ECLI:NL:RBROT:2024:7589

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 juli 2024
Publicatiedatum
19 augustus 2024
Zaaknummer
C/10/679752 / KG ZA 24-492
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding inzake informatieverplichting van een indirect bestuurder van een vennootschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 juli 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen I-Cessio B.V. en [gedaagde], waarbij Distribrands Cosmetics B.V. als interveniërende partij is toegelaten. I-Cessio vorderde dat [gedaagde], als indirect bestuurder van Distribrands, ervoor zou zorgen dat deze vennootschap haar informatieverplichtingen uit een eerder vonnis nakomt. Dit eerdere vonnis, gewezen op 1 mei 2024, verplichtte Distribrands om I-Cessio inzage te geven in haar administratie en die van aan haar verbonden vennootschappen. I-Cessio stelde dat Distribrands niet volledig aan deze verplichting had voldaan en dat [gedaagde] dit moedwillig frustreerde.

De rechtbank oordeelde dat [gedaagde] persoonlijk aansprakelijk kan worden gesteld voor het niet nakomen van de informatieverplichting door Distribrands. De voorzieningenrechter overwoog dat [gedaagde] als indirect bestuurder en feitelijke beleidsbepaler van Distribrands een ernstig verwijt kan worden gemaakt, omdat hij niet heeft voldaan aan de informatieverplichting die voortvloeit uit het eerdere vonnis. De rechtbank heeft [gedaagde] veroordeeld om ervoor te zorgen dat Distribrands binnen vier weken na betekening van het vonnis de gevraagde informatie aan I-Cessio verstrekt, met een dwangsom van € 1.000 per dag bij niet-nakoming, tot een maximum van € 250.000.

De rechtbank heeft de vordering van Distribrands tot schorsing van de executie van het eerdere vonnis afgewezen, omdat niet is aangetoond dat de belangen van Distribrands zwaarder wegen dan die van I-Cessio. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. P. de Bruin.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/679752 / KG ZA 24-492
Vonnis in kort geding van 30 juli 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
I-CESSIO B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. B.F. van Noort te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te Rotterdam,
gedaagde in de hoofdzaak,
advocaat mr. T.M. Munnik te Rotterdam (voorheen mr. L.M. Noordzij).
en met als interveniërende partij
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DISTRIBRANDS COSMETICS B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres in het incident,
advocaat mr. T.M. Munnik te Rotterdam.
Partijen worden hierna I-Cessio, [gedaagde] en Distribrands genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 5 juni 2024;
  • de 16 producties van I-Cessio;
  • de 19 producties van [gedaagde];
  • het bericht van mr. Noordzij van 5 juli 2024 dat hij zich onttrekt als advocaat van [gedaagde];
  • het bericht van mr. Munnik van 11 juli 2024 dat hij zich stelt namens [gedaagde];
  • de incidentele conclusie tot tussenkomst van Distribrands, met 1 productie;
  • het antwoord in incident tot tussenkomst van I-Cessio;
  • de mondelinge behandeling op 16 juli 2024;
  • de pleitnota van I-Cessio;
  • de pleitnota van [gedaagde] en Distribrands.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] is, via Teeez Cosmetics Investment B.V. en B-Magic Holding B.V., indirect bestuurder van Distribrands.
2.2.
Distribrands is een handelsonderneming op het gebied van cosmetica, meer in het bijzonder het cosmeticamerk ‘Teeez’.
2.3.
Op 11 september 2012 heeft I-Cessio (als schuldeiser) een leningsovereenkomst gesloten met Distribrands (als schuldenaar). In de leningsovereenkomst is in artikel 4 van de “overige bepalingen” een informatieplicht van Distribrands opgenomen. Dit artikel luidt:
“4. De schuldenaar zal aan de schuldeiser alle informatie verstrekken welke door de schuldeiser gedurende de looptijd van lening in redelijkheid wordt gevraagd. De schuldenaar zal pro-actief overzichten met onderliggende documentatie aanleveren van de betalingen die met de leningsgelden zijn verricht, alsmede een 2-wekelijkse update omtrent de stand van zaken rondom de onderneming verstrekken aan de schuldeiser.”
