Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[persoon A] ,
[persoon B],
[persoon C],
[persoon D],
1.Samenvatting
2.De procedure
- de dagvaarding, met producties 1 tot en met 28;
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie, met producties 1 tot en met 7;
- de oproepingsbrieven van de rechtbank van 15 september 2023, waarbij een mondelinge behandeling is gepland op 11 december 2023;
- de e-mailberichten van partijen van 27 en 28 september 2023 over het verzoek van eiseressen om de mondelinge behandeling te combineren met een descente;
- het e-mailbericht van de rechtbank van 2 oktober 2023 met de beslissing dat op 11 december 2023 alleen een mondelinge behandeling zal plaatsvinden en niet ook een descente;
- de brieven van de rechtbank van 20 november 2023 met daarin een zittingsagenda;
- de brief van de rechtbank van 11 december 2023 waarbij, na overleg met partijen, een nieuwe datum voor de mondelinge behandeling is bepaald op 6 februari 2024 vanwege verhinderingen aan de zijde van de advocaten van eiseressen;
- de akte overlegging producties, tevens akte wijziging/vermeerdering eis in conventie, tevens conclusie van antwoord in reconventie, met producties 29 tot en met 45;
- de akte overlegging nadere producties van [persoon C] c.s., met producties 8 tot en met 10;
- de mondelinge behandeling van 6 februari 2024 en de bij die gelegenheid overgelegde spreekaantekeningen van [persoon A] c.s. en [persoon C] c.s.
3.De feiten
4.Het geschil
in conventie
5.De beoordeling
kunnenzijn is onvoldoende. De vordering wordt afgewezen.
ondergrond/fundatie van bestrating is weggespoeld. Ook de niet vlakke bestrating is mogelijk de oorzaak van een onjuiste of onvoldoende aangebrachte fundering”. De rechtbank leest hierin geen concrete stellingname dat sprake is van een onjuiste of onvoldoende aangebrachte fundering. Niet gesteld of gebleken is dat het aanbrengen van folies onderdeel was van de overeenkomst. Indien de bestrating niet vlak door [persoon C] c.s. is aangelegd, was dat voor [persoon A] c.s. reeds waarneembaar bij oplevering/ingebruikname. Dat is dus geen verborgen gebrek. Verder kan, zoals ook door [persoon C] c.s. is aangevoerd, de ondergrond/fundatie plaatselijk zijn weggespoeld door (zware) regenval. Zonder nadere onderbouwing, die niet is gegeven, betekent dit nog niet dat de fundatie onjuist of onvoldoende was. De vordering wordt daarom afgewezen.
[voornaam persoon B] vindt het ook mooi, aan de bovenzijde nog iets van afdekking maken. Hardsteen of iets anders?”. Vervolgens staat op de factuur van [persoon C] c.s. van 27 juli 2020 onder meer: “
Leveren en plaatsen van hardsteen trap treden en afwerk randen op de tuin muur”. Volgens [persoon C] c.s. was slechts overeengekomen dat hardsteen op de traptreden zou liggen, niet op de randen. De rechtbank volgt [persoon C] c.s. hierin niet. Uit de factuur volgt dat de muren wel degelijk een afwerkrand zouden krijgen en op foto 18 van het expertiserapport is te zien dat deze rand ontbreekt. [persoon C] c.s. hebben de stelling van [persoon A] c.s. dat de afwerkrand op de muren van hardsteen moet zijn niet, althans onvoldoende gemotiveerd weersproken. De rechtbank oordeelt dat [persoon C] c.s. voor het ontbreken hiervan aansprakelijk zijn. De expert van [persoon A] c.s. heeft hiervoor geen schadebedrag gegeven. Verder zijn er onvoldoende feiten en omstandigheden door partijen gegeven om de schade te begroten. Dit zal in de schadestaatprocedure moeten worden vastgesteld.
Groep 1 nog niet uitgevoerd met betrekking tot de offerte (..)”). Zij hebben uitgelegd dat zij deze werkzaamheden uiteindelijk niet hebben uitgevoerd vanwege het onplezierige overleg van 3 mei 2022 met [persoon A] c.s. (zie ook de brief van [persoon C] c.s. aan [persoon A] c.s. onder 3.12). Waarom [persoon C] c.s., ook al hebben zij de laatste werkzaamheden niet uitgevoerd, niettemin aanspraak kunnen maken op de laatste termijn is niet, althans onvoldoende onderbouwd toegelicht gezien het verweer daartegen van [persoon A] c.s. Dit geldt temeer nu tussen partijen niet in geschil is dat de overeengekomen aanneemsom van € 250.000,00 betrekking had op de overeengekomen werkzaamheden. Niet gesteld of gebleken is dat die laatste termijn ziet op uitgevoerde werkzaamheden waarvoor [persoon A] c.s. ten onrechte nog niet zouden hebben betaald. Op grond van het ontbreken van een deugdelijke grondslag wijst de rechtbank dit onderdeel van de vordering van [persoon C] c.s. in reconventie af.