Uitspraak
1.[geïntimeerde sub 1],
[geïntimeerde sub 2],
[geïntimeerde sub 3],
[geïntimeerde sub 4],
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om de vraag of de mede-eigenaars van een mandelige muur moeten bijdragen aan de kosten van funderingsherstel. De appellant, eigenaar van een pand, heeft in hoger beroep beroep gedaan op de artikelen 5:65 BW en 3:170 BW. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de appellant slechts recht had op een bijdrage van € 11.284,= van de mede-eigenaars, terwijl hij een hoger bedrag vorderde. De appellant stelt dat de rechtbank de verhouding tussen de genoemde artikelen onjuist heeft beoordeeld. Het hof oordeelt dat indien funderingsherstel van een mandelige muur nodig is, alle mede-eigenaars in de kosten moeten bijdragen, ongeacht of er overeenstemming is bereikt over de kosten. Het hof benadrukt dat de mede-eigenaars zich jegens elkaar moeten gedragen volgens de eisen van redelijkheid en billijkheid en dat zij in goed overleg moeten proberen tot overeenstemming te komen over de uitvoering van het herstel. Indien dit overleg niet leidt tot overeenstemming, kan de eigenaar die het herstel wil uitvoeren, dit alsnog doen, maar de andere eigenaar blijft verplicht bij te dragen aan de kosten. Het hof concludeert dat de rechtbank de vordering van de appellant ten onrechte heeft afgewezen voor het meerdere en dat de bijdrageplicht van de mede-eigenaars in beginsel vaststaat. De zaak wordt verwezen naar de rol voor nadere onderbouwing van de vordering van de appellant.