ECLI:NL:RBROT:2024:7093

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 juli 2024
Publicatiedatum
30 juli 2024
Zaaknummer
C/10/658297 / HA ZA 23-474
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van vervoerder voor schade door wanprestatie van afzender in internationale transportovereenkomst

In deze zaak vordert [persoon A], eigenaar van Global IE Agency, schadevergoeding van Maersk A/S en Maersk Line Netherlands B.V. wegens wanprestatie en onrechtmatige daad in verband met de verzending van acht containers van Zuid-Afrika naar Spanje. De rechtbank Rotterdam heeft op 24 juli 2024 uitspraak gedaan in de hoofdzaak en de vrijwaringszaak. De feiten zijn als volgt: [persoon A] heeft een koopovereenkomst gesloten met [gedaagde] voor de levering van kopercathodes, waarbij het CIP-beding van toepassing was. De lading zou door Maersk A/S worden vervoerd. Na betaling van de vrachtkosten door [persoon A] aan Maersk, heeft hij geen originele cognossementen ontvangen, omdat [gedaagde] de ontvanger op het cognossement heeft gewijzigd. De rechtbank oordeelt dat Maersk A/S onrechtmatig heeft gehandeld door te profiteren van de wanprestatie van [gedaagde]. De rechtbank heeft Maersk A/S veroordeeld tot betaling van € 4.364,61 aan [persoon A], te vermeerderen met wettelijke rente. De vorderingen tegen Maersk Line Netherlands zijn afgewezen, omdat zij slechts als agent optrad en niet op de hoogte was van de wijzigingen in de cognossementen. In de vrijwaringszaak is [gedaagde] veroordeeld tot vergoeding van de kosten aan Maersk A/S.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummers / rolnummers: C/10/658297 / HA ZA 23-474 (hoofdzaak) en C/10/675373 / HA ZA 24-234 (vrijwaringszaak)
Vonnis van 24 juli 2024
in de (hoofd)zaak van
[persoon A],
wonende te Nootdorp,
eiser in de hoofdzaak,
(de na de mondelinge behandeling onttrokken) advocaat mr. R. Sinke te Rotterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MAERSK LINE NETHERLANDS B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
2. de vennootschap naar buitenlands recht
MAERSK A/S,
gevestigd te Kopenhagen (Denemarken),
gedaagden in de hoofdzaak,
eisers in de vrijwaringszaak,
advocaat mr. J.K.M. van der Meché te Rotterdam.
en in de (vrijwarings)zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MAERSK LINE NETHERLANDS B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
2. de vennootschap naar buitenlands recht
MAERSK A/S,
gevestigd te Kopenhagen (Denemarken),
gedaagden in de hoofdzaak,
eisers in de vrijwaringszaak,
advocaat mr. J.K.M. van der Meché te Rotterdam.
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
[gedaagde],
kantoorhoudende te [plaats] (Democratische Republiek Congo),
gedaagde in de vrijwaringszaak,
niet verschenen.
Partijen worden hierna [persoon A] , Maersk Line Netherlands, Maersk A/S, Maersk c.s. (gedaagden in de hoofdzaak / eiseressen in de vrijwaringszaak gezamenlijk) en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

in de hoofdzaak

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis in incident van 1 november 2023 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 8;
  • de brief van de rechtbank van 28 december 2023 met daarin de oproep voor de mondelinge behandeling van 23 april 2024;
  • de brief van de rechtbank van 13 maart 2024 met daarin een zittingsagenda;
  • de akte overlegging producties van [persoon A] van 23 april 2024, met producties 20 tot en met 26;
  • de mondelinge behandeling van 23 april 2024 en de ter gelegenheid daarvan door [persoon A] overgelegde spreekaantekeningen;
  • het B-formulier inzake onttrekking advocaat zijdens [persoon A] van 13 mei 2024;
in de vrijwaringszaak
1.2.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in vrijwaring van 12 december 2023, met producties 1 tot en met 4;
  • de brief van Maersk c.s. van 12 maart 2024 met daarin een toelichting op de betekening aan [gedaagde] ;
  • het op 10 april 2024 tegen [gedaagde] verleende verstek.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

