Op 29 augustus 2024 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van een verzoeker uit Zwijndrecht. Het verzoek strekte tot wraking van mr. A. Dingemanse, de rechter die betrokken was bij de bestuurszaken met de zaaknummers ROT 24/1963 en ROT 24/1964. Deze bestuurszaken betroffen verzoeken tot herziening van een eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter van 8 juni 2022. Het wrakingsverzoek werd op 29 juli 2024 ingediend, nadat de rechter op 18 juli 2024 al een einduitspraak had gedaan in de hoofdzaken. De rechtbank oordeelde dat het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk was, omdat de rechter de hoofdzaken niet meer behandelde op het moment van indienen van het verzoek. De rechtbank benadrukte dat wraking een middel is om de onpartijdigheid van de rechter te waarborgen, maar dat dit doel niet meer kan worden bereikt als de rechter al een einduitspraak heeft gedaan. De rechtbank verklaarde verzoeker daarom niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking, met toepassing van het Wrakingsprotocol van de rechtbank.