ECLI:NL:RBROT:2024:7515

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 juni 2024
Publicatiedatum
15 augustus 2024
Zaaknummer
10963110 VZ VERZ 24-1874
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging ontslag op staande voet en doorbetaling van loon in arbeidszaak

In deze zaak heeft de kantonrechter op 14 juni 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer en zijn werkgever, Infinitas Care B.V. De werknemer, die sinds 5 december 2022 in dienst was als Persoonlijk Begeleider en per 1 maart 2023 zorgmanager werd, is op 16 januari 2024 op staande voet ontslagen. De werknemer verzocht de kantonrechter om de opzegging van zijn arbeidsovereenkomst te vernietigen, hem weer aan het werk te stellen en zijn salaris door te betalen. De werkgever verzocht om de arbeidsovereenkomst te ontbinden indien de opzegging zou worden vernietigd.

De kantonrechter oordeelde dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst niet geldig was, omdat er geen dringende reden voor het ontslag op staande voet was. De werkgever had niet voldaan aan de voorwaarden voor een dergelijk ontslag, zoals het onverwijld opzeggen en meedelen van de reden. De kantonrechter stelde vast dat de redenen die de werkgever had opgegeven voor het ontslag, niet voldoende waren om te spreken van een dringende reden. De werknemer had bovendien recht op doorbetaling van zijn loon tot het einde van de arbeidsovereenkomst, die van rechtswege eindigde op 4 juli 2024.

Daarnaast werd de werkgever veroordeeld tot betaling van het achterstallige salaris, vakantietoeslag, een eindejaarsuitkering en een transitievergoeding. De kantonrechter wees ook het verzoek van de werkgever om verrekening van het verschuldigde loon met door haar geleden schade af, omdat niet was aangetoond dat de werknemer opzettelijk of roekeloos had gehandeld. De proceskosten werden aan de werkgever opgelegd, omdat deze grotendeels ongelijk had gekregen in de procedure. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de werkgever onmiddellijk aan de uitspraak moest voldoen, ook als er hoger beroep werd ingesteld.

Uitspraak

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10963110 VZ VERZ 24-1874
datum uitspraak: 14 juni 2024
Beschikking van de kantonrechter
in de zaak van
[verzoeker],
woonplaats: [woonplaats],
verzoeker, verweerder in het (voorwaardelijk) tegenverzoek,
hierna: ‘werknemer’,
gemachtigde: mr. C.S. Winter.
tegen
Infinitas Care B.V.,
vestigingsplaats: Barendrecht,
verweerster, verzoekster in het (voorwaardelijk) tegenverzoek,
hierna: ‘werkgever’,
gemachtigde: mr. S. Kurz,

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het verzoekschrift van werknemer, met bijlagen;
  • het verweerschrift van werkgever met (voorwaardelijk) tegenverzoek, met bijlagen;
1.2.
Op 13 mei 2024 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen
besproken.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?