Zowel in de hoofdzaak als de vrijwaringszaak kan, gelet op de samenhang, uitgegaan worden van de navolgende feiten.
2.1.
[persoon A] drijft een eenmanszaak onder de naam Global IE Agency. Hij houdt zich onder meer bezig met de handel in grondstoffen.
2.2.
Maersk A/S is een rederij en Maersk Line Netherlands treedt onder meer op als de Nederlandse agent van Maersk A/S.
2.3.
[persoon A] heeft in februari 2021 een overeenkomst gesloten met [gedaagde] met betrekking tot de koop van kopercathodes (hierna: de lading). De lading moest vervoerd worden van Zuid-Afrika naar Spanje. In de koopovereenkomst is het CIP-beding opgenomen op grond waarvan [gedaagde] rekening en risico draagt voor het vervoer van de lading tot aan de aflevering in Spanje.
2.4.
Op 5 oktober 2021 heeft Cargo Shipping Integration PTY Ltd. (hierna: CSI), als expediteur van [gedaagde] , het vervoer geboekt bij Maersk A/S en daartoe namens [gedaagde] een vervoersovereenkomst gesloten met Maersk A/S.
2.5.
Het Support Team van Maersk A/S stuurt op 22 november 2021 een ontvangstbevestiging in reactie op een verzoek van [persoon A] van 21 november 2021. Het verzoek van [persoon A] is weergegeven in de ontvangstbevestiging van Maersk. In voormeld verzoek schrijft [persoon A] onder meer:
“As recently agreed with the Forwarding Agent Cargo Shipping Integration - see the attached Guarantee Letter for your information - all Maersk Charges related to shipments [nummer 1] and [nummer 2] have been transferred to our company Global IE Agency, and this is already visible in Maersk's System as reported to us by Cargo Shipping Integration.
Cargo Shipping Integration asked us to take care of Maersk's charges which will be directly paid to Maersk's bank account, and the Agent's Fees to the Agent's bank account. As soon as both payments are completed, Cargo Shipping Integration will hand over all Cargo Documentation to us including the original Bill of Ladings of both shipments, immediately and without any condition.
We, Global IE Agency, have accepted to do so, but prior payment execution we need Maersk to confirm the following:
-We will execute the payment of the Agent Fees withing 24 hours from now and will send the transaction confirmation to Cargo Shipping Integration and a copy to Maersk by email. Could Maersk confirm and assure us that after payment of the Agent Fees, Cargo Shipping Integration will have no right in Maersk's System to modify the shipping Instructions, or change the nominated consignee of the Bill of Lading details in both shipments [nummer 1] and [nummer 2] .
-We will execute the payment of Maersk's Charges this week and will send the transaction confirmation to Maersk and a copy to Cargo Shipping Integration by email. Could Maersk confirm and assure us that after payment of Maersk's charges, Maersk will oblige Cargo Shipping Integration to hand over all Cargo Documentation to us including the original Bill of Ladings of both shipments [nummer 1] and [nummer 2] , immediately and without any condition.
-Could you send please send us the Bank Account details where Maersk's charge must be paid, and let us know what are the deadlines.”
In reactie op de ontvangstbevestiging stuurt CSI op dezelfde dag aan Maersk c.s. een mail met in kopie [persoon A] waarin zij onder meer het volgende schrijft:
“Release of the original bills will be released to Global IE Agency on under our instruction once payment is received in and the funds are cleared in our bank account we will have no objections if Global IE Agency fulfill their obligations to keep to the agreements as to our letter of guarantee a and Cargo Shipping Intergration Pty Ltd will send a written concern for bills to be released to Global IE Agency once we are totally satisfied with everything.
Once Maersk Lines receive payment from Global IE Agency for both invoices for all the charges and as well as accepting the amendment fees Maersk accounts department needs to advise us so that we may send Maersk our concern to release the said set of bills directly to the paying party Global le Agency.”
Vervolgens stuurt [persoon A] op dezelfde dag in reactie op voorgaande berichten per mail aan Maersk c.s. met in kopie CSI het volgende bericht:
“With reference to our previous correspondence under case number [dossiernummer] , we, Global IE Agency accept to take over Maersk charges related to shipments [nummer 1] and [nummer 2] , and the Agent Fees as requested by the Forwarding Agent Cargo Shipping Integration in the Letter of Guarantee that you received already.As soon as these charges have been paid to Maersk, and the Agent Fees to Cargo Shipping Integration, we will send all transaction confirmations to Maersk with Mr [persoon B] , Manager Director of Cargo Shipping Integration on copy. Then, without any condition and immediately, will Maersk will release both Bill of Ladings ( [nummer 1] and [nummer 2] ) to our company Global IE Agency, including all required Cargo Documentation.”
2.6.
Op de door Maersk A/S afgegeven ‘verify copy’ (concept) cognossementen met nrs. [nummer 2] en [nummer 1] wordt [gedaagde] als afzender aangemerkt en Global IE Agency als ontvanger.
2.7.
Op de (concept) cognossementen wordt steeds verwezen naar de toepasselijkheid van de Maersk ‘Terms for Carriage’. Hierin wordt onder meer het volgende vermeld:

15. Merchant’s Responsibility
(…)
15.2
The Merchant shall be liable for and shall indemnify the Carrier against all loss, damage, delay, fines, attorney fees and/or expenses arising from any breach of any of the warranties in clause 14.3 or elsewhere in this bill of lading and from any other cause whatsoever in connection with the Goods for which the Carrier is not responsible.
(…)

26.Law and Jurisdiction

(…) In all other cases, this bill of lading shall be governed by and construed in accordance with English law (…)”
2.8.
Op 22 november 2021 stuurt Maersk Line Netherlands voor onder meer de vrachtkosten vier facturen aan Global IE Agency voor in totaal € 8.877,66. Deze vier facturen heeft [persoon A] als volgt betaald:

[ AFBEELDING MET HIERIN FACTUURNUMMERS EN REKENINGEN DIE ZIJN BETAALD ]

2.10.
Op 28 december 2021 arriveerde in Spanje het schip van Maersk A/S met aan boord de acht containers waar de lading in had moeten zitten.
2.11.
Op 7 januari 2022 heeft de Spaanse douane zes containers geopend, waarvan (zoals verwoord in een rapport van de Spaanse douane) vier containers leeg waren en twee containers bijna leeg.
2.12.
De twee overige containers, die onderweg waren naar China (cognossement nr. [nummer 2] ), zijn op 3 februari 2022 tijdens transshipment in Maleisië door een Maleisische surveyor onderzocht. Beide containers bleken leeg te zijn, volgens de bevindingen van de surveyor. Deze luiden onder meer als volgt:
“Original Seal No. (..) found still intact on RHS door of the container and noted to be same as stated on the Bill of Lading.”
Ook zijn foto’s van de zegels bijgevoegd in het rapport.
2.13.
[persoon A] heeft per brief van zijn advocaat van 15 november 2022 Maersk A/S en/of Maersk Line Netherlands aansprakelijk gesteld. Maersk c.s. hebben de aansprakelijkheid jegens [persoon A] afgewezen.

