ECLI:NL:RBROT:2024:7432

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 augustus 2024
Publicatiedatum
12 augustus 2024
Zaaknummer
ROT 24/1263
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering WIA-voorschotten door UWV en de beoordeling van het vertrouwensbeginsel en evenredigheidsbeginsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 augustus 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het UWV over de terugvordering van WIA-voorschotten. Eiseres ontving van het UWV een brutobedrag van € 2006,77 aan WIA-voorschotten, maar deze werden teruggevorderd omdat zij in dezelfde periode ook een WW-uitkering ontving. Eiseres stelde dat de terugvordering onterecht was, omdat het UWV haar zou hebben verzekerd dat zij de voorschotten niet terug hoefde te betalen. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres beoordeeld en geconcludeerd dat het UWV terecht de voorschotten heeft teruggevorderd. De rechtbank oordeelde dat er geen schending van het vertrouwensbeginsel was, omdat eiseres op de hoogte was van de mogelijkheid van terugbetaling. Ook het beroep op het evenredigheidsbeginsel werd verworpen, omdat eiseres niet had aangetoond dat zij in betalingsonmacht verkeerde. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de verzoeken van eiseres af.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/1263

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 augustus 2024 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaats] , eiseres,

(gemachtigde: mr. S.M.J. Iqbal),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, UWV,

(gemachtigde: mr. S. Roodenburg).

Inleiding

Met het besluit van 14 september 2023 (primair besluit I) heeft het UWV van eiseres een brutobedrag van € 2006,77 euro teruggevorderd wegens ten onrechte uitbetaalde WIA-voorschotten over de periode 28 juni 2023 t/m 31 juli 2023.
Met het besluit van 19 september 2023 (primair besluit II) heeft het UWV een nettobedrag van € 1.557,72 euro bij eiseres ingevorderd.
Met het besluit van 21 december 2023 (bestreden besluit) heeft het UWV de bezwaren van eiseres tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard.
Het UWV heeft op het door eiseres daartegen ingestelde beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 24 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, de tolk J.E. Hynd, en de gemachtigde van het UWV.

Totstandkoming van het besluit

1. Eiseres is uitgevallen voor haar arbeid en heeft een aanvraag om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) bij het UWV ingediend. Omdat op dat moment niet bekend was of eiseres een WIA-uitkering kon krijgen, is haar bij besluit van 20 juni 2023 vanaf 28 juni 2023 een voorschot op de WIA-uitkering toegekend van € 1.765,67 bruto per maand.
2. In verband met de WIA-aanvraag heeft een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek plaatsgevonden en is met het besluit van 4 augustus 2023 de aanvraag om een WIA-uitkering afgewezen, omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Bij datzelfde besluit is de toekenning van het voorschot per 28 juni 2023 ingetrokken, en vermeld dat als eiseres een WW-uitkering zou worden toegekend, getracht zal worden het teveel uitbetaalde voorschot daarmee te verrekenen.
Vervolgens heeft het UWV bij besluit van 8 augustus 2023 aan eiseres per 28 juni 2023 een WW-uitkering toegekend en die uitbetaald zonder te verrekenen met de reeds uitbetaalde WIA-voorschotten.

Standpunt eiseres

3. Eiseres voert aan dat de terugvordering van de ontvangen WIA-voorschotten onterecht is, omdat de vordering is ontstaan door een doen of nalaten van het UWV. Zij beroept zich verder op het vertrouwensbeginsel, stellende dat in telefonisch contact met het UWV een toezegging zou zijn gedaan dat zij de ontvangen voorschotten niet terug zou hoeven betalen. Eiseres betoogt voorts dat het bestreden besluit is genomen in strijd met het evenredigheidsbeginsel, daar de gevolgen ervan voor haar onevenredig zijn gelet op de onmogelijkheid met minder inkomsten nog in haar dagelijkse levensbehoefte te voorzien. Het UWV had dit nadeel kunnen voorkomen door de openstaande vordering ter zake van de WIA-voorschotten, als toegezegd, met de WW-uitkering, die zij deels met terugwerkende kracht ontving, te verrekenen. Het UWV heeft daarmee ook het motiveringsbeginsel geschonden, nu het voor eiseres nog steeds onduidelijk is waarom dat niet is gebeurd.

