ECLI:NL:RBROT:2024:7241
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuursrechtelijke beoordeling van sluiting van een pand wegens schuldheling
Op 29 juli 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en de burgemeester van de gemeente Schiedam, met zaaknummer ROT 23/714. Deze uitspraak volgt op een eerdere tussenuitspraak van 2 februari 2024, waarin de rechtbank de burgemeester de gelegenheid gaf om een motiveringsgebrek in het bestreden besluit te herstellen. De burgemeester had het besluit tot sluiting van het pand gebaseerd op het aantreffen van gestolen goederen, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet voldoende was voor een sluiting van drie maanden. In de reactie op de tussenuitspraak heeft de burgemeester zijn standpunt herhaald, maar de rechtbank bleef bij haar eerdere oordeel. Eiser betoogde dat de burgemeester niet aannemelijk had gemaakt dat hij zich schuldig had gemaakt aan schuldheling en dat er sprake was van strijd met de onschuldpresumptie.
De rechtbank oordeelde dat de burgemeester in zijn standpunt dat schuldheling aannemelijk was, kon worden gevolgd. De sluiting van het pand werd gerechtvaardigd in het belang van de openbare orde en ter voorkoming van nadelige beïnvloeding van het woon- of leefklimaat. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit, maar bepaalde dat de rechtsgevolgen in stand blijven omdat het motiveringsgebrek was hersteld. Eiser kreeg recht op vergoeding van griffierecht en proceskosten, maar zijn verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. S. Veling, rechter, en is openbaar uitgesproken op 29 juli 2024.