3.Het geschil

in de hoofdzaak

3.1.
[persoon A] vordert dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht verklaart dat Maersk c.s. hoofdelijk, althans Maersk Line Netherlands, althans Maersk A/S, aansprakelijk zijn voor alle door [persoon A] geleden schade ten gevolge van de tekortkoming in de nakoming en/of onrechtmatige daad verband houdende met het verschepen van acht containers van Zuid-Afrika naar Spanje, nader op te maken bij staat, en;
Maersk c.s. hoofdelijk te veroordelen, wanneer de een betaalt de ander zal zijn bevrijd, om aan [persoon A] te betalen een bedrag van € 8.877,66, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW vanaf de dag van betaling van de facturen van Maersk door [persoon A] , althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
met veroordeling van Maersk c.s. in de kosten van dit geding.
3.2.
Maersk c.s. voeren verweer en concluderen tot niet-ontvankelijkheid, althans de vorderingen van [persoon A] af te wijzen met, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [persoon A] in de (na)kosten van dit geding, en voor het geval betaling van de (na)kosten niet binnen tien dagen na betekening van dit vonnis plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf bedoelde termijn.
3.3.
Op de stellingen van partijen in de hoofdzaak zal de rechtbank hierna, voor zover relevant, ingaan.
in de vrijwaringszaak
3.4.
Maersk c.s. vorderen dat de rechtbank, indien in het vonnis in de hoofdzaak dan wel in de eventueel daarop volgende schadestaatprocedure zou worden geoordeeld dat Maersk Line Netherlands en/of Maersk A/S gehouden is/zijn om (enig deel van) het door [persoon A] gevorderde te voldoen, bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, in vrijwaring:
I. voor recht verklaart dat [gedaagde] jegens Maersk c.s. verplicht is te betalen al hetgeen Maersk c.s. aan [persoon A] betaald heeft en/of nog zal moeten betalen;
II. [gedaagde] veroordeelt, binnen veertien dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis, tot vergoeding aan Maersk c.s. van al hetgeen Maersk c.s. als gedaagde in de hoofdzaak wordt veroordeelt, met inbegrip van de kostenveroordeling;
III. [gedaagde] veroordeelt in de proceskosten van de vrijwaringsprocedure, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.5.
Van [gedaagde] is geen verweer bekend, omdat zij niet is verschenen.
3.6.
Op de stellingen van partijen in de vrijwaringszaak zal de rechtbank hierna, voor zover relevant, ingegaan.

