ECLI:NL:RBROT:2024:7089

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 juli 2024
Publicatiedatum
30 juli 2024
Zaaknummer
C/10/662707 / HA ZA 23-644
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid hovenier voor tekortkomingen in tuinwerkzaamheden en werkzaamheden aan een boot

In deze zaak hebben [persoon A] en [persoon B] (eisers) een vordering ingesteld tegen [persoon C] en [persoon D] (gedaagden) wegens tekortkomingen in de uitvoering van tuinwerkzaamheden en werkzaamheden aan een boot. De rechtbank heeft vastgesteld dat de hovenier gedeeltelijk tekortgeschoten is in de uitvoering van de tuinwerkzaamheden, maar niet in de werkzaamheden aan de boot. De eisers hebben schadevergoeding gevorderd, die door de rechtbank gedeeltelijk is toegewezen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de hovenier niet aansprakelijk is voor de gebreken die bij oplevering kenbaar waren en dat de eisers de werkzaamheden aan de boot niet voldoende hebben onderbouwd. De rechtbank heeft de vordering van de eisers tot schadevergoeding in conventie gedeeltelijk toegewezen en de vordering in reconventie van de hovenier tot betaling van de laatste termijn van de aanneemsom toegewezen. De zaak is verwezen naar de schadestaat voor verdere vaststelling van de schade.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/662707 / HA ZA 23-644
Vonnis van 17 juli 2024
in de zaak van

1.[persoon A] ,

wonende te Bergschenhoek,
2.
[persoon B],
wonende te Bergschenhoek,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
REMAR BOUW B.V.,
gevestigd te Bleiswijk,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. M.W. Kox te Amsterdam,
tegen
1. de vennootschap onder firma
[naam V.O.F.],
gevestigd te Gouda,
2.
[persoon C],
wonende te Gouda,
3.
[persoon D],
wonende te Gouda,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. H.J. Doelman te Alphen aan den Rijn.
Eisers worden hierna [persoon A] , [persoon B] , Remar Bouw en (eisers tezamen) [persoon A] c.s. genoemd. Gedaagden worden hierna [naam V.O.F.] , [persoon C] , [persoon D] en (gedaagden tezamen) [persoon C] c.s. genoemd.

1.Samenvatting

[persoon C] c.s. hebben werkzaamheden verricht aan de tuin en aan de boot van [persoon A] en [persoon B] in opdracht van [persoon A] c.s. In deze procedure gaat het om de vraag of zij hierin zijn tekortgeschoten en aansprakelijk zijn voor de door [persoon A] c.s. gestelde schade. De rechtbank oordeelt dat [persoon C] c.s. gedeeltelijk zijn tekortgeschoten in de uitvoering van de tuinwerkzaamheden. Voor zover de rechtbank de schade niet in deze procedure heeft kunnen vaststellen, wordt de zaak verwezen naar de schadestaat. In reconventie wordt de vordering van [persoon C] c.s. voor betaling van het laatste deel van de aanneemsom afgewezen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn [persoon C] c.s. niet tekortgeschoten in de uitvoering van de werkzaamheden aan de boot. Die vorderingen van [persoon A] c.s. in conventie worden afgewezen en de vordering van [persoon C] c.s. (op dit punt) toegewezen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, met producties 1 tot en met 28;
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie, met producties 1 tot en met 7;
  • de oproepingsbrieven van de rechtbank van 15 september 2023, waarbij een mondelinge behandeling is gepland op 11 december 2023;
  • de e-mailberichten van partijen van 27 en 28 september 2023 over het verzoek van eiseressen om de mondelinge behandeling te combineren met een descente;
  • het e-mailbericht van de rechtbank van 2 oktober 2023 met de beslissing dat op 11 december 2023 alleen een mondelinge behandeling zal plaatsvinden en niet ook een descente;
  • de brieven van de rechtbank van 20 november 2023 met daarin een zittingsagenda;
  • de brief van de rechtbank van 11 december 2023 waarbij, na overleg met partijen, een nieuwe datum voor de mondelinge behandeling is bepaald op 6 februari 2024 vanwege verhinderingen aan de zijde van de advocaten van eiseressen;
  • de akte overlegging producties, tevens akte wijziging/vermeerdering eis in conventie, tevens conclusie van antwoord in reconventie, met producties 29 tot en met 45;
  • de akte overlegging nadere producties van [persoon C] c.s., met producties 8 tot en met 10;
  • de mondelinge behandeling van 6 februari 2024 en de bij die gelegenheid overgelegde spreekaantekeningen van [persoon A] c.s. en [persoon C] c.s.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[persoon A] c.s. zijn de eigenaren van een perceel met een woning en een grote tuin, gelegen in Bergschenhoek. Het perceel heeft een kadastrale grootte van 3.359 m2. [persoon A] en [persoon B] zijn tevens bestuurders van Remar Bouw, een bedrijf dat zich volgens het Kamer van Koophandel-uittreksel onder meer bezig houdt met planning en ontwikkeling van onroerend goed en de aanleg van tuinen, plantsoenen en terrassen.
3.2.
Voor het aanleggen van hun tuin hebben [persoon A] c.s. contact gezocht met het Hoveniersbedrijf van [persoon C] en [persoon D] .
3.3.
Op 22 juli 2019 hebben [persoon C] c.s. een offerte (‘tuinplan’) naar [persoon A] c.s. gestuurd. Hierin staat onder meer het volgende vermeld:
“De werkzaamheden omvatten:
Het maken van een beschoeiing langs de watersingel van hardhout hoogten van of de waterlijn 60/70 cm
Aanleggen van een hardhouten vlonder met een vuurschaal langs de watersingel volgens het tuinplan
Maken van hoogten verschillen langs de watersingel om het verschil
Langs het huis toegankelijk te maken van hardhout die opgevuld woorden met grond
En daarna beplanten de beton wand in het zicht komt wordt weggewerkt met gaas en beplanting aangebracht
Bestaande hekwerk langs de dijk opknappen kleur in overleg
Het grasveld om spitten bomen verwijderen die niet meer terugkomen in de nieuwe tuin
Het op hoogten brengen met grond
Aanleggen van een gazon en daar onder mollen gaas
Het plaatsen van tuinmuren om hoogten verschillen op te vangen rond om het huis
Aanleggen van drie stenen trappen van betonelementen
Aanleggen van actief speel gedeelten voor kinderen in de tuin
Aanleggen van voldoende afwatering naar de sloot
Aanleggen van de tuin verlichting met in-lite
Het bestraten van een terras volgen tuinplan met gebakken klinkers
Het bestraten van de oprit con de achterzijde van het huis in overleg
Aanleggen van een bewateringssysteem voor de hele tuin met water uit de sloot
Het inplanten van de gehele tuin in overleg
Plaatsen van 6 jumbo potten
Materialen: voor de bestrating/tuinmuren/traptrede
Dikformat/waalformat gebakken klinkers
Bestraten voor oprit/ parkeerplaats aan de achterzijde van het huis materiaal in overleg
Traptrede von Excluton op 3 plaatsen
Stapel muren Stonewalling Verona Excluton
Lijm voor de muurelementen
Betontegels 60x40x5cm voor de fundering tuinmuur
betonbanden 6x15x100
wegen doek
Materialen: voor het gazon
Graszoden 1850 m2
Mollen gons 1850 m2
Materialen: actief speel gedeelten voor de kinderen
Douglas pallen klim rek schommel
3x nestschommel klimtouw
Klimstenen voor klimwand
Speelhuis van douglas schaaldeelen
2x voetbaldoel
Franse boomschors
Materialen: beplanting in overleg
Hagen beplanting
Bomen solitair
Vasten planten
Heesterbeplanting
6 jumbo potten
Materialen. afwatering plan
Drainageslang voor afwatering
Pvc-buis pvc hulpstukken
materialen: Tuin besproeiing installatie
Tyleenslang pvc buizen
Verzonken sprinklersysteem tuinbesproeier voor border en gazon
Bovengrondse druppelaar voor de haag beplanting
Aanzuig pomp voor tuin bewatering
Materialen: ophogen en verharden
Grond en zond
Verharding
Materialen: verlichting
In Lite
Staande lamp voor in de border 40 st
Buitenspot big scope 17 st
Wand blik 20 st
Transformator kabelt st
Te gebruiken machines:
Kraan machines
Tegel zuiger
Tegelzaagtafel
Materialen: Beschoeiing/ hoogten verschillen langs het huis
Hard houten palen 70x70x 300 om de 60 cm
Hard houten planken voor beschoeiingsschotten
Dek plank afwerking beschoeiing
Slotbouten/ Schroeven /draadeinden/chemisch verankering
Wegendoek
Materialen: vlonder
Hard houten palen 60x60x100
Vlonder planken zonder ribbel 15 cm breed
Hardhouten liggers om de 60 cm
Vuurschaal met Cortenstaal rond of Stapel Stonewolling Verona rond in de vlonder
Slotbouten /Schroeven
Wegendoek
Leveren en Plaatsen Schuifpoort :
Schuifpoort 1100 cm tussen de palen in de stijl van het huis
Elektrische bediening
Hoogte 140 cm hoogte van de polen 165 cm 55x55 In de stijl van het huis
Afdekploten 2x 64x64x5 cm Belgisch blauwsteen
Belgisch blauwsteen bus
intercom systeem audio cijfercodemodule
Alle materialen die wij nodig hebben voor jullie tuin om er een mooi geheel van te maken
op een rijtje gezet
Het werk uitvoeren komt op 8 weken werk
Wij kunnen dit uitvoeren inclusief materialen voor 250000,00 inclusief BTW
Bijkomende werkzaamheden worden extra in rekening gebracht”
3.4.