2.4.
Deze leningsovereenkomst was onderdeel van een samenwerking om het cosmeticamerk ‘Teez’ te laten groeien. Bij die samenwerking zijn meerdere vennootschappen betrokken, waaronder I-Cessio en Distribrands. Nadat de samenwerking spaak liep, hebben I-Cessio en andere vennootschappen (onder meer) Distribrands aangesproken op haar informatieplicht en terugbetaling van verstrekte leningen.
2.5.
Bij vonnis van 1 mei 2024 met zaaknummer C/10/643115 / HA ZA 22-656 (hierna: het Vonnis) heeft deze rechtbank Distribrands veroordeeld tot betaling van bedragen aan drie partijen (niet zijnde I-Cessio). Daarnaast is Distribrands veroordeeld om:

binnen een termijn van 14 dagen na betekening van dit vonnis aan I-Cessio inzage te verstrekken in de administratie van Distribrands en de administratie van de vennootschappen verbonden aan de onderneming van het Teeez-merk, als ook de structuurschema’s ten aanzien van de vennootschappen verbonden aan het Teeez-merk, informatie over de assets van de vennootschappen, en details omtrent de licentierechten op het Teeez-merk, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag dat daarmee in gebreke wordt gebleven, met een maximum aan te verbeuren dwangsommen van € 5.000.000,00;
Deze rechtbank heeft deze beslissing als volgt toegelicht:
“4.23. Dat I-Cessio een recht op informatie heeft, is opgenomen in artikel 4 van de
overeenkomst van geldlening van 11 september 2012 tussen I-Cessio en Distribrands
(…). De bijzondere omstandigheden van dit geval brengen mee dat het in de rede ligt om de informatieverplichting van Distribrands ruim uit te leggen. In dit verband is het volgende van belang. Distribrands c.s. hebben ervoor gekozen om financiering via Distribrands aan te trekken, maar om de activiteiten en activa (onder meer de merkrechten) juist onder te brengen in andere niet door Distribrands beheerste rechtspersonen, al dan niet zustervennootschappen van Distribrands. Een en ander is (gedeeltelijk) buiten het gezichtsveld van Gabangare c.s. geschied. Distribrands c.s. hebben voorts al vele jaren – in strijd met hun rechtsplicht – nauwelijks informatie (jaarrekeningen) gepubliceerd en Gabangare c.s. niet van informatie voorzien. De laatst gepubliceerde jaarrekeningen van Distribrands en Teeez betreffen het boekjaar 2016. Mede gelet op de door Distribrands c.s. met I-Cessio en Gabangare gemaakte conversie afspraak, welke betrekking heeft op een nog tot stand te brengen nieuwe structuur waarin I-Cessio en Gabangare zouden gaan participeren, is voor I-Cessio (en Gabangare) alle informatie met betrekking tot het Teeez-merk en de wijze waarop activa door de betrokken UBO's ([gedaagde] en [naam]) in de diverse betrokken rechtspersonen zijn ondergebracht van belang. De rechtsverhouding tussen partijen brengt mee dat I-Cessio (en Gabangare) er aanspraak op kan maken dat die informatie ook wordt verstrekt.”
2.6.
Op 3 mei 2024 is het Vonnis aan Distribrands betekend.
2.7.
Met e-mailberichten van 7 mei, 14 mei en 21 mei 2024 aan Distribrands/[gedaagde] heeft I-Cessio aangedrongen op nakoming van het vonnis. Op 23 mei 2024 heeft [gedaagde] per e-mail geantwoord dat het verzamelen van de verzochte informatie in verband met vakantie en reizen wat langer duurt en dat de betreffende informatie de week daarop zal worden aangeleverd. Dat is (toen) niet gebeurd.