4.De beoordeling

in de hoofdzaak

De positie van [persoon A] ten opzichte van het vervoer en de lading
4.1.
[persoon A] grondt zijn vorderingen jegens Maersk c.s. primair op wanprestatie en onrechtmatige daad, subsidiair op dwaling en onverschuldigde betaling. Voordat de rechtbank toekomt aan de beoordeling van de daaraan ten grondslag liggende stellingen van [persoon A] , moet eerst worden vastgesteld wat zijn positie is ten opzichte van de lading en het vervoer daarvan.
4.2.
[persoon A] heeft de koopovereenkomst met betrekking tot de lading (inclusief toepassing van het onder 2.3 beschreven CIP-beding) gesloten met [gedaagde] . Op grond van die koopovereenkomst was [persoon A] , zoals ook door Maersk c.s. is aangevoerd, als koper niet verplicht om de vrachtkosten te betalen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [persoon A] de reden van betaling als volgt toegelicht.
[persoon A] wenste als ontvanger op het cognossement te worden vermeld zodat hij de lading in Spanje in ontvangst kon nemen. Indien [gedaagde] als ontvanger zou worden vermeld liep hij teveel risico op vertraging, omdat het in coronatijd moeilijk zou zijn voor [gedaagde] om een visum vanuit Afrika voor Europa te verkrijgen. [persoon A] heeft daarom met [gedaagde] afgesproken dat [persoon A] als ontvanger op het cognossement zou worden vermeld tegen betaling van (onder meer) de vrachtkosten van Durban (Zuid-Afrika) naar Spanje. [persoon A] zou rechtstreeks aan Maersk c.s. betalen en van hen het cognossement ontvangen. Hij verwijst naar de correspondentie onder 2.5 tussen hem, [gedaagde] en Maersk A/S. Desgevraagd verklaarde [persoon A] tijdens de zitting dat Maersk A/S op voormelde berichten nooit een (inhoudelijke) bevestiging heeft gestuurd. Aangezien Maersk A/S een grote rederij is, had [persoon A] echter het vertrouwen dat hij van haar de originele cognossementen zou ontvangen nadat hij de facturen betaald had en dat hij daarmee de lading in Spanje in ontvangst zou kunnen nemen.
4.3.
Maersk c.s. hebben in reactie hierop aangegeven dat bij hen inderdaad bekend was dat [persoon A] de vrachtkosten zou betalen. Op het concept cognossement van 20 november 2021 stond Global IE Agency als ‘invoice party’ vermeld. Daarbij hebben zij ook de berichten van CSI en [persoon A] van 21 november 2021 en 22 november 2021 (zoals weergegeven onder 2.5) ontvangen. Maersk Line Netherlands is daarom als agent van Maersk A/S in beeld gekomen, omdat aan een Nederlandse partij moest worden gefactureerd. Maersk Line Netherlands heeft op 22 november 2021 de facturen opgemaakt ten name van Global IE Agency. [persoon A] kreeg als ‘invoice party’ toegang tot het boekingssysteem, maar hij was geen contractspartij en kon zelf ook geen wijzigingen doorvoeren, aldus Maersk c.s. Dat [persoon A] – na betaling van de vracht aan Maersk c.s. en kosten aan CSI – het originele cognossement zou ontvangen, was volgens Maersk c.s. een afspraak onder de koopovereenkomst, niet onder de vervoersovereenkomst. Global IE Agency is nooit op het originele cognossement als ontvanger aangemerkt, omdat [gedaagde] de ontvanger in het boekingssysteem heeft laten wijzigen. De afzender heeft het recht om de ontvanger op een concept cognossement te wijzigen. Daar heeft de vervoerder in beginsel weinig over te zeggen, aldus Maersk c.s.
4.4.
De rechtbank overweegt als volgt. [persoon A] heeft met de wijze die hij voor ogen had en met hetgeen hij met [gedaagde] heeft afgesproken, een risico genomen. Zoals Maersk c.s. ook hebben aangegeven, had [gedaagde] het recht om de op de cognossementen te vermelden ontvanger te wijzigen. Dit recht is voorbehouden aan de afzender als opdrachtgever van de vervoerder. [persoon A] heeft beoogd om [gedaagde] dit recht te ontzeggen door Maersk A/S op 21 november 2022 (zie het bericht onder 2.5) te verzoeken om hem te bevestigen dat CSI na betaling van de vrachtkosten en agentkosten de ontvanger niet meer kan wijzigen, maar Maersk c.s. hebben zich hiermee nooit akkoord verklaard. [persoon A] mocht er dan ook niet vanuit gaan dat CSI (namens [gedaagde] ) de ontvanger niet meer kon wijzigen na betaling van de kosten. [persoon A] heeft ook nooit een definitief cognossement ontvangen. Dat de ontvanger uiteindelijk toch is gewijzigd en dat aan [persoon A] daardoor geen originele cognossementen zijn overhandigd, komt dan ook voor zijn eigen rekening en risico. De rechtbank merkt ten overvloede op dat [persoon A] zijn beoogde doel wel op een andere manier had kunnen bereiken door bijvoorbeeld de vervoersovereenkomst op zijn naam te laten zetten en als afzender op te treden (contractsovername). Hij zou dan contractspartij bij de vervoersovereenkomst zijn geworden. Op die manier zou hij minder risico hebben gelopen.
Zijn Maersk c.s. tekort geschoten in de nakoming van hun verplichtingen onder een overeenkomst?
4.5.
De door [persoon A] gevorderde verklaring voor recht ziet onder meer op het door hem gestelde tekortschieten van Maersk c.s.
[persoon A] stelt dat hij een betalingsafspraak had met Maersk c.s. op grond waarvan Maersk c.s. de originele cognossementen moesten afgeven aan [persoon A] na betaling van de facturen van onder meer de vracht. Nu [persoon A] na betaling van de facturen de originele cognossementen niet van Maersk c.s. heeft ontvangen, zijn zij in de nakoming van hun verplichtingen op grond van voormelde afspraak tekort geschoten. Als een gevolg daarvan ontbindt [persoon A] de overeenkomst met Maersk c.s. (de betalingsafspraak) op grond van artikel 6:265 BW en vordert hij ook terugbetaling van Maersk c.s..
