In deze zaak vordert Stichting Woonstad Rotterdam (hierna: Woonstad) van de gedaagden, wonende te Rotterdam en Amsterdam, dat zij moeten gehengen en gedogen dat Woonstad funderingsherstel aan de mandelige muren uitvoert. De procedure is gestart met dagvaardingen in december 2023, gevolgd door een mondelinge behandeling in juni 2024. Woonstad is eigenaar van woningen in een appartementencomplex waarvan de funderingen in 2013 zijn onderzocht en in 2019 zijn geactualiseerd. De resultaten van dit onderzoek hebben geleid tot de wens van Woonstad om herstelwerkzaamheden uit te voeren, waarvoor zij toestemming van de gedaagden nodig heeft. De gemeente Rotterdam heeft op 20 december 2023 een omgevingsvergunning verleend voor de herstelwerkzaamheden.
De rechtbank oordeelt dat de mandelige muren tussen de woningen van Woonstad en de gedaagden herstel behoeven op basis van artikel 5:65 BW. Woonstad heeft voldoende aangetoond dat de funderingen van het appartementencomplex als onvoldoende zijn geclassificeerd en dat herstel noodzakelijk is. De rechtbank wijst de vordering van Woonstad toe, waarbij de gedaagden worden veroordeeld tot het gehengen en gedogen van de herstelwerkzaamheden. De vordering tot betaling van een bedrag van € 32.662,11 wordt afgewezen, omdat deze kosten nog niet zijn gemaakt. De proceskosten worden gecompenseerd, aangezien beide partijen op bepaalde punten in het ongelijk zijn gesteld.