2.8.
Met de dagvaarding van 5 juni 2024 heeft I-Cessio dit kort geding aanhangig gemaakt.
2.9.
Op 12 juni 2024 heeft Distribrands/[gedaagde] bepaalde bescheiden verstrekt aan I-Cessio.
2.10.
I-Cessio stelt zich op het standpunt dat geen althans onvoldoende informatie is verstrekt. Zij heeft op 21 juni 2024 aan Distribrands/[gedaagde] een memorandum voorgelegd met een specificatie van bescheiden die zij wenst te ontvangen van Distribrands/[gedaagde] in het kader van het Vonnis.
2.11.
Op 12 juli 2024 heeft Distribrands bij het gerechtshof Den Haag hoger beroep ingesteld tegen het Vonnis. Daarbij heeft zij alleen I-Cessio gedagvaard.

3.Het geschil

in het incident
3.1.
Distribrands vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. Distribrands toe te staan tussen te komen in het kort geding tussen I-Cessio en [gedaagde], met veroordeling van I-Cessio in de kosten van het incident;
II. en in de hoofdzaak:
  • I-Cessio niet-ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen althans deze af te wijzen;
  • te bepalen dat de executie van het vonnis van 1 mei 2024 met onmiddellijke ingang geschorst zal zijn totdat einduitspraak is gedaan in het door Distribrands aanhangig gemaakte hoger beroep, althans tot een door de voorzieningenrechter te bepalen moment;
  • I-Cessio te veroordelen in de proceskosten waaronder de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
I-Cessio concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van Distribrands in de kosten van het incident.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.
in de hoofdzaak
3.4.
I-Cessio vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde] te veroordelen het binnen 3 dagen na het te wijzen vonnis, dan wel binnen een termijn door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen, daar heen te leiden dat Distribrands de informatieverplichtingen uit hoofde van het vonnis van 1 mei 2024 nakomt, zijnde inzage in de administratie van Distribrands en de administratie van de vennootschappen verbonden aan de onderneming van het Teeez-merk, als ook de structuurschema's ten aanzien van de vennootschappen verbonden aan het Teeez-merk, informatie over die assets van de vennootschappen, en details omtrent de licentierechten op het Teeez-merk, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,00 per dag, dan wel een door de voorzieningenrechter te bepalen dwangsom, dat daarmee in gebreke wordt gebleven;
II. het te wijzen vonnis uitvoerbaar te verklaren bij lijfsdwang met een duur van drie maanden, althans voor een periode die de voorzieningenrechter redelijk acht, voor iedere dag en ieder dagdeel dat [gedaagde] niet voldoet aan één van de veroordelingen uit het te wijzen vonnis;
III. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van dit geding.
3.5.
[gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van
I-Cessio in de proceskosten.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
Artikel 217 Rv bepaalt dat een ieder die een belang heeft bij een tussen andere partijen aanhangig geding, kan vorderen daarin te mogen tussenkomen.
4.2.
I-Cessio heeft bezwaar gemaakt tegen de tussenkomst van Distribrands. Volgens haar is het incident te laat ingediend en in strijd met de goede procesorde. Distribrands maakt bovendien misbruik van haar bevoegdheid, omdat het incident enkel dient als vertragingstactiek.
4.3.
Ter zitting heeft de voorzieningenrechter de bezwaren van I-Cessio verworpen en beslist dat Distribrands als tussenkomende partij wordt toegelaten. Evident is dat Distribrands nadelige gevolgen kan ondervinden van de uitspraak in dit geding en dat zij daarom belang heeft bij het instellen van een zelfstandige vordering om benadeling te voorkomen. De incidentele vordering is weliswaar laat ingediend, maar gesteld noch gebleken is dat I-Cessio als gevolg daarvan in haar verdediging is geschaad. Ten slotte leidt de behandeling van het incident niet tot een vertraging van het vonnis in dit kort geding.
4.4.