4.6.
Maersk c.s. betwisten dat zij partij waren bij een overeenkomst met [persoon A] . De afspraak dat [persoon A] tegen betaling van de facturen van Maersk Line Netherlands de twee originele cognossementen van Maersk A/S zou ontvangen was een afspraak onder de koopovereenkomst. Dit was geen separate betalingsafspraak met Maersk c.s. en/of onderdeel van de vervoersovereenkomst. [persoon A] is ook nooit partij geworden bij de vervoersovereenkomst. Bij gebrek aan enige overeenkomst kan ook geen sprake zijn van een tekortkoming, aldus Maersk c.s.
4.7.
De rechtbank volgt Maersk c.s. in hun verweer. [persoon A] heeft met [gedaagde] , in afwijking van hetgeen partijen in de koopovereenkomst zijn overeengekomen, de afspraak gemaakt dat hij de vracht zou betalen. Deze afspraak was dan ook onderdeel van de koopovereenkomst. Maersk A/S is daarvan op de hoogte gebracht, maar is daardoor geen contractspartij geworden bij deze overeenkomst. Een ieder mag immers de schuld van een ander voldoen. Hetzelfde geldt voor Maersk Line Netherlands die als agent van Maersk A/S optrad. Van een separate (betalings)overeenkomst met Maersk c.s. is geen sprake. De vordering wordt op deze grondslag afgewezen.
4.8.
Dit heeft ook tot gevolg dat het beroep op dwaling (artikel 6:228 BW) dat door [persoon A] subsidiair is gedaan, niet slaagt. Nu tussen [persoon A] en Maersk c.s. geen overeenkomst tot stand gekomen is, kan ook geen sprake zijn van dwaling.
Hebben Maersk c.s. onrechtmatig jegens [persoon A] gehandeld?
4.9.
De door [persoon A] gevorderde verklaring voor recht en gevorderde betaling zien ook op het door hem gestelde onrechtmatig handelen van Maersk c.s.
4.10.
Ter onderbouwing van zijn standpunt dat Maersk c.s. onrechtmatig jegens hem hebben gehandeld, voert [persoon A] een vijftal verrichte of juist nagelaten handelingen van Maersk c.s. aan die volgens hem als onrechtmatige gedragingen kunnen worden gekwalificeerd:
Maersk c.s. hebben ten onrechte nagelaten om de originele cognossementen aan [persoon A] te verstrekken, terwijl Global IE Agency als ontvanger op de concept cognossementen stond en [persoon A] degene was die de vrachtkosten heeft betaald;
Maersk c.s. hebben ten onrechte geweigerd om in Spanje de lading aan [persoon A] te overhandigen, terwijl hij heeft betaald voor het transport en derhalve mocht verwachten dat de lading aan hem zou worden vrijgesteld;
Maersk c.s. hebben ten onrechte nagelaten om [persoon A] te informeren over de verschepingen van de containers en de wijzigingen ten aanzien hiervan, zoals het wijzigen van de ontvanger. [persoon A] verzoekt in dat kader tevens om Maersk c.s. de bescheiden rondom het onderzoek van de Spaanse douane en de surveyor in Singapore over te laten leggen op grond van artikel 22 Rv;
Maersk c.s. hebben medewerking verleend en toegelaten dat [gedaagde] tekort zou schieten in de nakoming van haar verplichtingen op grond van haar afspraken met [persoon A] door wijzigingen op de cognossementen door te voeren op verzoek van [gedaagde] waardoor [persoon A] daarop niet meer als ontvanger stond vermeld. Dit terwijl Maersk c.s. wisten welk belang [persoon A] had bij nakoming van de afspraken met [gedaagde] . Zij wisten ook dat [persoon A] de vrachtkosten betaalde en wat daarvoor de achterliggende reden en het belang van [persoon A] was.
Ten slotte hebben Maersk c.s. [persoon A] gedwongen om een advocaat in te schakelen door geen informatie aan [persoon A] persoonlijk te verstrekken over de containers.
Verder heeft [persoon A] gesteld dat de containers mogelijk in Spanje zijn leeg gehaald (al dan niet door Maersk A/S). Het Spaanse rapport bevat volgens [persoon A] onregelmatigheden en uit het online systeem van Maersk A/S blijkt dat de containers in Spanje de terminal hebben verlaten en later weer zijn teruggekeerd met lagere gewichten.
4.11.
Maersk c.s. hebben – naast hetgeen onder 4.3 weergegeven – aangevoerd dat Maersk Line Netherlands slechts als Nederlandse agent van Maersk A/S optrad en aan hen ten aanzien van de door [persoon A] aangevoerde punten geen onrechtmatig handelen kan worden toegerekend. Ook betwisten zij dat Maersk A/S onrechtmatig heeft gehandeld. Volgens Maersk c.s. is [persoon A] mogelijk opgelicht door [gedaagde] , zijn contractuele wederpartij onder de koopovereenkomst, en probeert hij nu Maersk c.s. aansprakelijk te houden zonder dat daarvoor enige grondslag bestaat.
4.12.
De rechtbank is van oordeel dat de hiervoor door [persoon A] gestelde gedragingen onder 1, 2, 3 en 5 geen onrechtmatig handelen opleveren aan de zijde van Maersk c.s.