Op de laatste twee pagina’s van de offerte is voor bepaalde onderdelen van het werk een prijs bepaald. Hierin wordt het volgende vermeld:
“Materialen: voor het gazon inclusief arbeidinclusief arbeid
13520,00 inclusief btw
Leveren en Plaatsen Schuifpoort:
35000,00 inclusief btw
Beschoeiing/hoogten verschillen langs het huis en vlonder
Materialen: inclusief arbeid
43900,00 inclusief btw
Materialen: actief speel gedeelten voor de kinderen
Inclusief arbeid
10300,00 inclusief btw
Materialen: verlichting
Inclusief arbeid
16880,00 inclusief btw
Materialen: Tuin besproeiing installatie
Inclusief arbeid
18500,00 inclusief btw
Materialen: ophogen en verharden/te gebruiken machine
18500,00 inclusief btw
Materialen: beplanting in overleg
Inclusief arbeid
4900,00 inclusief btw
Materialen: voor de bestrating/tuinmuren/traptrede oprit/parkeerplaats
Inclusief arbeid
45000,00 inclusief btw”
3.5.
[persoon A] c.s. hebben de offerte mondeling aanvaard en [persoon C] c.s. zijn in augustus 2019 gestart met de werkzaamheden. Partijen hebben tijdens de uitvoering van de werkzaamheden regelmatig contact via Whatsapp waarbij ook over en weer foto’s worden gestuurd van de voortgang.
3.6.
Tussen 22 augustus 2019 en 3 december 2020 hebben [persoon C] c.s. meerdere facturen ter hoogte van in totaal € 245.900,00 aan Remar Bouw gestuurd. Deze zijn steeds voldaan.
3.7.
Tussen januari 2021 en april 2021 hebben [persoon C] c.s. daarnaast – los van de tuin werkzaamheden – werkzaamheden verricht aan een boot van [persoon A] c.s.
3.8.
Op 24 augustus 2021 sturen [persoon A] c.s. aan [persoon C] c.s. onder meer het volgende per e-mail:
“Alles goed? Drukke tijden voor jullie?
Na terugkomst van de vakantie, zag ik dat jullie een mooie walnotenboom en bankje hebben geplaatst bij de speeltuin. Super leuk en mooie nieuwe springplank voor de kids.
We hebben in juni even bij elkaar gezeten om alle openstaande punten van de Rottekade door te nemen. Voor het overzicht hebben we een lijstje opgemaakt van de laatste punten. Ik heb deze net bijgewerkt (afgewerkte punten doorgestreept), maar er blijven nog wel behoorlijk veel punten open staan. We zouden heel graag echt alles willen afmaken, zodat we dit project helemaal kunnen afronden en verder kunnen gaan naar het volgende project. Wanneer verwacht je de openstaande dingen af te maken?”
Bij de e-mail is een lijst met meerdere punten/werkzaamheden aangehecht met de titel “NOG TE DOEN TUIN”.
3.9.
Op 3 mei 2022 is [persoon C] bij [persoon A] c.s. langs geweest om te spreken over de nog openstaande punten, waarna [persoon A] c.s. op 13 mei 2022 per e-mail vragen naar een concrete planning.
3.10.
Op 19 mei 2022 sturen [persoon C] c.s. een brief aan [persoon A] waarin onder meer het volgende wordt vermeld (onderstrepingen rechtbank):
“Uit ons overleg van 3 mei is als conclusie gekomen dat er nog werkzaamheden
moeten worden uitgevoerd
Dit is op te delen in drie groepen:
Groep 1 nog niet uitgevoerd met betrekking tot de offerte van 22-7-2019
a. Trap plaatsen naar vlonder
b. Verlichting in de tuin afmaken (grondspots, spots voorkant hui en Poort)
c. Verlichting in bloempotten
d. Vlonder boezem hardhout nalopen(kromme planken vervangen).
e. Verkleurde tegels oprit vervangen of schoonmaken
f. Hekwerk voorzijde nalopen schilderwerk
Ik ben bereid deze werkzaamheden uit te voeren en op te leveren uiterlijk eind juli.
Tot en met heden is van mijn offerte van 22-7-2019 tijdig en correct betaald
€ 245.900.
Voor de nog uit te voeren werkzaamheden onder groep 1 is nog beschikbaar
€ 4,100.
Groep 2 Nog niet uitgevoerd, maar niet in de offerte opgenomen.
g. Afgetimmerd huisje voor kliko's / fietsen/haardhout
h. Hardsteen plaatsen op rand bakken
i. Steiger Rotte
j. WCD plaatsen speeltuin en bij hek
k. Afwerking vlonder, kleur nu grijs
Groep 3 Niet uitgevoerd, hier bied ik geen offerte voor aan, werkzaamheden specialisten.
I. Schuifhek behandelen, kleurt nu grijs
(…) Mijn insteek is in goed overleg overal uit te komen.
Tussentijds hebben we verschillende andere werkzaamheden voor u gedaan,
deze zijn ook netjes afgerekend.
In opdracht hebben we jullie boot netjes en tot tevredenheid opgeknapt
Helaas is daarvoor tot op heden geen passende vergoeding voor ontvangen
Bijgaand tref je hiervoor de factuur t.b.v. € 5,335 excl. BTW.”
3.11.
Op 25 mei 2022 sturen [persoon A] c.s. een e-mail met een opsomming van de nog openstaande punten 1 tot en met 45 inclusief bijbehorende foto’s. Op 2 juni 2022 volgt een herinnering.
3.12.
Op 2 juni 2022 reageren [persoon C] c.s. met het volgende bericht:
“Samen heb ik met Joei de laatste jaren met veel plezier bij u gewerkt. Tot eind 2020 is aan de hoofdopdracht gewerkt. Er is gefactureerd voor € 245.900. U heeft altijd alles op tijd betaald en geen opmerkingen gemaakt over tekortkomingen of iets dergelijks. Alles was tot op dit moment tot beider tevredenheid.