2.1.
Werknemer werkt sinds 5 december 2022 bij werkgever als Persoonlijk Begeleider. Per 1 maart 2023 is hij zorgmanager geworden. Hij is op 16 januari 2024 op staande voet ontslagen. Werknemer wil dat deze opzegging wordt vernietigd, dat hij weer aan het werk mag en dat werkgever het salaris doorbetaalt. Werkgever vindt dat alle verzoeken van werknemer moeten worden afgewezen. Als de opzegging wordt vernietigd, vraagt werkgever de kantonrechter de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Werknemer is het daar niet mee eens.
2.2.
De uitkomst is dat de opzegging wordt vernietigd en dat de arbeidsovereenkomst niet wordt ontbonden. Werkgever moet het loon doorbetalen tot het einde van de arbeidsovereenkomst, die van rechtswege eindigt op 4 juli 2024. Werknemer krijgt een transitievergoeding.
Het ontslag op staande voet
Het ontslag is niet geldig
2.3.
De opzegging van de arbeidsovereenkomst wordt vernietigd (artikel 7:681 lid 1 onder a en artikel 7:671 BW). Werknemer is niet akkoord gegaan met de opzegging en er is niet voldaan aan alle voorwaarden voor een ontslag op staande voet. Die voorwaarden zijn kort gezegd een dringende reden, onverwijld opzeggen en onverwijld meedelen van de reden (artikel 7:677 lid 1 BW). Hierna wordt dit uitgelegd.
Er is geen dringende reden
2.4.
Er is geen dringende reden voor een ontslag op staande voet. Met een dringende reden wordt bedoeld één of meer eigenschappen en/of gedragingen van de werknemer die het voor de werkgever onmogelijk maken om door te gaan met het dienstverband (artikel 7:678 lid 1 BW). Of er een dringende reden is moet worden beoordeeld aan de hand van alle omstandigheden. Hierna wordt uitgelegd waarom in dit geval geen sprake is van een dringende reden.
2.5.
In de ontslagbrief staan de volgende redenen voor het ontslag opgesomd:
1. dat je in ernstige mate de bekwaamheid en geschiktheid blijkt te missen tot de arbeid
waarvoor jij je hebt verbonden in de zin van het bepaalde in artikel 7:678 tweede lid onder b
BW,
2. dat je hardnekkig hebt geweigerd te voldoen aan redelijke bevelen of opdrachten, jou door of namens ons zijn verstrekt in de zin van het bepaalde in artikel 7:678 tweede lid onder j BW;
3. dat je op andere wijze grovelijk de plichten veronachtzaamt, welke de arbeidsovereenkomst jou oplegt in de zin van het bepaalde in artikel 7:678 tweede lid onder k BW
2.6.
De onderbouwing van de redenen 2 en 3 bestaat voor het overgrote deel uit verwijten die werkgever tegenover werknemer maakt ten aanzien van het niet (tijdig) aanvragen van PGB (persoonsgebonden budget) gelden vanwege een transitie van zorg in natura naar PGB voor een aantal cliënten. Werkgever stelt meermaals aan werknemer te hebben uitgelegd dat en waarom dit moest gebeuren en werknemer zou meermaals gevraagd zijn dit te doen. Omdat hij dit desondanks niet heeft gedaan is er veel geld misgelopen. Dit (gebrek aan) handelen van werknemer is één van de redenen dat werkgever zich nu in een financieel penibele situatie bevindt, aldus steeds werkgever.
2.7.
Ter zitting is echter gebleken dat deze transitie pas in september 2023 is gestart en dat de budgetten moesten worden overgezet vóór 1 januari 2024. Uit het functioneringsverslag van 5 september 2023 blijkt dat op dat moment al was afgesproken dat de afdeling Finance deze taken van werknemer al zou overnemen. Hoe eventuele fouten in de aanvragen of een gebrek aan handelen dan nog aan werknemer kunnen worden tegengeworpen, laat staan ten voldoende ernstig zou zijn voor een dringende reden voor ontslag op staande voet, is niet duidelijk geworden. Dit geldt ook voor de overige verwijten die werkgever aan werknemer heeft gemaakt.
2.8.
Ook het gestelde missen van de bekwaamheid en geschiktheid tot het verrichten van de arbeid levert geen grond voor ontslag op staande voet op. Dit kan slechts bij uitzondering reden zijn voor een dringende reden en dit zal pas het geval kunnen zijn als de werkgever er redelijkerwijs van mocht uitgaan dat er geen gebrek aan vaardigheid was omdat de werknemer de werkgever niet heeft ingelicht over zijn gebrek aan vaardigheid. [1] Daarvan is geen sprake. Vast staat dat de werkgever werknemer, die al bij werkgever werkzaam was als persoonlijk begeleider, zelf heeft gevraagd voor deze nieuwe functie en dat werknemer daarbij expliciet heeft aangegeven nog niet over de benodigde kwaliteiten te beschikken.
2.9.
Omdat het ontslag om de hiervoor genoemde redenen al niet geldig is, hoeft niet meer te worden beoordeeld of aan de andere voorwaarden voor een ontslag op staande voet is voldaan.
Werkgever moet het loon doorbetalen
2.10.
Doordat de opzegging wordt vernietigd, is de arbeidsovereenkomst blijven bestaan. Werkgever moet daarom het loon doorbetalen vanaf 16 januari 2024 totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig tot een einde is gekomen.
Nevenverzoeken
2.11.
Werknemer heeft verder verzocht werkgever te veroordelen tot betaling van het achterstallig salaris over september 2023, vermeerderd met vakantietoeslag. Hier is geen verweer tegen gevoerd, zodat dit verzoek zal worden toegewezen. Hetzelfde geldt voor de eindejaarsuitkering van € 3.473,49 bruto. Ook is verzocht dat werkgever overgaat tot afgifte van salarisspecificatie op straffe van een dwangsom van € 250,-. Ook dit deel van het verzoek zal worden toegewezen, met dien verstande dat de dwangsom wordt gemaximeerd op € 15.000,-. Het verzoek tot betaling van de wettelijke verhoging van 50% wordt ook toegewezen, evenals de wettelijke rente. Hierbij weegt de kantonrechter mee dat werknemer al langere verstoken is geweest van zijn salaris, ook ruimschoots voor de datum van het ontslag op staande voet werd zijn salaris al niet betaald. Toen zijn advocaat een kort geding loonvordering aankondigde bij werkgever, is werknemer op staande voet ontslagen. Aan het kort geding vonnis waarin werkgever is veroordeeld om het achterstallige salaris te betalen (over de periode voorafgaand aan het ontslag op staande voet) heeft werkgever niet voldaan. Werknemer heeft verder onweersproken gesteld dat hij door het niet ontvangen van zijn salaris in ernstige financiële problemen is geraakt, zo dreigt hij zijn huurwoning te verliezen omdat hij de huur niet meer kan betalen. In deze omstandigheden is er geen aanleiding om de wettelijke verhoging te matigen, ondanks de gestelde lastige financiële omstandigheden van werkgever.