Zoals hiervoor overwogen, heeft [gedaagde] van haar recht om de ontvanger te wijzigen gebruik gemaakt, waardoor [persoon A] uiteindelijk niet op de originele cognossementen als ontvanger is genoemd. Hoewel Global IE Agency als ontvanger op de concept cognossementen stond vermeld, stond zij niet op de definitieve c.q. originele cognossementen. De concept cognossementen hebben geen waarde en hieraan kunnen dan ook geen rechten worden ontleend. Ook door het betalen van de vrachtkosten ontstaat geen recht op het originele cognossement. Hieruit volgt dat de door [persoon A] gestelde gedragingen onder 1 niet kwalificeren als onrechtmatig handelen van Maersk c.s. Zonder het originele cognossement kon [persoon A] ook geen afgifte van de goederen in Spanje afdwingen (het tweede punt). Door te weigeren om de lading aan [persoon A] te overhandigen hebben Maersk c.s. aldus niet onrechtmatig gehandeld. Dat zij Global IE Agency hadden moeten informeren over de verschepingen van de containers en de wijzigingen ten aanzien hiervan (het derde punt), klopt evenmin. De vervoerder heeft in beginsel slechts een rechtsverhouding met de afzender. [persoon A] is nooit toegetreden tot deze vervoerovereenkomst en heeft dan ook geen recht op informatie rondom het vervoer. De omstandigheden rondom het leeg aantreffen van de containers in Spanje en Maleisië (zie 2.11 en 2.12) maken dit niet anders. Aangezien [persoon A] hierbij dan ook geen procesbelang heeft, wordt het verzoek op grond van artikel 22 Rv om informatie hieromtrent te verstrekken, afgewezen.
De rechtbank gaat er ook niet in mee dat Maersk c.s. [persoon A] zouden hebben gedwongen om een advocaat in te schakelen (het onder 5. gestelde onrechtmatig handelen). Het was een eigen keuze van [persoon A] om een advocaat in te schakelen op het moment dat hij geen informatie ontving over de containers. Het stond Maersk c.s. vrij om aan [persoon A] persoonlijk geen informatie te geven.
4.13.
Wat betreft de stelling van [persoon A] dat de containers mogelijk in Spanje (door Maersk A/S) zijn leeggehaald oordeelt de rechtbank dat [persoon A] dit niet, althans onvoldoende gemotiveerd heeft onderbouwd. Maersk c.s. hebben toegelicht dat Maersk A/S de containers niet zelf heeft gewogen in Zuid-Afrika, maar dat het verscheepte gewicht is gebaseerd op hetgeen door [gedaagde] als afzender is doorgegeven. Dat was ook conform de vervoerovereenkomst, waarin staat: “Shipper’s Load, Stow, Weight and Count”. Daarnaast zijn de containers door of namens [gedaagde] verzegeld en zijn deze zegels in Spanje door de douane en experts intact aangetroffen, zoals blijkt uit het Spaanse rapport. Dit is niet door [persoon A] betwist. De rechtbank gaat dan ook aan zijn stelling voorbij.
4.14.
De rechtbank komt vervolgens toe aan de vraag of Maersk c.s. onrechtmatig hebben gehandeld door het verlenen van medewerking en/of door het hebben toegelaten dat [gedaagde] tekort zou schieten in de nakoming van haar verplichtingen op grond van de afspraken met [persoon A] (het onder 4. gestelde onrechtmatig handelen). De rechtbank beantwoordt deze vraag wat betreft Maersk A/S bevestigend en oordeelt dat Maersk A/S op onrechtmatige wijze heeft geprofiteerd van de wanprestatie van [gedaagde] (zie hieronder bij 4.14.2 e.v.).
Wat betreft Maersk Line Netherlands oordeelt de rechtbank dat niet is komen vast te staan dat zij onrechtmatig heeft gehandeld (zie hieronder bij 4.15).
4.14.1.
Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad is het profiteren van een wanprestatie op zichzelf tegenover de derde niet onrechtmatig. Van onrechtmatigheid is pas sprake als (in dit geval) Maersk c.s. wisten of behoorden te weten dat [gedaagde] wanprestatie pleegt tegenover [persoon A] en bovendien sprake is van bijkomende omstandigheden (zie onder meer het arrest van de Hoge Raad van 17 mei 1985, ECLI:NL:HR:1985:AG5024 en ook latere uitspraken).
4.14.2.
Dat de tussen [persoon A] en [gedaagde] gemaakte afspraken rondom de betaling van de vracht voor Maersk A/S kenbaar waren, is niet in geschil. Uit het verzoek van [persoon A] en de daarop volgende bevestiging van CSI (zie onder 2.5) van 21 november 2021 en 22 november 2021 blijkt dat [persoon A] slechts bereid was om de (vracht)kosten van Maersk A/S te betalen als hij als ontvanger op de originele cognossementen zou worden vermeld. Zodra [persoon A] de vrachtkosten aan Maersk A/S en de agentkosten aan CSI zou hebben betaald, zou Maersk A/S (na akkoord van CSI) de twee cognossementen rechtstreeks aan [persoon A] sturen. Maersk A/S wist dus dat [persoon A] de lading zelf in ontvangst wilde nemen. Maersk A/S heeft ook gehoor gegeven aan het verzoek van [persoon A] om de kosten te betalen, door Maersk Line Netherlands de facturen op naam van Global IE Agency te laten zetten. Tijdens de mondelinge behandeling is namens Maersk c.s. aangevoerd dat indien [gedaagde] aan haar had medegedeeld dat de originele cognossementen aan [persoon A] konden worden afgegeven, Maersk A/S dat ook zou hebben gedaan. In plaats daarvan heeft [gedaagde] een wijziging van de ontvanger op de cognossementen doorgevoerd die niet in lijn was met voornoemde verwachting van [persoon A] , met als gevolg dat hij geen originele cognossementen meer zou ontvangen en hij ook geen rechten ten aanzien van de lading zou kunnen uitoefenen. De rechtbank gaat er vanuit dat [gedaagde] de ontvanger op 9 december 2021 heeft laten wijzigen. Dit volgt uit een door Maersk c.s. overgelegde brief van [gedaagde] aan CSI d.d. 9 december 2021, waarin de instructie wordt gegeven dat Global IE Agency niet meer als ontvanger op het cognossement moet worden vermeld (zie 2.9). Bij gebrek aan andere aanwijzingen gaat de rechtbank er vanuit dat Maersk