Hierna hebben we verschillende klussen gedaan die ook per klus zijn gefactureerd en netjes door u zijn betaald. Het enige dat nog openstaat zijn de gedane werkzaamheden aan uw boot voor een bedrag exclusief BTW van € 5.335
Op 3 mei 2022 hebben we overleg gehad over nog uit te voeren werkzaamheden. Ik heb toen aangegeven dat diverse nog uit te voeren werkzaamheden niet in de offerte zijn opgenomen. Toen ontstond er voor mij een ongepaste aanval op de door ons uitgevoerde werkzaamheden. U heeft gezegd je steekt ons gewoon een mes in de rug. Dit heeft mij mentaal stuk gemaakt. U bent samen met uw echtgenote zonder het gesprek fatsoenlijk af te ronden beiden weggegaan en heeft mij alleen laten zitten. Ik ben toen maar radeloos naar huis gegaan.
Dit heeft mij zo aangegrepen dat ik heb moeten besluiten om niet meer voor u te gaan werken.
Ik verzoek u wel vriendelijk de nog openstaande post voor de boot per omgaande aan ons over te maken.
Het spijt ons dat het zo heeft moeten lopen.”
3.13.
[persoon A] c.s. reageren per mail van 30 juni 2022 dat zij niet akkoord zijn met de mededeling van [persoon C] c.s. dat het werk wordt neergelegd.
3.14.
[persoon A] c.s. hebben vervolgens een deskundige ingeschakeld van Expertise Bureau Noord (hierna: EBN). EBN heeft [persoon C] c.s. uitgenodigd voor een onderzoek ter plaatse op 21 september 2022. [persoon C] c.s. hebben aan [persoon A] c.s. laten weten geen aanleiding te zien voor een inspectie en vanwege de aanvallende houding en bejegening van [persoon A] c.s. jegens [persoon C] c.s. niet bij de inspectie aanwezig te zullen zijn.
3.15.
EBN heeft naar aanleiding van de inspectie een rapport opgemaakt van 1 december 2022. Hierin worden 49 gebreken vastgesteld met een raming voor de herstelkosten van € 124.982,33 (incl. BTW) in totaal.
3.16.
Op 7 december 2022 stuurt de advocaat van [persoon A] c.s. aan [persoon C] c.s. een brief waarin hij [persoon C] c.s. in de gelegenheid stelt tot 16 december 2022 te bevestigen dat zij de genoemde gebreken uiterlijk op 1 april 2023 zullen verhelpen en oplossen. Zo niet, zo schrijft de advocaat, dan zal de vordering tot nakoming worden omgezet in een vordering tot vervangende schadevergoeding van € 124.982,33.
3.17.
Op 4 januari 2023 stuurt de advocaat van [persoon C] c.s. een brief aan [persoon A] c.s. waarin de gebreken worden betwist en waarin een minnelijke schikking wordt voorgesteld waarbij [persoon C] c.s. afziet van haar aanspraak op de openstaande factuur voor het renoveren van de boot ad € 6.455,35 (incl. BTW) en de laatste betalingstermijn voor de tuinwerkzaamheden ad € 4.100,00.
3.18.
Dit voorstel wordt per brief van 3 maart 2023 afgewezen door de advocaat van [persoon A] c.s., waarbij [persoon A] c.s. [persoon C] c.s. uitnodigen om de gebreken ter plaatse te komen bekijken. Op dit voorstel zijn [persoon C] c.s. niet in gegaan.
3.19.
Per brief van 20 maart 2023 maken [persoon A] c.s. jegens [persoon C] c.s. aanspraak op schadevergoeding in plaats van nakoming.
3.20.
Tussen 18 juli en 23 juli 2023 is de boot waaraan [persoon C] c.s. werkzaamheden hebben verricht gezonken.

4.Het geschil

in conventie

4.1.
[persoon A] c.s. hebben, na de eis in reconventie van [persoon C] c.s., hun vordering gewijzigd en vorderen, voor zover uitvoerbaar bij voorraad, om:
“I [persoon C] c.s. hoofdelijk te veroordelen tot vergoeding van de door [persoon A] c.s. geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, alsmede [persoon C] c.s. te veroordelen tot betaling van € 232.487,47 bij wege van voorschot op het in de schadestaat vast te stellen bedrag aan schadevergoeding, althans een bedrag aan voorschot door uw Rechtbank in goede justitie te bepalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 maart 2021 resp. 30 juni 2022, althans vanaf een datum door Uw Rechtbank in goede justitie te bepalen,
II. [persoon C] c.s. hoofdelijk te veroordelen tot vergoeding van de door [persoon A] c.s. geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, alsmede [persoon C] c.s. te veroordelen tot betaling van € 24.056,- bij wege van voorschot op het in de schadestaat vast te stellen bedrag aan schadevergoeding, althans een bedrag aan voorschot door uw Rechtbank in goede justitie te bepalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf een datum door Uw Rechtbank in goede justitie te bepalen,
II. [persoon C] c.s. hoofdelijk te veroordelen tot levering van de ontvreemde plantenbak en daarbij behorende boom, partijen genoegzaam bekend doch zichtbaar op producties 28 en 45;
IV. [persoon C] c.s. hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan [persoon A] en [persoon B] de door hen gemaakte conservatoire beslagkosten € 4.998,71, althans een bedrag door uw Rechtbank nader te bepalen;
V. [persoon C] c.s. hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan [persoon A] c.s. de buitengerechtelijke kosten ad € 2.937,44, althans een bedrag door Uw Rechtbank te bepalen;
VI. [persoon C] c.s. hoofdelijk te veroordelen in de kosten van deze procedure, waaronder begrepen het salaris en de verschotten van de advocaat van [persoon A] c.s.”.
4.2.
[persoon C] c.s. voeren verweer en concluderen tot niet ontvankelijkheid, althans de vorderingen van [persoon A] c.s. af te wijzen, alsmede om [persoon A] c.s. te veroordelen in de proceskosten, waaronder begrepen de nakosten, onder bepaling dat indien de (na)kosten niet binnen 14 dagen na het in deze te wijzen vonnis zijn voldaan aan [persoon C] c.s. vanaf de 15e dag de wettelijke rente hierover verschuldigd is.
in reconventie
4.3.
[persoon C] c.s. vorderen, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad dat de rechtbank [persoon A] c.s. hoofdelijk veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 11.416,35 aan [persoon C] c.s., te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 4 januari 2023 dan wel vanaf een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum. Alsmede om [persoon A] c.s. te veroordelen in de proceskosten, waaronder begrepen de nakosten, onder bepaling dat indien de (na)kosten niet binnen 14 dagen na het in deze te wijzen vonnis zijn voldaan aan [persoon C] c.s. vanaf de 15e dag de wettelijke rente hierover verschuldigd is.
4.4.
[persoon A] c.s. voeren verweer en concluderen tot afwijzing van de vorderingen van [persoon C] c.s. met veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad van [persoon C] c.s. in de proceskosten in reconventie.
4.5.
Op de stellingen van partijen in conventie en in reconventie zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De tuin
De aannemingsovereenkomst
5.1.
Van de Knijff c.s. hebben vorderingen ingesteld tegen [naam V.O.F.] (de v.o.f.) en haar twee vennoten, [persoon C] en [persoon D] . Niet in geschil is dat, naast [persoon A] en [persoon B] , ook Remar Bouw contractspartij is bij de aannemingsovereenkomst. Vaststaat dat [persoon A] c.s. met [naam V.O.F.] , dat wil zeggen met de vennoten [persoon C] en [persoon D] , een aannemingsovereenkomst hebben gesloten voor de aanleg van de tuin (art. 7:750 BW). Dit betekent dat [persoon A] c.s. als crediteuren van de v.o.f. twee samenlopende vorderingsrechten hebben, namelijk één tegen de gezamenlijke vennoten (verhaalbaar op het vermogen van de v.o.f.) en een vorderingsrecht tegen de vennoten persoonlijk vanwege de hoofdelijke aansprakelijkheid op grond van artikel 18 WvK.