De proceskosten in het incident worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beoordeling in de hoofdzaak

De vordering van Distribrands

5.1.
Distribrands legt aan haar vordering tot schorsing van de executie van het Vonnis ten grondslag dat de in het Vonnis op Distribrands opgelegde informatieplicht te breed is geformuleerd, met als gevolg dat I-Cessio daar een te ruime invulling aan geeft. Distribrands heeft al informatie verstrekt en daarmee voldaan aan de veroordeling, maar
I-Cessio maakt aanspraak op meer stukken. Distribrands verwacht dat I-Cessio ten onrechte nadere executiemaatregelen zal treffen.
5.2.
Volgens I-Cessio heeft Distribrands nog (lang) niet voldaan aan de veroordeling in het Vonnis. Elke handelwijze van Distribrands en [gedaagde] in de bodemprocedure en na het Vonnis is gericht op het vertragen van nakoming van verplichtingen. Met haar vordering maakt Distribrands misbruik van recht.
5.3.
Uitgangspunt is dat een uitgesproken veroordeling, hangende een hogere voorziening, uitvoerbaar dient te zijn en zonder de voorwaarde van zekerheidstelling ten uitvoer kan worden gelegd. Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd door omstandigheden die meebrengen dat het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand, zolang niet op het door hem ingestelde rechtsmiddel is beslist, zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling heeft verkregen bij de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan. Bij de toepassing van voormelde maatstaf moet worden uitgegaan van de beslissingen in de ten uitvoer te leggen uitspraak en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen, en blijft de kans van slagen van het tegen die beslissing aangewende of nog aan te wenden rechtsmiddel buiten beschouwing, met dien verstande dat de rechter in zijn oordeelsvorming kan betrekken of de ten uitvoer te leggen beslissing(en) berust(en) op een kennelijke misslag (HR 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026).
5.4.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de rechtbank in het Vonnis, op het punt van het verstrekken van inzage van bepaalde bescheiden door Distribrands aan I-Cessio, heeft toegewezen wat is gevorderd. Als toelichting op die beslissing heeft de rechtbank in r.o. 4.23. de bijzondere omstandigheden die spelen in het kader van de samenwerking tussen partijen benoemd en expliciet overwogen dat die bijzondere omstandigheden meebrengen dat het in de rede ligt om de informatieverplichting van Distribrands – die volgt uit de geldleningsovereenkomst – ruim uit te leggen. Aan de stelling van Distribrands dat de veroordeling tot het verstrekken van informatie te breed is geformuleerd, wordt voorbij gegaan. Debat daarover en verweer daartegen hadden in de bodemprocedure moeten worden gevoerd. Verweer tegen de reikwijdte van de vordering, dat blijkbaar niet in de bodemprocedure gevoerd is, kan niet in dit executiegeschil ter beoordeling worden voorgelegd. De voorzieningenrechter moet uitgaan van de beslissing in het Vonnis en de daaraan ten grondslag liggende beoordeling. Dat is alleen anders als sprake is van een kennelijke misslag, maar dat heeft Distribrands niet gesteld.
5.5.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft Distribrands met de op 12 juni 2024 verstrekte stukken niet volledig voldaan aan de veroordeling. Die stukken (producties 3 t/m 19 van [gedaagde]) hebben alleen betrekking op:
- overeenkomsten met retailers;
- voorraadlijsten;
- een overzicht van merkenregistraties; en
- concept-jaarrekeningen over 2021 van Distribrands, Teeez Cosmetics Investment B.V. en Distribrands International Corporation B.V.
De informatieplicht waartoe Distribrands is veroordeeld, omvat echter (veel) meer. I-Cessio heeft Distribrands dan ook terecht verzocht meer stukken aan te leveren. Of alle stukken die zij vraagt van Distribrands in het memorandum van 21 juni 2024, vallen onder de informatieplicht die voortvloeit uit het Vonnis, is een andere vraag. Dat komt hierna, vanaf r.o. 5.13., aan de orde.
