ECLI:NL:RBROT:2024:7595
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking bijstandsuitkering wegens gezamenlijke huishouding
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Rotterdam het beroep van eiseres tegen de intrekking van haar bijstandsuitkering per 1 december 2022. De rechtbank heeft het beroep op 20 juni 2024 behandeld, maar eiseres en haar gemachtigde zijn niet verschenen. De rechtbank concludeert dat de intrekking van de bijstandsuitkering terecht is, omdat eiseres haar inlichtingenplicht heeft geschonden door niet te melden dat zij een gezamenlijke huishouding voerde met [naam], de vader van haar kinderen.
Eiseres ontving vanaf 30 juli 2020 een bijstandsuitkering. Na een melding van het inlichtingenbureau over een toename van haar banksaldo, heeft verweerder een onderzoek ingesteld. Dit leidde tot de intrekking van de uitkering op 19 januari 2023, met als argument dat eiseres niet had gemeld dat zij samenwoonde met [naam]. Eiseres betwist deze intrekking en stelt dat er geen gezamenlijke huishouding was, maar de rechtbank oordeelt dat de onderzoeksresultaten voldoende bewijs leveren voor de conclusie van verweerder.
De rechtbank stelt vast dat eiseres en [naam] kinderen hebben en dat het hoofdverblijf van [naam] op het uitkeringsadres was, ondanks dat zij op verschillende adressen stonden ingeschreven. De rechtbank verwijst naar relevante feiten, zoals waarnemingen van [naam] bij het uitkeringsadres en het ontbreken van bewijs dat hij op zijn eigen adres verbleef. De rechtbank concludeert dat eiseres de inlichtingenplicht heeft geschonden, wat een grond vormt voor de intrekking van de bijstandsuitkering. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en zij krijgt geen griffierecht of proceskosten vergoed.