A/S vanaf die datum op de hoogte was van de wijziging. Vanaf dat moment wist zij dus ook dat [gedaagde] tekort zou schieten in het nakomen van voornoemde afspraak met [persoon A] . [persoon A] had (al) een deel van de kosten van Maersk A/S betaald, maar zou niet op de originele cognossementen als ontvanger worden vermeld. Dat betekent dat vanaf die datum sprake heeft kunnen zijn van enig profiteren door Maersk A/S van de wanprestatie aan de zijde van [gedaagde] . Naar het oordeel van de rechtbank heeft Maersk A/S geprofiteerd van de wanprestatie door de op dat moment openstaande factuur ad € 4.364,61 (op naam van Global IE Agency) te (laten) incasseren. [persoon A] heeft deze factuur pas op 15 december 2021 betaald, zoals blijkt uit een betalingsbewijs dat door [persoon A] is overgelegd en dat niet door Maersk c.s. is betwist. De rechtbank begrijpt dat [persoon A] wel nog steeds als ‘invoice party’ stond vermeld. Gelet op voorgaande wist Maersk A/S echter dat [persoon A] niet een derde partij was die als ‘invoice party’ de kosten op zich zou nemen. Door deze betaling te accepteren heeft Maersk A/S geprofiteerd van de wanprestatie aan de zijde van [gedaagde] .
4.14.3.
Zoals hiervoor overwogen, zijn naast de wetenschap van de wanprestatie en het profiteren hiervan, ook bijzondere omstandigheden vereist om te oordelen dat het profiteren van andermans wanprestatie onrechtmatig is. Naar het oordeel van de rechtbank zit dat in dit geval in het tot twee keer toe aan [persoon A] versturen van (oude) concept cognossementen waarop [persoon A] , althans Global IE Agency, nog als ontvanger stond vermeld, terwijl dat op dat moment niet meer het geval was. [persoon A] heeft e-mails van 16 december 2021 en 4 januari 2022 van Maersk Netherlands Line overgelegd waarin wordt verwezen naar een cognossement. Bij de laatste e-mail is als bijlage meegestuurd een concept cognossement voor alle acht containers waarbij nog steeds Global IE Agency als ontvanger staat vermeld. Dit terwijl de ontvanger op dat moment al was gewijzigd. Hetzelfde geldt volgens [persoon A] voor de e-mail van 16 december 2021. Dat hetzelfde concept cognossement is meegestuurd is niet door Maersk c.s. betwist, zodat de rechtbank daarvan uitgaat. Naar aanleiding van de e-mail van 16 december 2021 heeft [persoon A] nog een vraag gesteld over het gegeven dat hij eerst twee separate concept cognossementen ontving (één voor zes containers en één voor twee containers) en nu één voor alle acht containers. Deze e-mail met de vraag van [persoon A] heeft Maersk Line Netherlands op dezelfde dag intern doorgestuurd. Dat hier een inhoudelijke reactie op is gekomen is gesteld noch gebleken. Op het moment van versturen van beide e-mails waren de betreffende cognossementen reeds gewijzigd. Deze e-mails van Maersk Line Netherlands zijn aan Maersk A/S toe te rekenen, omdat zij Maersk Line Netherlands – die volgens Maersk c.s. slechts als agent van Maersk A/S optrad – had moeten informeren over de doorgevoerde wijzigingen. Dit heeft zij kennelijk niet gedaan. Maersk A/S heeft dus niet alleen nagelaten om (bij) [persoon A] te informeren over(naar) de wijzigingen, zij heeft ook door de verkeerde concept cognossementen te (laten) versturen [persoon A] lange tijd in de waan gelaten dat hij nog steeds als ontvanger zou staan vermeld op de cognossementen.
4.14.4.
De rechtbank oordeelt daarom dat Maersk A/S jegens [persoon A] gehandeld heeft in strijd met hetgeen haar volgens het ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Deze onrechtmatige daad kan aan Maersk A/S worden toegerekend, omdat zij de gevolgen hiervan heeft kunnen overzien en daardoor anders had moeten handelen. Maersk A/S wist immers dat [persoon A] de laatste factuur niet zou hebben betaald indien hij had geweten dat hij de originele cognossementen nooit zou ontvangen (de wanprestatie zijdens [gedaagde] ). Maersk A/S had deze betaling niet zonder meer mogen accepteren. Het is om die reden ook afdoende gebleken dat [persoon A] schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen van Maersk A/S.
4.14.5.
Vervolgens moet de omvang van de aansprakelijkheid van Maersk A/S worden bepaald. In dat verband komt nader aan de orde in hoeverre de door [persoon A] gestelde schade het gevolg is van het aan Maersk A/S verweten handelen.
Als schadevergoedingsmaatstaf geldt, kort gezegd, dat [persoon A] door Maersk A/S zoveel mogelijk in de positie moet worden gebracht waarin [persoon A] zou hebben verkeerd indien Maersk A/S niet onrechtmatig had gehandeld. Maersk A/S had de betaling van de laatste factuur ad € 4.364,61 niet mogen accepteren. Voor dit bedrag is Maersk A/S aansprakelijk jegens [persoon A] . De andere facturen van Maersk c.s. zijn reeds op 21 november, 25 november en 29 november 2021 door [persoon A] betaald. Dit was dus nog voordat Maersk A/S op de hoogte was van de wanprestatie zijdens [gedaagde] en dit kan dus niet in causaal verband staan met de onrechtmatige daad van Maersk A/S. De aansprakelijkheid van Maersk A/S gaat in dit geval ook niet zo ver dat zij aansprakelijk kan worden gehouden voor de overige door [persoon A] gestelde schade, waaronder de kosten die [persoon A] aan Wharf Marine Services (PTY) Ltd. (ten aanzien van de voorbereiding van de verschepingen) en CSI heeft betaald, de gederfde winst die [persoon A] had kunnen behalen indien de lading aan hem was geleverd en/of de immateriële schade die door [persoon A] (en zijn gezin) is geleden. Voor zover deze al aan Maersk A/S zouden kunnen worden toegerekend, heeft [persoon A] de door hem opgevoerde betalingen aan Wharf Marine Services (PTY) Ltd. en CSI reeds in november 2021 verricht. De schade als gevolg van het niet in ontvangst kunnen nemen van de lading kan gelet op hetgeen onder 4.12 is overwogen ook in redelijkheid niet aan Maersk A/S worden toegerekend. Hetzelfde geldt voor de gestelde immateriële schade.