5.6.
Distribrands heeft verder geen omstandigheden gesteld en onderbouwd die meebrengen dat de belangen van Distribrands bij schorsing van de executie, zolang niet op het door haar ingestelde rechtsmiddel is beslist, zwaarder wegen dan de belangen van
I-Cessio om tot executie over te gaan. De door Distribrands gevorderde schorsing wordt dan ook afgewezen.
5.7.
Distribrands wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van
I-Cessio veroordeeld. Deze kosten worden begroot op:
- salaris advocaat € 1.107,00
- nakosten
€ 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.285,00
De vordering van I-Cessio
5.8.
I-Cessio vordert dat [gedaagde] wordt veroordeeld om ervoor te zorgen dat Distribrands de informatieverplichting uit hoofde van het Vonnis nakomt. Zij legt daaraan ten grondslag dat het nakomen van Distribrands van haar informatieverplichting feitelijk moet worden uitgevoerd door [gedaagde], als indirect bestuurder van Distribrands. [gedaagde] heeft aanvankelijk toegezegd inzage te gaan verstrekken, maar doet dat uiteindelijk niet, althans veel te beperkt. Daarmee frustreert [gedaagde] moedwillig en dus onrechtmatig de nakoming van het Vonnis door Distribrands.
5.9.
Het verweer van [gedaagde] komt erop neer dat I-Cessio geen spoedeisend belang bij haar vordering heeft, omdat de inzage van de administratie in de bodemprocedure (in 2023) al is gevorderd. Er is ook geen sprake van onwil bij [gedaagde]. Het is I-Cessio die een onjuiste, veel te ruime betekenis toekent aan de informatieverplichting in het Vonnis. Met de overlegging van stukken op 12 juni 2024 heeft Distribrands voldaan aan de veroordeling. De stukken die I-Cessio vraagt in haar memorandum van 21 juni 2024 gaat de veroordeling te buiten.
Wanneer al juist zou zijn dat [gedaagde] heeft toegelaten dat Distribrands haar verplichtingen uit het Vonnis niet nakomt, dan levert dat nog niet een persoonlijk ernstig verwijt op. Een veroordeling van [gedaagde] vereist een zelfstandige rechtsgrond en die ontbreekt hier.
5.10.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat I-Cessio een spoedeisend belang heeft bij haar vordering. Zoals voorshands overwogen in r.o. 5.5. heeft Distribrands niet volledig voldaan aan de informatieverplichting waartoe zij is veroordeeld in het Vonnis. Daarmee is aannemelijk dat Distribrands dwangsommen heeft verbeurd en I-Cessio in dat kader een vordering heeft op Distribrands. I-Cessio heeft dan ook, zoals zij stelt, een spoedeisend belang bij verstrekking van de gevorderde bescheiden voor de vaststelling van de verhaalsmogelijkheden voor haar vorderingen op Distribrands die voortvloeien uit het Vonnis, te meer nu zij vreest dat Distribrands/[gedaagde] bepaalde assets buiten het zicht en bereik van I-Cessio zal brengen.
5.11.
De volgende vraag is of [gedaagde] persoonlijk kan worden veroordeeld om ervoor zorg te dragen dat Distribrands gaat voldoen aan de veroordeling.
Als uitgangspunt geldt, voor zover relevant, dat een bestuurder aansprakelijk kan worden gehouden, indien zijn handelen of nalaten als bestuurder ten opzichte van de schuldeiser in de gegeven omstandigheden zodanig onzorgvuldig is dat hem daarvan persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Van een dergelijk ernstig verwijt zal in ieder geval sprake kunnen zijn als komt vast te staan dat de bestuurder wist of redelijkerwijze had behoren te begrijpen dat de door hem bewerkstelligde of toegelaten handelwijze van de vennootschap tot gevolg zou hebben dat deze haar verplichtingen niet zou nakomen (vgl. HR 8 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ0758, r.o. 3.5).