5.2.
De inhoud van de overeenkomst volgt uit de offerte per brief van [persoon C] c.s. van 22 juli 2019 (zie onder 3.3 en 3.4). Wat opvalt is dat de overeenkomst weinig gedetailleerd is. Dat geldt voor het tijdspad (start en einde ontbreken), als voor de precieze inhoud van de werkzaamheden en specifieke materiaal- en plantkeuzes. Hierover zijn alleen op hoofdlijnen afspraken gemaakt. Zo vermeldt de overeenkomst slechts bij een deel van de werkzaamheden en de prijs (zie onder 3.4). Verdere schriftelijke detail(tekeningen) over de werkzaamheden en materialen ontbreken. Partijen hebben hierover ter zitting desgevraagd verklaard dat zij de overeenkomst zijn aangegaan in goed vertrouwen. Daarbij gaven [persoon A] c.s. aan dat zij vanwege de deskundigheid van [persoon C] c.s. geen verdere instructies hebben gegeven ter zake het ontwerp, de constructie of de te gebruiken materialen. Dat werd aan het inzicht en deskundigheid van [persoon C] c.s. overgelaten.
5.3.
In de overeenkomst is voor de duur van de werkzaamheden acht weken vermeld. Belangrijk is dat partijen een startdatum noch een einddatum zijn overeengekomen. Vaststaat dat [persoon C] c.s. in augustus 2019 zijn gestart met de werkzaamheden en deze, een kleine twee jaar later, in mei 2021 zijn geëindigd. Partijen hebben deze lange duur ter zitting toegelicht. De lange duur is deels het gevolg geweest van de lock-downs volgend op de COVID-19 pandemie, maar is ook een gevolg van het feit dat [persoon C] c.s., met instemming van [persoon A] c.s., ‘tussendoor’ elders werkzaamheden hebben uitgevoerd (tuinonderhoud bij vaste klanten). Daarnaast hebben [persoon C] c.s. , gedurende de tuinwerkzaamheden, in opdracht van [persoon A] c.s. aan de boot van [persoon A] en [persoon B] gewerkt en hebben zij in opdracht van Remar Bouw separate opdrachten uitgevoerd waardoor zij niet in de tuin konden werken. Partijen zijn het erover eens dat de uitvoeringsduur van het werk als gevolg hiervan met wederzijds goedvinden is opgelopen tot twee jaar. Op dat punt worden geen verwijten gemaakt. Bij brief van 24 augustus 2021 hebben [persoon A] c.s. aangedrongen op afronding van de werkzaamheden (zie onder 3.8).
5.4.
Partijen verschillen onder meer van mening over de vraag of er door [persoon C] c.s. is opgeleverd en of [persoon C] c.s. de overeengekomen werkzaamheden correct hebben uitgevoerd. [persoon A] c.s. vorderen in conventie onder meer schadevergoeding wegens tekortkomingen zijdens [persoon C] c.s. en [persoon C] c.s. vorderen op hun beurt in reconventie onder meer betaling van de laatste betalingstermijn van het werk aan de tuin van € 4.961,00 (incl. BTW), een bedrag wat nog niet door [persoon C] c.s. bij [persoon A] c.s. in rekening was gebracht. Een ander geschilpunt is het werk dat [persoon C] c.s. – als separate opdracht – hebben uitgevoerd aan een boot van [persoon A] en [persoon B] . [persoon C] c.s. hebben in reconventie betaling van de hiervoor verstuurde factuur gevorderd, waarna [persoon A] en [persoon B] vervolgens hun vordering in conventie onder II hebben gewijzigd door (onder meer) een (voorschot op de) schadevergoeding ad € 24.056,00 te vorderen voor het ondeugdelijke werk aan de boot. Deze eiswijziging is ter zitting met partijen besproken en toegestaan.
5.5.
De vordering van [persoon A] c.s. tot betaling van schadevergoeding ter zake de uitvoering van de overeenkomst met betrekking tot de tuin is gebaseerd op hun stelling dat [persoon C] c.s. zijn tekortgeschoten in de nakoming van hun hieruit voortvloeiende verbintenissen. Zij voeren aan dat de overeengekomen werkzaamheden – op het hek na – nog altijd niet zijn opgeleverd en dat op basis van het EBN expertiserapport tenminste 49 gebreken zijn geconstateerd. [persoon C] c.s. hebben geweigerd het werk af te maken, dan wel te herstellen. Per e-mail van 20 maart 2023 hebben [persoon A] c.s. daarom aanspraak gemaakt op schadevergoeding in plaats van nakoming.
5.6.
[persoon C] c.s. voeren hiertegen aan dat het werk als opgeleverd moet worden gekwalificeerd en dat zij daarom alleen aansprakelijk kunnen worden gehouden voor eventuele verborgen gebreken. Zij voeren daartoe het volgende aan. De werkzaamheden aan de tuin zijn gefaseerd uitgevoerd over een periode van ongeveer twee jaar. Na afronding van een fase, bijvoorbeeld ter zake de aanleg van bijvoorbeeld het gazon, de speeltoestellen of de vlonder, hebben [persoon C] c.s. steeds via Whatsapp foto’s gestuurd naar [persoon A] c.s., waar telkens zeer enthousiast op werd gereageerd. De aldus afgeronde onderdelen werden ook direct door [persoon A] en [persoon B] in gebruik genomen en vervolgens door henzelf onderhouden. Daarnaast hebben [persoon A] c.s., via Remar Bouw, ervaring met de aanleg van tuinen en konden zij de werkzaamheden daarom ook op waarde schatten. Zij hebben echter tot omstreeks augustus 2021 geen enkel bezwaar geuit over het werk. Ook zijn de door [persoon C] c.s. verzonden facturen zonder protest door Remar Bouw voldaan. Gelet op deze omstandigheden moeten [persoon A] c.s. geacht worden het werk (stilzwijgend) te hebben aanvaard.
5.7.
Dat het werk in delen door [persoon C] c.s. is opgeleverd is door [persoon A] c.s. betwist. Uit de offerte volgt dat het werk in acht weken zou worden uitgevoerd en daarna in één keer zou worden opgeleverd. De deeloplevering volgt volgens [persoon A] c.s. ook niet uit de overgelegde Whatsappberichten en afbeeldingen. Die gaan immers over de voortgang van de werkzaamheden en niet over oplevering.
Overgangsrecht wijzigingen titel aanneming van werk
5.8.
Recent is de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) inwerking getreden. Dit heeft geleid tot aanpassingen in titel 12 van Boek 7 BW (‘Aanneming van werk’), waaronder een wijziging van artikel 7:758 lid 4 BW (verborgen gebrekenregeling) en artikel 7:757a BW (opleverdossier). Op grond van het overgangsrecht zijn deze wijzigingen niet van toepassing op de overeenkomst tot de aanleg van de tuin tussen [persoon A] c.s. en [persoon C] c.s. omdat deze overeenkomst is gesloten vóór 1 januari 2024.
Oplevering
5.9.
Op grond van artikel 7:758 lid 1 BW moet de opdrachtgever het werk keuren nadat de aannemer heeft verklaard dat het werk klaar is om te worden opgeleverd. Bij die oplevering dient de opdrachtgever de door hem geconstateerde gebreken aan te wijzen en het werk, al dan niet onder voorbehoud, te aanvaarden. Na de aanvaarding wordt het werk als opgeleverd beschouwd en is de aannemer ontslagen van de aansprakelijkheid voor gebreken die de opdrachtnemer op het tijdstip van de oplevering redelijkerwijs had moeten ontdekken (art. 7:758 leden 2 en 3 BW). De oplevering fungeert daarmee als een scharnierpunt. Het markeert het moment waarop de opdrachtgever de door hem gesignaleerde gebreken moet benoemen en ten aanzien van die gebreken een voorbehoud moet maken bij de goedkeuring van het werk.
