ECLI:NL:RBROT:2024:586
Rechtbank Rotterdam
- Tussenuitspraak
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak inzake de sluiting van een pand door de burgemeester van Schiedam wegens heling van gestolen goederen
In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 2 februari 2024, wordt het beroep van eiser tegen de sluiting van zijn pand door de burgemeester van Schiedam behandeld. De burgemeester had het pand gesloten voor de duur van drie maanden op basis van het aantreffen van gestolen goederen. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. S. Zahri, betwist de sluiting en voert aan dat er geen sprake is van heling, omdat slechts een klein percentage van de onderdelen in het pand van diefstal afkomstig zou zijn. Hij stelt dat de burgemeester niet voldoende heeft gemotiveerd waarom een sluiting noodzakelijk was en dat er geen onderzoek is gedaan naar de omstandigheden van de locatie en de meldingen die zijn gedaan.
De rechtbank oordeelt dat de burgemeester niet voldoende heeft aangetoond dat de sluiting gerechtvaardigd is op basis van de Sanctiestrategie. De rechtbank wijst erop dat de burgemeester de sluiting niet enkel kan baseren op het aantreffen van gestolen goederen, maar dat er ook moet worden aangetoond dat de betrokkene wist of had moeten vermoeden dat het om gestolen goederen ging. De rechtbank geeft de burgemeester de gelegenheid om het motiveringsgebrek te herstellen binnen vier weken na verzending van de uitspraak. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering bij bestuursrechtelijke besluiten en de noodzaak om de proportionaliteit van sancties te waarborgen. Eiser heeft voldoende procesbelang, ondanks dat de sluiting inmiddels is opgeheven, omdat hij schadevergoeding verzoekt voor de onrechtmatige sluiting.