5.12.
Vaststaat dat [gedaagde], als indirect bestuurder van Distribrands, de feitelijke beleidsbepaler is. Gedurende de samenwerking tussen partijen, in het kader waarvan de geldleningsovereenkomst is gesloten, is het steeds [gedaagde] geweest die namens Distribrands het woord heeft gevoerd en heeft gehandeld. Ook na het Vonnis heeft [gedaagde] namens Distribrands gecorrespondeerd over de wijze waarop Distribrands kon voldoen aan de veroordeling in het Vonnis. Verder heeft I-Cessio onweersproken gesteld dat [gedaagde] ook als UBO betrokken is bij andere vennootschappen die verbonden zijn aan het Teeez-merk. Het standpunt van [gedaagde] dat er geen sprake is van onwil en dat er al is voldaan aan de informatieplicht uit het Vonnis, is niet juist. Integendeel. [gedaagde] had, in het licht van de beoordeling in r.o. 4.23. van het Vonnis, behoren te begrijpen dat de op 12 juni 2024 verstrekte stukken volstrekt onvoldoende waren voor Distribrands om te voldoen aan de veroordeling. De rechtbank heeft in het Vonnis immers gemotiveerd waarom een ruime uitleg van de informatieplicht in dit geval is gerechtvaardigd en daarbij tevens het belang van informatie met betrekking tot de aan het Teeez-merk verbonden vennootschappen uitgelegd. [gedaagde] is niet alleen de bestuurder van Distribrands maar speelde een cruciale rol in de samenwerking om het Teeez-merk te exploiteren. Hij had een flinke vinger in de pap bij het opzetten van de samenwerkingsstructuur en het onderbrengen van de activa in de verschillende vennootschappen. [gedaagde] heeft aanvankelijk aan I-Cessio toegezegd alle stukken aan te leveren, vervolgens liet hij niets van zich horen. Nadat hij werd gedagvaard, heeft hij stukken aangeleverd die niet voldoen aan de veroordeling. Ondanks sommaties daartoe, laat hij na meer stukken aan te leveren en is hij niet bereid geweest om na ontvangst van het memorandum met I-Cessio in overleg te treden over de te verstrekken stukken. Onder die bijzondere omstandigheden is de handelwijze van [gedaagde] zodanig onzorgvuldig dat hem persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt dat Distribrands een rechterlijke uitspraak niet nakomt. Dat leidt ertoe dat [gedaagde] daarop kan worden aangesproken en dat hij verplicht kan worden gesteld om ervoor te zorgen dat Distribrands alsnog voldoet aan haar informatieplicht jegens I-Cessio.
5.13.
De praktijk heeft uitgewezen dat de veroordeling, zoals dat nu is geformuleerd, leidt tot executieproblemen. De voorzieningenrechter ziet daarom aanleiding om de vordering in dit kort geding (die woordelijk is overgenomen uit het Vonnis) nader te specificeren. Daarvoor wordt aansluiting gezocht bij het memorandum van I-Cessio. Beoordeeld wordt of de daarin omschreven bescheiden die I-Cessio wenst te ontvangen, valt onder de informatieplicht waartoe Distribrands is veroordeeld. Dat vergt uitleg van de veroordeling.
5.14.
Op basis van het Vonnis moet inzage worden verstrekt op vijf gebieden:
a. de administratie van Distribrands;
b. de administratie van de vennootschappen verbonden aan de onderneming van het Teeez-merk;
c. de structuurschema’s ten aanzien van de vennootschappen verbonden aan het Teeez-merk;
d. informatie over de assets van de vennootschappen;
e. details omtrent de licentierechten op het Teeez-merk.
5.15.
