ECLI:NL:RBROT:2024:8134

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 augustus 2024
Publicatiedatum
29 augustus 2024
Zaaknummer
ROT 23/5396
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen last onder dwangsom wegens gebruik pand in strijd met bestemmingsplan

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres, een vereniging die in 2016 is opgericht en sinds 2017 ingeschreven staat bij de Kamer van Koophandel, tegen een last onder dwangsom opgelegd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoeksche Waard. De last is opgelegd vanwege het gebruik van een pand in strijd met het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Mijlpolder". Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit van 16 januari 2023, waarin de last onder dwangsom werd opgelegd, en het bestreden besluit van 30 juni 2023, waarin het bezwaar ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 19 juli 2024 behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat er sprake is van een overtreding van het bestemmingsplan, aangezien het gebruik van het pand voor hobbymatig sleutelen aan motoren en de activiteiten van de vereniging niet in overeenstemming zijn met de bestemming "Bedrijventerrein – 1". De rechtbank stelt vast dat er geen concreet zicht op legalisatie is en dat de beginselplicht tot handhaving geldt. Eiseres heeft geen aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend en verweerder heeft niet de bereidheid getoond om een vergunning te verlenen. De rechtbank oordeelt dat de rapportages van de toezichthouder deugdelijk zijn en dat de besluitvorming zorgvuldig heeft plaatsgevonden.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is gedaan door rechter T.M.J. Smits, in aanwezigheid van griffier A.J.S.Y. Verweij, en is openbaar uitgesproken op 26 augustus 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/5396

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 augustus 2024 in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaatsnaam], eiseres

(gemachtigde: mr. M.P. Verheij),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoeksche Waard

(gemachtigde: mr. Y.C. Landman).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de last onder dwangsom.
1.1.
Met het besluit van 16 januari 2023 (hierna: het primaire besluit) heeft verweerder eiseres een last onder dwangsom opgelegd voor overtredingen op het perceel [adres].
1.2.
Met het besluit van 30 juni 2023 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
1.3.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.4.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 19 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres, de gemachtigde van verweerder en toezichthouder [naam].

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres is een vereniging die in 2016 is opgericht en die sinds 6 januari 2017 ingeschreven staat bij de Kamer van Koophandel (hierna: KvK), met als omschrijving: “Hobbyclubs – Stalling van motoren”. Eiseres is gevestigd in het pand [adres] (hierna: het pand).
3. Met de brief van 15 december 2022 heeft verweerder eiseres laten weten voornemens te zijn een last onder dwangsom op te leggen. Verweerder heeft hieraan twee rapportages van de toezichthouder ten grondslag gelegd, waaruit blijkt dat het gebruik van het pand voor de activiteiten van eiseres in strijd is met het bestemmingsplan “Bedrijventerrein Mijlpolder” (hierna: het bestemmingsplan). Dit gebruik past niet binnen de bestemming “Bedrijventerrein – 1”. Verweerder heeft eiseres met het primaire besluit een last onder dwangsom opgelegd.
4. Verweerder heeft aan de last ten grondslag gelegd dat eiseres in strijd handelt met artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo). Verweerder heeft zich hierbij gebaseerd op rapportages van de toezichthouder. Er is geen concreet zicht op legalisatie. Daarnaast is er geen sprake van onevenredigheid of een andere bijzondere omstandigheid om van handhaving af te zien. Eiseres moet het strijdig gebruik van het pand vóór 1 februari 2023 staken en gestaakt houden. Voldoet eiseres niet, niet volledig of niet tijdig aan deze last dan verbeurt zij van rechtswege de dwangsom van € 5.000,- ineens met een maximum van € 25.000,-.
5. Met het bestreden besluit heeft verweerder, overeenkomstig het advies van de ambtelijke hoorcommissie, het bezwaar ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten.