5.10.
Bij de beoordeling van de vraag of het werk als opgeleverd kan worden beschouwd, geldt als uitgangspunt dat zowel de in artikel 7:758 lid 1 BW genoemde mededeling van de aannemer dat het werk klaar is om te worden opgeleverd, als de aanvaarding door de opdrachtgever, in iedere vorm kan geschieden en in een of meer gedragingen besloten kan liggen. De vraag of een oplevering tot stand is gekomen, moet beoordeeld worden aan de hand van de Haviltexnorm. De vorm en het tijdstip van de aanvaarding, evenals de termijn waarbinnen de opdrachtgever het werk - al dan niet onder voorbehoud - dient te aanvaarden dan wel te weigeren, variëren naar gelang hetgeen daaromtrent is overeengekomen, met inachtneming van de aard van het werk, het gebruik en de overige omstandigheden van het geval (zie Hof ’s-Hertogenbosch 12 februari 2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ1394 en Hof Amsterdam, 9 februari 2010, ECLI:NL: GHAMS:2010:BL4878). Een gedraging van de opdrachtgever waaruit onder omstandigheden een aanvaarding mag worden afgeleid is de feitelijke ingebruikneming van het werk. In dat geval is de aannemer immers niet meer bij machte om risico’s met betrekking tot bijvoorbeeld schade aan de zaak te beperken of uit te sluiten.
Werk grotendeels opgeleverd
5.11.
De rechtbank is van oordeel dat in het onderhavige geval oplevering van het werk grotendeels heeft plaatsgevonden. Zij overweegt daartoe als volgt.
5.12.
Vaststaat dat [persoon C] c.s. de werkzaamheden gedurende een periode van twee jaar gefaseerd hebben uitgevoerd. [persoon A] c.s. woonden vanaf de start van de werkzaamheden in het huis aan de tuin en hebben de gereedgekomen delen ook in gebruik genomen. Er zijn hiervoor, mede door het lange tijdsverloop, geen concrete momenten aan te wijzen, maar dat onderdelen in gebruik zijn genomen volgt voldoende uit de overgelegde Whatsapp berichten, alsmede uit de foto’s die door [persoon A] aan [persoon C] zijn verstuurd. Hierop is onder meer te zien dat kinderen op het speeltoestel en het gazon spelen en dat er op de vlonder wordt gebarbecued. Ook schrijft [persoon A] bijvoorbeeld dat hij het gazon heeft gesproeid. Het is bovendien zeer aannemelijk dat, gelet op de ligging aan het huis, onderdelen zoals het hekwerk, looppaden en trappen e.d. ook in gebruik zijn genomen. De aard van de overeenkomst, de aanleg van een tuin, brengt ook mee dat gereedgekomen delen opeenvolgend in gebruik genomen kunnen worden en dat daarmee niet gewacht hoeft te worden totdat de gehele tuin (het gehele werk) gereed is. Dit geldt zeker in een geval als de onderhavige waarin de werkzaamheden, met goedvinden van opdrachtgever, gedurende twee jaar hebben plaatsgevonden. De afzonderlijke ingebruiknames kwalificeren daarom als (deel)opleveringen van die betreffende onderdelen. Gelet op de aard van de overeenkomst, waaronder het aanbrengen van beplanting, wat onderhoud en verzorging vergt, en de lange duur van de werkzaamheden is dat ook alleszins redelijk en billijk. Daarbij acht de rechtbank het mede van belang dat [persoon A] en [persoon B] middels hun onderneming Remar Bouw, ook contractspartij, ervaring hebben met de aanleg van tuinen (zie onder 3.1) en dat zij, zoals ook aangevoerd door [persoon C] c.s., dus geen leken zijn als het aankomt op het op waarde schatten van de uitgevoerde werkzaamheden.
5.13.
Dat is opgeleverd in delen volgt naar het oordeel van de rechtbank bovendien ook uit de e-mail van [persoon A] c.s. van 24 augustus 2021 met daarin een to-do-lijst van de “laatste openstaande punten” (zie onder r.o. 3.8). Die lijst bevat 27 openstaande punten (van totaal 36 punten waarvan er negen zijn doorgestreept). Op zitting is door beide partijen verklaard dat dit een bijgewerkte lijst is van een lijst die al eerder in juni 2021 tussen hen is besproken. Kennelijk zijn andere onderdelen van het werk toen niet (meer) ter sprake gekomen, waaruit, in combinatie met hetgeen hiervoor onder 5.12 is overwogen, een (stilzwijgende) aanvaarding en oplevering daarvan kan worden afgeleid
5.14.
[persoon C] heeft op 19 mei 2022, na het overleg op 3 mei 2022 (zie onder 3.9), op de 27 openstaande punten in de to-do-lijst gereageerd en die punten in drie groepen verdeeld (zie onder 3.10). Groep 1 is nog niet uitgevoerd, maar valt wel onder de offerte, groep 2 is nog niet uitgevoerd, maar valt niet onder de offerte en groep 3 is niet uitgevoerd en kunnen [persoon C] c.s. ook niet uitvoeren omdat dat werk voor specialisten is.
5.15.
Omdat [persoon C] c.s. de gestelde gebreken niet langer zelf wilden herstellen – wat ter zitting ook door [persoon C] is erkend – hebben [persoon A] c.s. per brief van 20 maart 2023 aanspraak gemaakt op een schadevergoeding. Zij baseren hun vordering op de in het expertiserapport van EBN genoemde opsomming van 49 gebreken en de bijbehorende schadebegroting. [persoon C] c.s. hebben hun verweer ook aan de hand van dit rapport toegelicht. Zij hebben de gestelde gebreken gemotiveerd betwist.
Geschilpunten - volgorde van behandeling
5.16.
Bij de beoordeling van de verschillende gestelde gebreken en tekortkomingen heeft de rechtbank de volgende onderverdeling toegepast. Partijen verschillen allereerst van mening of de punten op de to-do-lijst van 24 augustus 2021 en de in het expertiserapport van EBN genoemde gebreken, tot de overeengekomen werkzaamheden behoren. Indien de betreffende punten niet onder de overeenkomst vallen, liggen de hierop gebaseerde schadevergoedingsvorderingen voor afwijzing gereed (zie hierna onder 5.1.1. (i)). Indien wel sprake is van overeengekomen werkzaamheden, moet vervolgens de vraag beantwoord worden of de betreffende onderdelen van het werk al zijn opgeleverd. Indien dat het geval is, zijn [persoon C] c.s. immers alleen aansprakelijk als aan de voorwaarden van de verborgen gebreken regeling is voldaan (zie hierna onder 5.1.2. (ii) en 5.1.3. (iii)). Indien ter zake van specifieke onderdelen van het werk nog geen oplevering heeft plaatsgevonden, moet tot slot beoordeeld worden of er sprake is van een tekortkoming van [persoon C] c.s. die tot schadevergoeding verplicht (zie hierna onder 5.1.4. (iv)). In paragraaf 5.1.5. wordt een samenvatting gegeven welke posten worden afgewezen, welke posten voor vergoeding in aanmerking komen, voor welk bedrag en voor welke posten de procedure naar de schadestaat wordt verwezen.
5.17.
Bij deze beoordeling is verder van belang dat partijen vooral globale afspraken met elkaar hebben gemaakt over wat de werkzaamheden precies inhielden en dat [persoon A] c.s. veel aan [persoon C] c.s. hebben overgelaten om de opdracht nader in te vullen op grond van hun ervaring en vakmanschap. Deze in de overeenkomst verdisconteerde ruimte voor [persoon C] c.s., maakt dat niet snel sprake is van een tekortkoming ten aanzien van de invulling van het werk. Dit laat uiteraard onverlet dat [persoon C] c.s. als aannemer, bij deze invulling en verdere uitvoering van de opdracht, de zorg van een goed opdrachtnemer in acht hebben moeten nemen. Deze zorgplicht verplicht de aannemer om te handelen in overeenstemming met de zorgvuldigheid die een redelijk bekwaam en redelijk handelend aannemer in het concrete geval in acht zou hebben genomen.