Wat onder verbonden vennootschappen moet worden verstaan, moet ruim worden uitgelegd. De rechtbank heeft in r.o. 4.23. van het Vonnis benadrukt dat voor I-Cessio alle informatie met betrekking tot het Teeez-merk en de wijze waarop activa door de betrokken UBO's ([gedaagde] en [naam]) in de diverse betrokken rechtspersonen zijn ondergebracht van belang is. De voorzieningenrechter begrijpt daaruit dat het gaat om werkmaatschappijen die handelen in het Teeez-merk. I-Cessio heeft 13 vennootschappen benoemd, waaronder Distribrands, die volgens haar als verbonden vennootschappen zijn aan te merken. In die lijst staan drie persoonlijke holdingvennootschappen – [bedrijf ], B-Magic Holding B.V. en Gatinha Beheer B.V. – waarvan I-Cessio niet heeft gesteld dat daar enige handelsactiviteit in plaatsvindt. Voor de overige vennootschappen blijkt de verbondenheid uit een afschrift van de Kamer van Koophandel met concerninformatie. Die bevat een overzicht van Teeez-vennootschappen die vallen onder B-Magic Holding B.V. Wat betreft de twee Disruptive Beauty-vennootschappen heeft I-Cessio onweersproken gesteld dat zij het Teeez-merk exploiteren. Dat brengt met zich dat als aan het Teeez-merk verbonden vennootschappen worden verstaan:
  • Distribrands International Corporation B.V.;
  • Teeez Cosmetics Investment B.V.;
  • Teeez Cosmetics Group B.V.;
  • Teeez Cosmetics International B.V.;
  • Teeez Cosmetics IP B.V.;
  • Teeez Cosmetics Inkoop B.V.;
  • Teeez Cosmetics Spain S.L.;
  • Disruptive Beauty B.V.;
  • Disruptive Beauty Group B.V.
5.16.
[gedaagde] moet ervoor zorgen dat Distribrands wat betreft de eigen onderneming inzage geeft in:
  • de (concept) jaarrekening over 2022 en 2023, althans een toelichting op de huidige status van het opstellen van die stukken;
  • tussentijdse cijfers over 2024, met budgetten en prognoses;
  • bankafschriften vanaf 1 januari 2023 tot heden.
5.17.
Met betrekking tot de verbonden vennootschappen moet inzage worden gegeven in:
  • de (concept) jaarrekening over 2021, 2022 en 2023, althans een toelichting op de huidige status van het opstellen van die stukken;
  • tussentijdse cijfers over 2024, met budgetten en prognoses.
5.18.
[gedaagde] moet ertoe leiden dat Distribrands inzage geeft in de structuurschema’s ten aanzien van Distribrands en de verbonden vennootschappen. Niet gebleken is dat er op dit punt onduidelijkheid bestaat over de vorm en opbouw daarvan. Er is geen grondslag om van [gedaagde] te eisen dat daarvoor het format van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland wordt gebruikt.
5.19.
De informatie over de assets van de vennootschappen wordt beperkt tot:
  • goodwill;
  • merkrechten (nader gespecificeerd in r.o. 5.20.);
  • klantenlijsten;
  • eigen vermogen;
  • bezittingen;
  • voorraad;
  • thans actieve contracten met (re)sellers;
  • de jaarlijkse verkoopcijfers over 2021, 2022 en 2023;
  • actueel overzicht van de vorderingen en schulden tussen de verbonden vennootschappen en Distribrands;
  • actueel overzicht van de vorderingen en schulden tussen de verbonden vennootschappen enerzijds en M. [gedaagde], [naam] en hun privé holdingvennootschappen anderzijds.
5.20.
In het kader van details omtrent de licentierechten op het Teeez-merk dient [gedaagde] te zorgen voor inzage in de daartoe betrekking hebbende overeenkomsten.
I-Cessio vraagt specifiek om bewijsstukken van de registratie van de merkrechten op het Teeez-merk in Hong Kong en inzage in de licentierechten tussen Teeez en Disruptive Beauty. Die informatie valt onder de informatieplicht. Voor de opgave van overige merkregistraties is geen plaats. Distribrands heeft al een overzicht van merkregistraties overgelegd. Wel moet nog antwoord worden gegeven op de vraag of er zekerheidsrechten zijn gevestigd op de merkrechten van Teeez.