Beoordeling door de rechtbank

4. In geschil is of het UWV terecht de voorschotten over de periode van 28 juni tot en met 31 juli 2023 in het kader van de WIA heeft terug- en ingevorderd. De rechtbank beoordeelt dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
5. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de WIA-voorschotten heeft terug- en ingevorderd.
Uit de beslissing van 4 augustus 2023 blijkt dat eiseres per 28 juni 2023 geen WIA-uitkering kan krijgen en dat het voorschot per die datum beëindigd wordt. In deze beslissing is tevens het volgende vermeld:
(..)
U heeft misschien recht op een WW-uitkering. Vraag deze uiterlijk op 18 augustus 2023 aan, zodat u uw inkomsten houdt. Als u een WW-uitkering krijgt, dan proberen wij het te veel ontvangen voorschot daarmee te verrekenen. Hierover krijgt u van ons dan een brief. Als wij beslissen dat u geen WW-uitkering krijgt, dan hoeft u het voorschot in de meeste
gevallen niet terug te betalen. Maar als u geen WW-uitkering aanvraagt, of u vraagt deze te
laat aan, dan moet u het WIA-voorschot wel aan ons terugbetalen.(..)
Eiseres heeft vervolgens een WW-uitkering aangevraagd, die over dezelfde periode van 28 juni 2023 tot en met 31 juli 2023 aan haar is uitbetaald. Dat betekent dat eiseres in die periode zowel voorschotten op basis van de WIA, als een WW-uitkering heeft ontvangen.
6. Het beroep van eiseres op het vertrouwensbeginsel, slaagt niet. In de besluiten van 20 juni 2023 en 4 augustus 2023 staat nadrukkelijk vermeld dat de mogelijkheid bestaat dat de voorschotten moeten worden terugbetaald. Gebleken is uit telefoonnotities van het UWV dat eiseres op 14 juni 2023 telefonisch een voorschot heeft aangevraagd, waarbij zij expliciet is gewezen op het feit dat het bedrag misschien zou moeten worden terugbetaald. Op 21 juni 2023 heeft eiseres de vraag gesteld hoe hoog het voorschot netto wordt en wanneer zij deze ontvangt, omdat zij financiële problemen heeft. Dat er telefoongesprekken met het UWV zijn gevoerd waarin haar anders is voorgespiegeld heeft eiseres niet aannemelijk weten te maken. Gelet daarop faalt haar beroep op het vertrouwensbeginsel reeds bij gebrek aan feitelijke grondslag.
7. Het betoog van eiseres dat het UWV heeft miskend dat er dringende redenen aanwezig waren als bedoeld in artikel 77, zesde lid, van de WIA, om niet tot terugvordering over te gaan, slaagt ook niet. Volgens recente rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) moet niet alleen rekening worden gehouden met de gevolgen van een herziening en terugvordering, maar ook met de oorzaak daarvan. Daarbij moeten alle relevante feiten en omstandigheden worden betrokken, waaronder de vraag wat het eigen aandeel van het bestuursorgaan is in de redenen voor herziening en/of terugvordering. [1] Van een uitzonderlijke of bijzondere situatie, zoals mede bedoeld in de hiervoor aangehaalde jurisprudentie, is niet gebleken. Eiseres heeft daarover ook niets geconcretiseerd. De enkele omstandigheid dat bij de WW-uitbetaling het terug te betalen bedrag aan WIA-voorschot niet is verrekend, levert op zichzelf geen bijzondere omstandigheid op die het UWV tot nadere overwegingen had moeten leiden. Ook de abusievelijke vermelding in primair
besluit I “In onze brief van 4 augustus 2023 lieten wij u weten dat u uw WIA-voorschot niet hoeft terug te betalen” maakt het voorgaande niet anders, reeds omdat eiseres beter wist.
8. Het beroep op het evenredigheidsbeginsel slaagt evenmin. De loutere stelling van eiseres dat zij het bedrag niet kan terugbetalen, vormt geen reden om van terugvordering af te zien. Eiseres heeft de beweerdelijke betalingsonmacht niet met verifieerbare stukken gestaafd, terwijl gebleken is dat het UWV een betalingsregeling met eiseres heeft getroffen.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Haan, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Damen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 augustus 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Raad van 18 april 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:726.