5.18.
[persoon A] c.s., vorderen naast betaling van € 232.487,47 bij wege van voorschot, schadevergoeding op te maken bij staat. Voor zover in rechte aansprakelijkheid van [persoon C] c.s. komt vast te staan en er voldoende is gesteld ter zake de geleden schade, zal de rechtbank de schade zo nodig begroten en in deze procedure (deels) toewijzen.
5.1.1. (
i) Werkzaamheden die niet onder de overeenkomst vallen
5.19.
Dit betreft de volgende punten in het expertiserapport van EBN: 12, 33, 34, 36, 42,
45, 47 en 49.
5.20.
Punt 12 en 36 uit het expertiserapport van EBN gaan (deels) over de afwerking van de vlonder, want de vlonder zou niet grijs moeten kleuren volgens [persoon A] c.s. Dat een dergelijke afwerking onder de overeenkomst valt wordt door [persoon C] c.s. betwist, die dit punt in Groep 2 (valt niet onder de overeenkomst) plaatst. De expert van [persoon A] c.s. schrijft dat hem geen correspondentie bekend is waaruit blijkt dat de vlonder moet worden afgewerkt. De rechtbank acht het niet, althans onvoldoende onderbouwd dat de afwerking onder de overeenkomst valt. De vordering wordt afgewezen.
5.21.
Punt 33 gaat over ontbrekende huisjes voor kliko’s, fietsen en haardhout. Hierover schrijft de expert van [persoon A] c.s. dat uit de aanbieding, orderbevestiging en tekeningen niet blijkt dat deze in de opdracht zouden zitten. Dit punt wordt ook door [persoon C] c.s. in Groep 2 (valt niet onder de overeenkomst) geplaatst. De rechtbank acht het dan ook niet, althans onvoldoende onderbouwd dat het plaatsen van bedoelde huisjes onder de overeenkomst valt. De vordering wordt afgewezen.
5.22.
Punt 34 gaat over de steiger. Hierover schrijft de expert van [persoon A] c.s. dat uit de aanbieding, orderbevestiging en tekeningen niet blijkt dat dit in de opdracht zou zitten. De expert schrijft dat [persoon C] foto’s via Whatsapp heeft verstuurd van een steiger, en dat hiermee verwachtingen zijn gewekt. [persoon A] c.s. verwijzen hiervoor naar afbeeldingen in productie 9 bij dagvaarding. Maar in de daarin opgenomen grote reeks van Whatsapp-berichten, heeft de rechtbank de betreffende afbeelding niet kunnen vinden. De rechtbank kan hierover dus niet oordelen. De steiger werd door [persoon C] c.s. in Groep 2 (valt niet onder de overeenkomst) geplaatst. De vordering wordt dan ook afgewezen.
5.23.
Punt 42 gaat over de kleur van de stenen muurtjes. Volgens [persoon A] c.s. moeten de muren donkerder van kleur zijn. De expert van [persoon A] c.s. geeft aan dat de muren zijn gemaakt van Stonewalling Verona Excluton. Dit komt overeen met hetgeen in de offerte is afgesproken, zoals terecht door [persoon C] c.s. aangevoerd. Het donkerder maken van kleur valt dus niet onder de overeenkomst. De vordering wordt afgewezen.
5.24.
Punt 45 gaat over de palen van de speeltoestellen. Deze zouden met een coating dan wel kunststofbescherming afgewerkt moeten worden. Het wordt door [persoon C] c.s. betwist dat dit onder de overeenkomst valt. Dit is ook door de expert van [persoon A] c.s. in het midden gelaten. De rechtbank is van oordeel dat [persoon A] c.s. niet, althans onvoldoende hebben gemotiveerd dat dit onder de overeenkomst valt. Dat [persoon C] c.s. ter zake het ontbreken van deze bescherming tekort zijn geschoten om als goed opdrachtnemer te handelen is gesteld noch gebleken. De vordering wordt afgewezen.
5.25.
Punt 47 gaat over garantieverklaringen. Ter zitting hebben partijen gesproken over garantiecertificaten van het hek en de rechtbank begrijpt dat hiermee dezelfde garantieverklaring wordt bedoeld. [persoon C] c.s. gaven ter zitting aan dat op het hek één jaar garantie zit. Er is in de tussentijd ook door [persoon C] c.s. service aangevraagd bij DJS hekwerken over wat volgens [persoon A] c.s. allemaal niet goed was. Er is echter door de leverancier nooit een (fysiek) garantiecertificaat afgegeven. Dit is verder niet door [persoon A] c.s. tegengesproken en dus gaat de rechtbank er vanuit dat het afgeven van garantieverklaringen geen onderdeel waren van de overeenkomst. De vordering wordt afgewezen.
5.26.
Punt 49 gaat (onder meer) over een bloempot die tijdens een storm kapot is gegaan. Hier ziet ook de vordering van [persoon A] c.s. onder III op; waar zij onder meer de levering van de ontvreemde plantenbak vorderen. Volgens [persoon A] c.s. zouden [persoon C] c.s. deze pot verankeren. Dat dit onderdeel was van de overeenkomst volgt echter niet uit de offerte in productie 8, waar [persoon A] c.s. naar verwijzen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat [persoon A] c.s. niet, althans onvoldoende hebben gemotiveerd dat dit onder de overeenkomst valt of dat [persoon C] c.s. zijn tekortgeschoten in hun zorgplicht. De vordering wordt afgewezen.
5.1.2. (
ii) Werkzaamheden die zijn opgeleverd en niet kwalificeren als (verborgen) gebrek
5.27.
Dit betreft de volgende punten in het expertiserapport van EBN: 2, 3, 6, 7, 8, 10, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 29, 30, 32, 37, 39, 40, 41, 43, 46, 48 en 49.
5.28.
Punt 2 gaat over verzakking en breken van tegels in de bestrating naar de woning toe. Dit zou een gevolg zijn van onvoldoende fundering/zandbed. In het expertiserapport zijn foto’s te zien waarop meerdere tegels op een rij zijn gebroken en/of verzakt. Dit punt is niet genoemd in de to-do lijst van [persoon A] c.s. van 24 augustus 2021 en wordt dus geacht te zijn opgeleverd. Dat betekent dat dit voor rekening en risico van [persoon A] c.s. dient te komen, tenzij sprake is van een verborgen gebrek. Indien de oorzaak gelegen is in een onvoldoende fundering/zandbed zou dat een verborgen gebrek kunnen zijn. De rechtbank vindt dat [persoon A] c.s. hun stelling, dat sprake is van ondeugdelijke fundering/zandbed, na het gemotiveerde verweer van [persoon C] c.s. onvoldoende hebben onderbouwd. De omstandigheid dat een door [persoon A] c.s. ingeschakelde derde met een hefkraan over de tegels heeft gereden, zoals door [persoon C] c.s. aangevoerd, is niet door [persoon A] c.s. betwist. Dat dit is gebeurd is ook voorstelbaar, nu [persoon A] c.s. zelf hebben aangevoerd dat zij hun woning grondig hebben verbouwd. De rechtbank begrijpt uit de dagvaarding dat de werkzaamheden aan de tuin zijn begonnen voordat de verbouwing aan het huis was afgerond. Dit zou volgens [persoon C] c.s. de oorzaak zijn van het breken van de tegels. De rechtbank is het met [persoon C] c.s. eens dat de conclusie van de expert van [persoon A] c.s. dat onvoldoende fundering is aangebracht, gezien het voorgaande, niet overtuigend is. Niet is duidelijk waar de expert dit op baseert. Er is na het verweer van [persoon C] c.s. verder niks aangevoerd waaruit zou blijken dat onvoldoende fundering is aangebracht. De vordering wordt afgewezen.
