Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 15 maart 2024, met bijlagen;
- het antwoord;
- de repliek, met bijlagen.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak vordert de Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Beroepsgoederenvervoer over de weg (SOOB) betaling van een openstaand bedrag van € 256,62 van de gedaagde partij, die als werkgever onder de werkingssfeer van de SOOB-CAO valt. SOOB stelt dat de gedaagde niet tijdig heeft voldaan aan de betalingsverplichtingen die voortvloeien uit de collectieve arbeidsovereenkomst. De gedaagde heeft wel een deel van de factuur betaald, maar niet het volledige bedrag, waardoor er nog een openstaand saldo resteert. De gedaagde heeft aangevoerd dat de factuur inmiddels is betaald en dat er afspraken zijn gemaakt over de betaling, maar SOOB betwist dit en handhaaft haar eis.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde niet heeft gereageerd op de stellingen van SOOB en dat de gedaagde de factuur niet op tijd heeft betaald. De rechter heeft geoordeeld dat de gedaagde naast de hoofdsom ook bijkomende kosten verschuldigd is, en heeft de vordering van SOOB toegewezen. De gedaagde is veroordeeld tot betaling van het openstaande bedrag en de proceskosten, die in totaal zijn begroot op € 470,97. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als de gedaagde in hoger beroep gaat.
De beslissing van de kantonrechter is als volgt: de gedaagde moet € 256,62 aan SOOB betalen, de gedaagde moet de proceskosten van € 470,97 vergoeden, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad. Alle andere vorderingen zijn afgewezen.