van 26 maart 2024 en 19 april 2024 aan verzoeker gevraagd om de benodigde gegevens aan te leveren. Stroomopwaarts verzoekt onder meer om bankafschriften, een schriftelijke verklaring over verschillende bijschrijvingen en kopieën van betaalportemonnees (‘wallets’) en transactieoverzichten van meerdere online casino’s te sturen.
Verzoeker heeft naar aanleiding van de brieven bankafschriften en een globale verklaring van de bijschrijvingen aan Stroomopwaarts gestuurd.
2.2.
Met de brief van 13 mei 2024 vraagt Stroomopwaarts nogmaals om verschillende ontbrekende gegevens en besluit Stroomopwaarts om het recht op uitkering van verzoeker vanaf 3 mei 2024 tijdelijk stop te zetten. Met de brief van 3 juni 2024 bericht Stroomopwaarts dit nogmaals aan verzoeker.
Verzoeker heeft vervolgens bijlagen overgelegd waarin is te zien dat zijn accounts bij meerdere online casino’s zijn afgesloten.
2.3.
Stroomopwaarts heeft daarna met het besluit van 12 juli 2024 de bijstands-uitkering van verzoeker vanaf 3 mei 2024 ingetrokken omdat verzoeker niet heeft voldaan aan de medewerkingsplicht van artikel 17, tweede lid van de Participatiewet. Hierdoor is volgens Stroomopwaarts het recht op een bijstandsuitkering vanaf 1 december 2023 niet vast te stellen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Het verzoek
3. Verzoeker is het niet eens met de beëindiging en intrekking van de bijstands-uitkering, onder meer omdat verzoeker wel de benodigde gegevens naar Stroomopwaarts heeft gestuurd, Stroomopwaarts onvoldoende heeft gemotiveerd welke gegevens ontbreken, onvoldoende zorgvuldigheid is betracht bij de besluitvorming en de beëindiging en intrekking van de uitkering verzoeker onevenredig hard raakt. Hij wil met zijn verzoek om voorlopige voorziening bereiken dat het bestreden besluit van 12 juli 2024 geschorst wordt en dat aan hem weer een bijstandsuitkering op basis van voorschot wordt uitgekeerd totdat op het bezwaar van verzoeker is beslist.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af
4. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Waarom wijst de voorzieningenrechter het verzoek af?
5. De voorzieningenrechter is van oordeel dat Stroomopwaarts zich in redelijkheid op het standpunt heeft mogen stellen dat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld, waardoor de bijstandsuitkering is ingetrokken vanaf 3 mei 2024.
5.1.
Naar aanleiding van de verschillende brieven van Stroomopwaarts heeft verzoeker een globale verklaring gegeven voor de bijschrijvingen van derden die op zijn bankrekening te zien zijn. Ook heeft verzoeker verschillende e-mails overgelegd waaruit blijkt dat zijn accounts bij meerdere casino’s inmiddels zijn afgesloten. Volgens Stroomopwaarts is dit onvoldoende. Verzoeker heeft namelijk geen transactieoverzichten van zijn accounts bij de online casino’s overgelegd, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld.
5.2.
Verzoeker heeft op de zitting verwezen naar de rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 4 april 2023. [1] De CRvB heeft in die uitspraak geoordeeld dat een bijstandsgerechtigde met pinopnames in een gokinstelling gokinkomsten aannemelijk kan maken. De CRvB is tot dit oordeel gekomen omdat het bij gokactiviteiten in een gokinstelling zo goed als onmogelijk is om met een verifieerbare administratie of boekhouding te komen waarin is opgenomen welke bedragen bij welk gokspel zijn ingezet, welk bedrag per speelbeurt is gewonnen of verloren en in hoeverre bij welk gokspel ontvangen bedragen eventueel weer opnieuw zijn ingezet.
5.3.
In het geval van verzoeker gaat het echter niet om gokactiviteiten in een gokinstelling, maar om online gokactiviteiten. Bij online gokactiviteiten is het niet op voorhand onmogelijk om een verifieerbare administratie, in de zin van een speel- en transactiehistorie, bij goksites op te vragen en te overleggen. Daarbij komt dat bij online gokken de winst op een account kan worden gezet om later opnieuw in te zetten, zonder dat deze winst eerst op de bankrekening van een betrokkene wordt gezet.
Van de bankafschriften kan dus niet rechtstreeks worden afgeleid welke bedragen zijn ingezet en gewonnen. Daarom gaat een vergelijking met de uitspraak van de CRvB niet op. Verzoeker heeft geen administratie van zijn online gokactiviteiten bijgehouden en heeft ook niet op een andere manier met objectieve of verifieerbare gegevens de omvang van zijn gokactiviteiten en de gokopbrengsten aannemelijk gemaakt. De stelling van verzoeker dat het niet meer mogelijk is de transactieoverzichten te krijgen omdat de accounts zijn afgesloten, kan hem niet baten. Verzoeker heeft deze stelling namelijk ook niet met objectieve of verifieerbare gegevens onderbouwd.
6. Wat verzoeker verder nog (ter zitting) heeft aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel. De enkele stelling van verzoeker dat hij de bijschrijvingen van derden op zijn bankrekening direct heeft ingezet voor zijn online gokactiviteiten en dat deze bijschrijvingen als inkomsten moeten worden aangemerkt waardoor zijn recht op bijstand wel vastgesteld zou kunnen worden, is in het licht van het vorenstaande onvoldoende.
7. Bovendien is het naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet gebleken dat verzoeker in ernstige (financiële) problemen komt wanneer hij geen bijstandsuitkering ontvangt. Verzoeker woont bij zijn moeder, zodat er geen sprake is van acute omstandigheden op basis waarvan het toekennen van een voorschot op de bijstandsuitkering opweegt tegen het belang van Stroomopwaarts om de uitkering in te trekken.
De voorzieningenrechter ziet daarom niet in waarom verzoeker niet zou kunnen wachten op de uitkomst van de volledige heroverweging in bezwaar.

Conclusie en gevolgen

8. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Dit betekent dat het recht op bijstand van verzoeker mocht wordt ingetrokken door Stroomopwaarts en dat hij vooralsnog geen bijstand krijgt. Hij krijgt daarom zijn griffierecht niet terug. Ook bestaat er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Rutten, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. W.D.F. Oskam, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 augustus 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.De voorzieningenrechter begrijpt dat verzoeker wenste te verwijzen naar: ECLI:NL:CRVB:2023:482.