5.29.
Punt 3, 8, 17 en 24 gaan over hoogteverschillen en scheefstand van traptreden. Dit staat niet in de to-do lijst van [persoon A] c.s. van 24 augustus 2021 en wordt dus geacht te zijn opgeleverd. Dat betekent dat dit voor rekening en risico van [persoon A] c.s. dient te komen, tenzij sprake is van een verborgen gebrek. [persoon A] c.s. hebben de stelling dat sprake is van verborgen gebreken meer in het algemeen ingenomen en hebben nagelaten hier concreet per punt op in gaan. Hiervoor is dan ook weinig gesteld. Er wordt verwezen naar de reactie van de expert van [persoon A] c.s. op de conclusie van antwoord van 10 oktober 2023. De expert meent echter dat dit geen gevolg van verzakking kan zijn en dat het in foutieve maatvoering moet worden gezocht (pagina 8 van zijn reactie). De rechtbank volgt [persoon C] c.s. in hun standpunt dat hoogteverschillen en scheefstand bij oplevering voor [persoon A] c.s. kenbaar waren. Dat kan dus niet als verborgen gebrek worden gekwalificeerd. De vordering wordt afgewezen.
5.30.
Punt 6 gaat over hoogteverschil bij een plantenbak. Dit punt staat niet in de to-do lijst van [persoon A] c.s. van 24 augustus 2021 en wordt dus geacht te zijn opgeleverd. Dat betekent dat dit voor rekening en risico van [persoon A] c.s. dient te komen, tenzij sprake is van een verborgen gebrek. Volgens [persoon C] c.s. is de staat van de plantenbakken geaccepteerd bij oplevering. Hoe het ook zij, de expert van [persoon A] c.s. geeft aan dat sprake is van een fout in de maatvoering. Dat was dus al bij oplevering kenbaar. Er is geen sprake van een verborgen gebrek en de vordering wordt afgewezen.
5.31.
Punt 7 gaat over potlood strepen op de gestukadoorde en gesausde muur. Dit punt staat niet in de to-do lijst van [persoon A] c.s. van 24 augustus 2021 en wordt dus geacht te zijn opgeleverd. Dat betekent dat dit voor rekening en risico van [persoon A] c.s. dient te komen, tenzij sprake is van een verborgen gebrek. Dit wordt door [persoon C] c.s. betwist. De expert van [persoon A] c.s. geeft aan dat de traptreden lager zijn geplaatst en dat daardoor de strepen zichtbaar zijn. Dat was dus bij oplevering al kenbaar. De vordering wordt afgewezen.
5.32.
Punt 10 gaat over het ontbreken van enkele stenen aan de achterzijde. Dit punt staat niet in de to-do lijst van [persoon A] c.s. van 24 augustus 2021 en wordt dus geacht te zijn opgeleverd. Dat betekent dat dit voor rekening en risico van [persoon A] c.s. dient te komen, tenzij sprake is van een verborgen gebrek. [persoon C] c.s. voeren aan dat, zelfs al zou het zo zijn dat deze stenen bij oplevering al ontbraken – wat zij betwisten – dan hadden [persoon A] c.s. dit redelijkerwijs moeten ontdekken. De rechtbank volgt [persoon C] c.s. hierin en oordeelt dat geen sprake is van een verborgen gebrek. De vordering wordt afgewezen.
5.33.
Punt 13 en 26 gaan over dode planten aan de zijkant van de vlonder. Dit is niet genoemd in de to-do lijst van [persoon A] c.s. van 24 augustus 2021 en wordt dus geacht te zijn opgeleverd. Dat betekent dat dit voor rekening en risico van [persoon A] c.s. dient te komen, tenzij sprake is van een verborgen gebrek. De expert van [persoon A] c.s. wijst in het rapport op het irrigatiesysteem of niet-vruchtbare (verkeerde) grond als mogelijke oorzaak. De rechtbank is van oordeel dat het teveel of te weinig water geven door het irrigatiesysteem een omstandigheid is die [persoon A] c.s. bij oplevering hadden kunnen en moeten waarnemen, dan wel bij de eerste ingebruikname van het systeem. Dat onvruchtbare grond is gebruikt, wordt door [persoon C] c.s. betwist. Zij voeren aan dat het aannemelijker is dat de planten niet deugdelijk zijn onderhouden door [persoon A] c.s. Het had op de weg van [persoon A] c.s. gelegen om – in het licht van de gemotiveerde betwisting door [persoon C] c.s. – hun stelling dat verkeerde grond is gebruikt nader te onderbouwen. De verklaring van de expert dat onvruchtbare grond een mogelijke oorzaak zou
kunnenzijn is onvoldoende. De vordering wordt afgewezen.
5.34.
Punt 14 gaat over een houten rand die te laag zou zijn geplaatst. Dit punt staat niet in de to-do lijst van [persoon A] c.s. van 24 augustus 2021 en wordt dus geacht te zijn opgeleverd. Dat betekent dat dit voor rekening en risico van [persoon A] c.s. dient te komen, tenzij sprake is van een verborgen gebrek. Los van de vermelding door de expert van dit punt in het expertiserapport, is verder geen nadere toelichting gegeven door [persoon A] c.s. Zonder nadere motivering concludeert de rechtbank dat een te laag geplaatste houten rand bij oplevering kenbaar moet zijn geweest en dat dus geen sprake is van een verborgen gebrek. De vordering wordt afgewezen.
5.35.
Punt 15 gaat over plaatselijke verzakking van bestrating langs de rand van de vlonder. Dit punt is niet genoemd in de to-do lijst van [persoon A] c.s. van 24 augustus 2021 en wordt dus geacht te zijn opgeleverd. Dat betekent dat dit voor rekening en risico van [persoon A] c.s. dient te komen, tenzij sprake is van een verborgen gebrek. Dit zou bijvoorbeeld het geval zijn indien dit veroorzaakt wordt door een onjuiste of onvoldoende aangebrachte fundering. De rechtbank begrijpt dat [persoon A] c.s. stellen dat dit het geval is. Echter, dit volgt niet zondermeer uit het door hun overgelegde expertiserapport. Daarin wordt door de expert als oorzaak het volgende vermeld: “
ondergrond/fundatie van bestrating is weggespoeld. Ook de niet vlakke bestrating is mogelijk de oorzaak van een onjuiste of onvoldoende aangebrachte fundering”. De rechtbank leest hierin geen concrete stellingname dat sprake is van een onjuiste of onvoldoende aangebrachte fundering. Niet gesteld of gebleken is dat het aanbrengen van folies onderdeel was van de overeenkomst. Indien de bestrating niet vlak door [persoon C] c.s. is aangelegd, was dat voor [persoon A] c.s. reeds waarneembaar bij oplevering/ingebruikname. Dat is dus geen verborgen gebrek. Verder kan, zoals ook door [persoon C] c.s. is aangevoerd, de ondergrond/fundatie plaatselijk zijn weggespoeld door (zware) regenval. Zonder nadere onderbouwing, die niet is gegeven, betekent dit nog niet dat de fundatie onjuist of onvoldoende was. De vordering wordt daarom afgewezen.
5.36.