5.21.
[gedaagde] wordt veroordeeld om ervoor zorg te dragen dat Distribrands inzage in bovengenoemde informatie verleent aan I-Cessio. Aan hem wordt daarvoor een termijn gegeven van vier weken na de betekening van dit vonnis. Aan de veroordeling wordt een beperkte en gemaximeerde dwangsom verbonden als prikkel tot nakoming.
5.22.
De gevorderde lijfsdwang wordt afgewezen. I-Cessio heeft niet toegelicht welk belang zij heeft bij het opleggen van dit dwangmiddel bovenop de toe te wijzen dwangsom.
5.23.
[gedaagde] wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van I-Cessio veroordeeld. Deze kosten worden begroot op:
- betekening oproeping € 112,99
- griffierecht € 688,00
- salaris advocaat € 1.107,00
- nakosten
€ 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 2.085,99

6.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in het incident
6.1.
laat Distribrands in het geding toe als tussenkomende partij;
6.2.
compenseert de proceskosten in het incident, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
in de hoofdzaak
6.3.
wijst de vordering van Distribrands af;
6.4.
veroordeelt [gedaagde] om ervoor te zorgen dat Distribrands, binnen vier weken na de betekening van dit vonnis, aan I-Cessio inzage verstrekt in de volgende informatie:
a. de (concept) jaarrekening over 2022 en 2023 althans een toelichting op de huidige status van het opstellen van die stukken, de tussentijdse cijfers over 2024 (met budgetten en prognoses) en bankafschriften vanaf 1 januari 2023 tot heden, met betrekking tot Distribrands;
de (concept) jaarrekening over 2021, 2022 en 2023 althans een toelichting op de huidige status van het opstellen van die stukken en de tussentijdse cijfers over 2024 (met budgetten en prognoses) met betrekking tot de volgende verbonden vennootschappen:
- Distribrands International Corporation B.V.;
- Teeez Cosmetics Investment B.V.;
- Teeez Cosmetics Group B.V.;
- Teeez Cosmetics International B.V.;
- Teeez Cosmetics IP B.V.;
- Teeez Cosmetics Inkoop B.V.;
- Teeez Cosmetics Spain S.L.;
- Disruptive Beauty B.V.;
- Disruptive Beauty Group B.V.
de structuurschema’s ten aanzien van Distribrands en de verbonden vennootschappen;
informatie over de assets van Distribrands en de verbonden vennootschappen, zijnde:
  • goodwill;
  • merkrechten en zekerheidsrechten daarop (nader gespecificeerd in r.o. 5.20.);
  • klantenlijsten;
  • eigen vermogen;
  • bezittingen;
  • voorraad;
  • thans actieve contracten met (re)sellers;
  • de jaarlijkse verkoopcijfers over 2021, 2022 en 2023;
  • actueel overzicht van de vorderingen en schulden tussen de verbonden vennootschappen en Distribrands;
  • actueel overzicht van de vorderingen en schulden tussen de verbonden vennootschappen enerzijds en [gedaagde], [naam] en hun privé holdingvennootschappen anderzijds;
de overeenkomsten die betrekking hebben op de licentierechten op het Teeez-merk, waaronder de licentierechten tussen Teeez en Disruptive Beauty;
6.5.
veroordeelt [gedaagde] om aan I-Cessio een dwangsom te betalen van € 1.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij niet aan de in 6.4. uitgesproken veroordeling voldoet, tot een maximum van € 250.000,00 is bereikt;
6.6.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 2.085,99, te betalen binnen 14 dagen na aanschrijving daartoe; als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, moet hij € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
6.7.
veroordeelt Distribrands in de proceskosten van € 1.285,00, te betalen binnen 14 dagen na aanschrijving daartoe; als Distribrands niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, moet zij € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
6.8.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2024.
2091 / 2009