Incidentele vordering artikel 223 rechtsvordering
2.12.
Aangezien er direct uitspraak wordt gedaan is er geen reden om op het door werknemer ingestelde provisionele verzoek tot doorbetaling loon te beslissen.
Verrekening met schade van de werkgever afgewezen
2.13.
Het beroep van werkgever op verrekening van het verschuldigde loon met door haar door toedoen van werknemer geleden schade wordt gepasseerd. Een werknemer is pas aansprakelijk voor ontstane schade als die het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de kant van de werknemer. Bewuste roekeloosheid betekent in dit verband dat de werknemer overgaat tot risicovol gedrag, terwijl hij zich bewust is van het risico dat hij neemt. Feiten of omstandigheden die zouden kunnen leiden tot de conclusie dat hiervan sprake is geweest, zijn gesteld noch gebleken. Omdat niet is voldaan aan de stelplicht, wordt aan bewijslevering niet toegekomen.
Het ontbindingsverzoek
De arbeidsovereenkomst wordt niet ontbonden
2.14.
De arbeidsovereenkomst wordt vanwege gebrek aan belang niet ontbonden. Tussen partijen geldt een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, die van rechtswege eindigt op 4 juli 2024. Bij toewijzing van het voorwaardelijke ontbindingsverzoek van werkgever, met inachtneming van art. 7:671b lid 9 BW, zou de arbeidsovereenkomst tegen een latere datum eindigen. Dat betekent dat werkgever slechts belang heeft bij haar ontbindingsverzoek, indien het einde van de arbeidsovereenkomst een gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van de zijde van werknemer: in dat geval heeft werknemer immers geen recht op een transitievergoeding en kan de arbeidsovereenkomst per direct worden ontbonden. De kantonrechter is van oordeel dat geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen door werknemer. Aan de stelling van werkgever dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van werknemer, wordt in feite hetzelfde ten grondslag gelegd als de redenen voor het ontslag op staande voet. De kantonrechter verwijst naar wat zij daarover in 2.6. t/m 2.8. heeft overwogen. Met de in dit verband aan werknemer gemaakte verwijten wordt de hoge lat van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van werknemer bij lange na niet gehaald. Of voor het overige een redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst bestaat, kan gelet op het voorgaande in het midden blijven.
Werkgever moet een transitievergoeding betalen
2.15.
Omdat de arbeidsovereenkomst op initiatief van de werkgever niet wordt verlengd heeft werknemer recht op een transitievergoeding. Op basis van het loon en de duur van de arbeidsovereenkomst is de hoogte van de vergoeding € 2.728,40 bruto. Dit bedrag moet werkgever betalen.
Billijke vergoeding
2.16.
Het verzoek om toekenning van een billijke vergoeding heeft werknemer alleen voorwaardelijk gedaan, voor het geval hij alsnog zou berusten in het ontslag tijdens de procedure. Dit heeft hij niet gedaan, hij heeft zijn primaire verzoek tot vernietiging van het ontslag gehandhaafd. Daarom komt de kantonrechter in deze procedure niet toe aan het verzoek om toekenning van een billijke vergoeding.
Proceskosten
2.17.
Werkgever moet de proceskosten betalen omdat zij voor het grootste deel ongelijk krijgt. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van werknemer tot vandaag vast op € 87,00 aan griffierecht en € 1.086,- aan salaris voor de gemachtigde en € 135,- aan nakosten. Dit is totaal € 1.308,-. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. De wettelijke rente wordt toegewezen.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.18.
Deze beschikking wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 288 Rv). Dat betekent dat de beschikking meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.3. De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
vernietigt de opzegging;
3.2.
veroordeelt werkgever om aan werknemer het loon van € 3.669,- bruto per maand te vermeerderen met de vakantietoeslag en overige emolumenten over de periode september 2023 en over de periode vanaf 1 januari 2024 tot 4 juli 2024, evenals de eindejaarsuitkering van € 3.473,49 bruto, onder verstrekking van de salarisspecificaties op straffe van een dwangsom van € 250,- per dag met een maximum van € 15.000;
3.3.
veroordeelt werkgever tot betaling van de wettelijke verhoging van 50% over het achterstallige salaris, vakantietoeslag en eindejaarsuitkering;
3.4.
veroordeelt werkgever tot betaling van de wettelijke rente over de in 3.2 en 3.3. genoemde bedragen;
3.5.
veroordeelt werkgever om aan werknemer een transitievergoeding van € 2.728,40 bruto te betalen met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd tot de dag dat volledig is betaald;
3.6.
veroordeelt werkgever in de proceskosten, die aan de kant van werknemer tot vandaag worden vastgesteld op € 1.308,- met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na vandaag tot de dag dat volledig is betaald;
3.7.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
3.8.
wijst al het andere af.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.J. Frikkee en in het openbaar uitgesproken.
527

Voetnoten

1.HR 3 maart 1989,