4.15.
De rechtbank zal de vorderingen wat betreft Maersk Line Netherlands afwijzen. Als onbetwist staat vast dat zij slechts als agent van Maersk A/S optrad en alleen verantwoordelijk was voor het opstellen van de facturen. Niet gesteld of gebleken is dat zij op de hoogte was van de inhoud van de (concept) cognossementen en/of het vervoer. [persoon A] maakt in zijn onderbouwing ook geen onderscheid tussen de twee entiteiten. Dat Maersk Line Netherlands op dit punt iets kan worden verweten is daarom niet, althans onvoldoende gemotiveerd onderbouwd.
Conclusie
4.16.
Gelet op het voorgaande is voldoende gesteld en vast komen te staan om Maersk A/S te kunnen veroordelen tot betaling van een bepaald bedrag, zodat verwijzing naar de schadestaat niet nodig is. De gevorderde verklaring voor recht zal worden afgewezen omdat gesteld noch gebleken is dat [persoon A] daarbij nog een afzonderlijk belang heeft. De rechtbank zal Maersk A/S veroordelen om aan [persoon A] te betalen een bedrag van € 4.364,61. Nu geen sprake is van een handelstransactie tussen Maersk A/S en [persoon A] , zal hierover de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW worden toegewezen vanaf 9 december 2021 (de dag dat Maersk A/S bekend is geworden met de wanprestatie).
Proceskostenveroordeling
4.17.
Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de in de beslissing te vermelden wijze.
in de vrijwaringszaak
Bevoegdheid en het toepasselijke recht
4.18.
De rechtbank zal eerst onderzoeken of zij bevoegd is om dit geschil te beoordelen, en zo ja, welk recht daarbij van toepassing is. Het betreft namelijk een geschil met een internationaal karakter, omdat [gedaagde] in Congo gevestigd is, Maersk Line Netherlands in Nederland en Maersk A/S in Denemarken.
4.19.
Er is geen sprake van een toepasselijk verdrag of EU-verordening met betrekking tot de bevoegdheid. Daarom wordt de bevoegdheid bepaald aan de hand van het commune internationale bevoegdheidsrecht (artikel 1 Rv). Aangezien de rechtbank Rotterdam bevoegd is in de hoofdzaak, is zij krachtens artikel 216 Rv ook bevoegd om van onderhavige vrijwaringszaak kennis te nemen.
Voor de beoordeling van de vraag welk recht moet worden toegepast, is de Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I) bepalend. Hoewel Congo geen partij is bij deze verordening geldt deze namelijk wel, gezien de universele werking daarvan (artikel 2 Rome I). Maersk c.s. verwijzen naar het overeengekomen toepasselijke recht in de Maersk ‘Terms for Carriage’, zijnde Engels recht. Bij de beoordeling van dit geschil is daarom Engels recht van toepassing (artikel 3 Rome I).
De vordering
4.20.
Het gevorderde komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal worden toegewezen, met uitzondering van de gevorderde verklaring voor recht omdat gesteld noch gebleken is dat Maersk c.s. daarbij nog een afzonderlijk belang heeft.
4.21.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Maersk c.s. hebben in de dagvaarding aangegeven dat zij de daadwerkelijk door hen gemaakte advocaatkosten vorderen op grond van artikel 15.2 van de Maersk Terms for Carriage en dat zij hiervoor tijdig een gespecificeerd kostenoverzicht in het geding zullen brengen. Dit laatste is echter nooit gebeurd, zodat de rechtbank de vordering voor daadwerkelijk gemaakte advocaatkosten afwijst als zijnde niet, althans onvoldoende gemotiveerd onderbouwd. De proceskosten worden aan de zijde van Maersk c.s. conform het liquidatietarief begroot op:
- dagvaarding € 129,14
- salaris advocaat
€ 614,00 (1,0 punt × tarief € 614)
Totaal € 743,14
4.22.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank
in de hoofdzaak
5.1.
veroordeelt Maersk A/S om aan [persoon A] te betalen een bedrag van € 4.364,61, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 9 december 2021 tot aan de dag van algehele betaling;
5.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.3.
verklaart dit vonnis in de hoofdzaak tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in de vrijwaringszaak
5.5.
veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis, te vergoeden aan Maersk A/S al hetgeen waartoe Maersk A/S als gedaagde in de hoofdzaak wordt veroordeeld;
5.6.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de vrijwaringszaak aan de zijde van Maersk c.s. tot op heden begroot op € 743,14;
5.7.
veroordeelt [gedaagde] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
5.8.
verklaart dit vonnis in de vrijwaringszaak tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.9.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Santema. Het is ondertekend door de rolrechter en in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2024.
3597/3266/32