Beoordeling door de rechtbank

6. De rechtbank beoordeelt de oplegging van de last onder dwangsom. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
7. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet een overtreding heeft plaatsgevonden, is aangevangen of het gevaar voor een overtreding klaarblijkelijk dreigde, en vóór dat tijdstip een last onder dwangsom is opgelegd voor die overtreding of dreigende overtreding, dan blijft op grond van artikel 4.23, eerste lid, van de Invoeringswet Omgevingswet op die opgelegde last onder dwangsom het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet van toepassing tot het tijdstip waarop de last volledig is uitgevoerd, de dwangsom volledig is verbeurd en betaald, of de last is opgeheven. Met het primaire besluit van 16 januari 2023 heeft verweerder aan eiseres een last onder dwangsom opgelegd voor een overtreding die vóór 1 januari 2024 heeft plaatsgevonden. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
8. Ter plaatse van het pand geldt het bestemmingsplan “Bedrijventerrein Mijlpolder” met als bestemming “Bedrijventerrein – 1”.
9. De relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in een bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
10. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Heeft eiseres procesbelang?
11. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres geen procesbelang heeft. Verweerder voert aan dat eiseres het gebruik van het pand heeft gestaakt.
11.1.
De rechtbank stelt vast dat eiseres aan de last heeft voldaan en dat er geen dwangsommen zijn verbeurd. Haar procesbelang wordt niet aangetast door de omstandigheid dat de door verweerder opgelegde last onder dwangsom het beoogde effect heeft gehad. Een ander oordeel zou tot het ongewenste gevolg leiden dat de rechtmatigheid van een besluit waarbij aan iemand een last onder dwangsom is opgelegd, niet meer kan worden beoordeeld als is voldaan aan de last. [1] Eiseres heeft ter zitting gesteld schade te hebben geleden. Verhuurder stelt dat door het opleggen van de last onder dwangsom de huur van het pand is opgezegd en dat eiseres moest verhuizen waardoor zij verhuiskosten heeft gemaakt en dat zij overweegt ter zake een vordering in te dienen. De rechtbank is van oordeel dat hiermee het procesbelang van eiseres is gegeven.
Is er sprake van een overtreding?
12. Eiseres heeft ter zitting betoogd dat er geen sprake is van een overtreding. Eiseres stelt dat zij economische activiteiten uitoefent, ongeacht haar rechtsvorm en de wijze waarop zij wordt gefinancierd en dat het gaat om een niet-commercieel bedrijf. Naast het herstellen van motoren, installeren van onderdelen en het verhuren van de stalling, was er ook sprake van opslag. Deze diensten waren niet om-niet en de activiteiten staan vermeld in het handelsregister. Eiseres is verder van mening dat de rapportages ondeugdelijk van samenstelling zijn. Ter zitting heeft eiseres aangevoerd dat in de tweede rapportage niet is omschreven wat is waargenomen tijdens de controle. Uit het Woo-onderzoek blijkt dat verweerder verkeerd is geïnformeerd met gepresumeerde en onjuiste informatie die geen enkele onderbouwing vindt. Van een zorgvuldige afweging kan geen sprake zijn.
12.1.
De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat op grond van het bestemmingsplan op het pand de bestemming “Bedrijventerrein – 1” rust en dat het pand is bestemd voor bedrijven tot en met categorie 2. Uit artikel 1.14 van het bestemmingsplan volgt dat er sprake is van een dergelijk “bedrijf” als een onderneming gericht is op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen.
12.2.
De rechtbank komt tot het oordeel dat het gebruik van het pand voor het hobbymatig sleutelen aan motoren en voor de activiteiten en samenkomsten van de vereniging van eiseres in strijd is met het bestemmingsplan. Uit de rapportage en de foto’s van de eerste controle van 25 juni 2021 volgt dat er achterin het pand een veranda met bar aanwezig is en dat er barkrukken, banken en tafels staan. Tijdens de eerste controle waren er drie motoren aanwezig. De rechtbank overweegt dat eiseres het stallen van motoren niet aannemelijk heeft gemaakt. Ter zitting heeft de toezichthouder, die ter plaatse was bij de controle van 14 oktober 2022, toegelicht dat de woordvoerder van eiseres heeft aangegeven dat het strijdige gebruik van het pand niet was gestaakt. De rechtbank is van oordeel dat de toezichthouder mocht uitgaan van deze mededeling van de woordvoerder. Naar aanleiding van de zienswijze van eiseres heeft er op 12 januari 2023 een gesprek plaatsgevonden tussen eiseres, verweerder en verhuurder. Verweerder heeft toegelicht open te staan voor het gebruik van het pand als opslaglocatie, maar eiseres heeft te kennen gegeven dat zij in het pand wil blijven samenkomen met de leden van haar vereniging. Er zijn bij de controles geen bedrijfsmatige activiteiten geconstateerd waaruit blijkt dat het pand primair bedrijfsmatig in gebruik is voor de opslag van- en (klein) onderhoud aan motoren. Eiseres heeft de constateringen niet gemotiveerd betwist. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de rapportages van de toezichthouder als deugdelijk kunnen worden aangemerkt. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat in het pand geen bedrijf actief is in de zin van artikel 1.14 van het bestemmingsplan. Er is gelet hierop sprake van strijd met het bestemmingsplan wat een overtreding oplevert zodat verweerder bevoegd is om handhavend op te treden.
12.3.
De rechtbank stelt voorop dat voor verweerder de beginselplicht tot handhaving geldt. [2] Dit betekent dat verweerder, gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift, in de regel van zijn bevoegdheid gebruik zal moeten maken om handhavend op te treden. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag verweerder daar van afzien. Dit kan zich voordoen als er concreet zicht op legalisatie bestaat. Verder kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien. De nadelige gevolgen van het bestreden besluit voor eiseres mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.
12.4.
De rechtbank stelt vast dat er geen concreet zicht op legalisatie is. Eiseres heeft geen aanvraag om een omgevingsvergunning voor het strijdig gebruik van het pand ingediend. Verweerder heeft zich niet bereid verklaard om een omgevingsvergunning voor het strijdig gebruik van het pand te verlenen. Van andere bijzondere omstandigheden om niet handhavend op te treden is de rechtbank niet gebleken. Hoewel eiseres terecht heeft opgemerkt dat de omschrijving van de last onder dwangsom vragen oproept en dat eiseres geen goed gevoel heeft over het verloop van de controles, is er geen sprake van een schending van het zorgvuldigheidsbeginsel. Verweerder heeft meermaals toegelicht dat de controles enkel hebben plaatsgevonden met als doel om te bezien of er sprake was van een overtreding van het bestemmingsplan. Niet is gebleken dat de besluitvorming onzorgvuldig heeft plaatsgevonden. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.M.J. Smits, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.S.Y. Verweij, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
26 augustus 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage

Wettelijk kader

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)

Artikel 2.1
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
(…)
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet,
(…).

Bestemmingsplan “Mijlpolder”

Artikel 1 Begrippen
Artikel 1.14 bedrijf
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen.

Artikel 4 Bedrijventerrein – 1

Artikel 4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Bedrijventerrein – 1” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 2”: bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten “bedrijventerrein”;
(…).

Voetnoten

1.ABRvS 23 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3393.
2.ABRvS 19 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1996.