ECLI:NL:RBROT:2024:8206

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 augustus 2024
Publicatiedatum
30 augustus 2024
Zaaknummer
ROT 23/2027
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep inzake WOZ-waarde en procesbelang

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 28 augustus 2024, met zaaknummer ROT 23/2027, wordt het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam beoordeeld. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde waarde van zijn onroerende zaak, die op 1 januari 2021 was vastgesteld op € 152.000,-. De heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond, waarna eiser in beroep ging. Tijdens de zitting op 24 juli 2024 was de gemachtigde van de heffingsambtenaar aanwezig, samen met twee taxateurs, terwijl eiser werd vertegenwoordigd door mr. M.M. Vrolijk.

De rechtbank oordeelt dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat de heffingsambtenaar na het instellen van beroep de waarde van de onroerende zaak heeft herzien naar € 175.000,-, hetgeen overeenkomt met de eis van eiser. Hierdoor kan de procedure niet meer leiden tot een gunstiger resultaat voor eiser, wat betekent dat er geen procesbelang meer is. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 50,- en de proceskosten van eiser moet vergoeden, die in totaal € 2.123,- bedragen. De uitspraak is openbaar gedaan en biedt informatie over de mogelijkheid tot hoger beroep bij het gerechtshof Den Haag.

De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, maar dat eiser recht heeft op vergoeding van het griffierecht en de proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. N. Boonstra, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Veth, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/2027

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 augustus 2024 in de zaak tussen

[eiser], uit [plaatsnaam], eiser

(gemachtigde: [naam 1]),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam

(gemachtigde: [naam 2]).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 22 februari 2023.
1.1.
Bij beschikking van 6 mei 2022 heeft de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak [adres] (de woning) op 1 januari 2021 (de waardepeildatum) vastgesteld op € 152.000,- (de beschikking). Met deze waardevaststelling is aan eiser ook de aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2022 opgelegd (de aanslag).
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 24 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de heffingsambtenaar deelgenomen, vergezeld van [naam 3] (taxateur) en [naam 4] (taxateur). Namens eiser is mr. M.M. Vrolijk verschenen, kantoorgenoot van gemachtigde Gieben.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank is van oordeel dat het beroep niet-ontvankelijk is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3. Met de brief van 22 april 2023 is de heffingsambtenaar volledig aan eiser tegemoet gekomen door de waarde nader te bepalen op € 175.000,- zoals door eiser bepleit. Dit betekent dat de procedure niet meer tot een voor eiser gunstiger resultaat kan leiden. De rechtbank zal het beroep van eiser daarom niet-ontvankelijk verklaren wegens het ontbreken van procesbelang.
3.1.
Omdat de heffingsambtenaar pas na het instellen van beroep aan eiser tegemoet is gekomen, is de heffingsambtenaar gehouden het griffierecht van € 50,- aan eiser te vergoeden. De heffingsambtenaar is tevens gehouden de proceskosten van eiser te vergoeden. Hierbij is ter zitting afgesproken dat er geen procespunt voor de zitting wordt toegekend. De rechtbank heeft voorafgaand aan de zitting tweemaal aan eiser verzocht of hij zijn beroep wilde intrekken, waarbij hij kon vragen om een proceskostenveroordeling. Een reactie hierop is uitgebleven. De gemachtigde van eiser heeft ter zitting verklaard hiermee in te stemmen.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt dus de zaak niet inhoudelijk. De heffingsambtenaar moet wel het griffierecht aan eiser vergoeden.
4.1.
Eiser krijgt ook een vergoeding van zijn proceskosten. De heffingsambtenaar moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiser een vast bedrag per proceshandeling. In bezwaar heeft elke proceshandeling een waarde van € 624,-. [1] In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 875,-. Eiser heeft in bezwaar gevraagd om vergoeding van de proceskosten. De gemachtigde heeft een bezwaarschrift ingediend, de hoorzitting bijgewoond en een beroepschrift ingediend. De vergoeding bedraagt daarom in totaal € 2.123,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 50,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt de heffingsambtenaar tot betaling van € 2.123,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N. Boonstra, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Veth, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 augustus 2024.
griffier
rechter

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Den Haag waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20302, 2500 EH Den Haag.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Den Haag vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.HR 12 juli 2024, ECLI:NL:HR:2024:1060.