ECLI:NL:RBROT:2024:8206
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- N. Boonstra
- S.J. Veth
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid beroep inzake WOZ-waarde en procesbelang
In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 28 augustus 2024, met zaaknummer ROT 23/2027, wordt het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam beoordeeld. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde waarde van zijn onroerende zaak, die op 1 januari 2021 was vastgesteld op € 152.000,-. De heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond, waarna eiser in beroep ging. Tijdens de zitting op 24 juli 2024 was de gemachtigde van de heffingsambtenaar aanwezig, samen met twee taxateurs, terwijl eiser werd vertegenwoordigd door mr. M.M. Vrolijk.
De rechtbank oordeelt dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat de heffingsambtenaar na het instellen van beroep de waarde van de onroerende zaak heeft herzien naar € 175.000,-, hetgeen overeenkomt met de eis van eiser. Hierdoor kan de procedure niet meer leiden tot een gunstiger resultaat voor eiser, wat betekent dat er geen procesbelang meer is. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 50,- en de proceskosten van eiser moet vergoeden, die in totaal € 2.123,- bedragen. De uitspraak is openbaar gedaan en biedt informatie over de mogelijkheid tot hoger beroep bij het gerechtshof Den Haag.
De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, maar dat eiser recht heeft op vergoeding van het griffierecht en de proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. N. Boonstra, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Veth, griffier.