Punten 16 en 18 gaan over de verzakking van een muur bij de achtergevel van de woning, waardoor onder meer stenen los komen te zitten en voegen tussen traptreden en terras kapot gaan. Dit punt is niet genoemd in de to-do lijst van [persoon A] c.s. van 24 augustus 2021 en wordt dus geacht te zijn opgeleverd. Dat betekent dat dit voor rekening en risico van [persoon A] c.s. dient te komen, tenzij sprake is van een verborgen gebrek. Indien de oorzaak van het verzakken inderdaad is gelegen in onjuiste of onvoldoende aangebrachte fundering, zoals door de expert van [persoon A] c.s. als mogelijke oorzaak is aangegeven, dan is mogelijk sprake van een verborgen gebrek. De rechtbank is echter van oordeel dat [persoon A] c.s. hun stelling dat hier sprake is van een verborgen gebrek onvoldoende hebben toegelicht na de gemotiveerde betwisting door [persoon C] c.s. Bij dit oordeel weegt mee dat [persoon A] c.s. onder verwijzing naar hun expert slechts stellen dat er sprake is van onvoldoende fundering. Een onderbouwing waarom dit zo is en waaruit dat blijkt, ontbreekt. Door [persoon C] c.s. is bovendien gemotiveerd betwist dat de fundering zou ontbreken waarbij is verwezen naar een foto van tijdens de werkzaamheden, waarop volgens hen, de fundering van de muur is te zien. Hierop is niet meer gemotiveerd gereageerd door [persoon A] c.s, waardoor hun stelling, dat de fundering ontbrak en sprake is van een verborgen gebrek, in rechte niet vaststaat. Dit leidt tot afwijzing van de op grond van deze punten gevorderde schadevergoeding.
5.37.
Punt 19 gaat erover dat de pomp-put niet waterdicht is. Dit punt staat niet in de to-do lijst van [persoon A] c.s. van 24 augustus 2021 en wordt dus geacht te zijn opgeleverd. Dat betekent dat dit voor rekening en risico van [persoon A] c.s. dient te komen, tenzij sprake is van een verborgen gebrek. Volgens de expert van [persoon A] c.s. geeft de pomp de indruk niet in alle gevallen waterdicht te zijn – ook al is nog geen kortsluiting ontstaan – en is er vermoedelijk sprake van een ontwerpfout. De rechtbank constateert dat sprake is van een vermoeden, wat nog geen gebrek maakt. Bovendien gaat de rechtbank ervanuit dat dit ook bij oplevering al kenbaar was. Er is dus geen sprake van een (verborgen) gebrek. De vordering wordt afgewezen.
5.38.
Punt 20 gaat over het grasveld dat niet vlak zou zijn. Dit punt staat niet in de to-do lijst van [persoon A] c.s. van 24 augustus 2021 en wordt dus geacht te zijn opgeleverd. Dat betekent dat dit voor rekening en risico van [persoon A] c.s. dient te komen, tenzij sprake is van een verborgen gebrek. [persoon C] c.s. voeren aan dat – als het grasveld reeds bij oplevering al ongelijk zou zijn geweest, wat zij betwisten – dan kan dit niet als verborgen gebrek worden gekwalificeerd. De rechtbank volgt dit standpunt. De vordering wordt afgewezen.
5.39.
Punt 21 en 26 gaan over dode rododendrons. Dit punt is ook genoemd in de to-do lijst van [persoon A] c.s. van 24 augustus 2021. Door [persoon C] c.s. is onbetwist aangevoerd dat alle planten al omstreeks 3 december 2020 zijn aangeplant. Zij voeren verder aan dat na de aanplant het onderhoud voor rekening en risico van [persoon A] c.s. komt. De rechtbank gaat daarin mee, gelet op de ingebruikname van de tuin door [persoon A] c.s. en het gegeven dat planten levende organismen zijn en enig onderhoud door de eigenaar vergen. Dat er een aantal rododendrons na (ruim) een half jaar niet meer in leven zijn kan meerdere oorzaken hebben – zoals ook de expert van [persoon A] c.s. aangeeft – en betekent niet zondermeer dat sprake is van een gebrek dat voor rekening en risico van [persoon C] c.s. komt. De expert van [persoon A] c.s. geeft over de oorzaak geen duidelijkheid, maar noemt mogelijke oorzaken. Naar het oordeel van de rechtbank hebben [persoon A] c.s. hun stelling dat sprake is van een gebrek niet, althans onvoldoende gemotiveerd onderbouwd. De vordering wordt afgewezen.
5.40.
Punt 22 gaat over de aanwezigheid van Heermoes (onkruid). Dit punt is niet genoemd in de to-do lijst van [persoon A] c.s. van 24 augustus 2021 en wordt dus geacht te zijn opgeleverd. Dat betekent dat dit voor rekening en risico van [persoon A] c.s. dient te komen, tenzij sprake is van een verborgen gebrek. De expert van [persoon A] c.s. geeft aan dat Heermoes een teken is dat de grond arm is en bemest dient te worden. Dat grond bemest moet worden komt op de rechtbank niet over als (verborgen) gebrek, maar eerder als – zoals ook door [persoon C] c.s. aangevoerd – onderdeel van het door [persoon A] c.s. te verrichten onderhoud van de tuin. Dit komt voor rekening en risico van [persoon A] c.s. De vordering wordt afgewezen.
5.41.
Punt 23 gaat over het ontbreken van beplanting. Dit punt staat niet in de to-do lijst van [persoon A] c.s. van 24 augustus 2021 en wordt dus geacht te zijn opgeleverd. Dat betekent dat dit voor rekening en risico van [persoon A] c.s. dient te komen, tenzij sprake is van een verborgen gebrek. Het ontbreken van beplanting moet geacht worden kenbaar te zijn bij oplevering. Zonder nadere motivering, die niet is gegeven, concludeert de rechtbank dat geen sprake is van een verborgen gebrek. De vordering wordt afgewezen.
5.42.
Punt 25 gaat over de aanwezigheid van losse stenen. Dit punt staat niet in de to-do lijst van [persoon A] c.s. van 24 augustus 2021 en wordt dus geacht te zijn opgeleverd. Dat betekent dat dit voor rekening en risico van [persoon A] c.s. dient te komen, tenzij sprake is van een verborgen gebrek. [persoon C] c.s. voeren aan dat losse tegels niet als verborgen gebrek kunnen worden gekwalificeerd. Zonder aanwijzingen voor het tegendeel, volgt de rechtbank het standpunt van [persoon C] c.s. en oordeelt dat [persoon A] c.s. niet, althans onvoldoende gemotiveerd hebben onderbouwd dat hier sprake is van een verborgen gebrek. Bij de oplevering had geconstateerd kunnen worden dat de tegels loslagen. De vordering wordt afgewezen.
5.43.
Punt 27 gaat over de ongelijke hoogte van een haag langs de wegzijde. Dit punt staat niet in de to-do lijst van [persoon A] c.s. van 24 augustus 2021 en wordt dus geacht te zijn opgeleverd. Dat betekent dat dit voor rekening en risico van [persoon A] c.s. dient te komen, tenzij sprake is van een verborgen gebrek. Voor zover hier al schade uit voortvloeit – de expert van [persoon A] c.s. geeft immers zelf aan dat het geheel vanzelf gelijk zal worden bij goed onderhoud – moet worden aangenomen dat een ongelijke hoogte van de haag, zo al sprake is van een gebrek, voor [persoon A] c.s. kenbaar is geweest bij oplevering. Er is dan ook geen sprake van een verborgen gebrek en de vordering wordt afgewezen.
5.44.
Punt 28 gaat over een zichtbare strook doek langs het hek aan de wegzijde. Dit punt staat niet in de to-do lijst van [persoon A] c.s. van 24 augustus 2021 en wordt dus geacht te zijn opgeleverd. Dat betekent dat dit voor rekening en risico van [persoon A] c.s. dient te komen, tenzij sprake is van een verborgen gebrek. Een strook doek langs het hek moet geacht worden kenbaar te zijn bij oplevering. Zonder nadere motivering, die niet is gegeven, concludeert de rechtbank dat geen sprake is van een verborgen gebrek. De vordering wordt afgewezen.
5.45.
Punt 29 gaat over een rand bij de weg die niet mooi is aangeheeld. Dit punt staat niet in de to-do lijst van [persoon A] c.s. van 24 augustus 2021 en wordt dus geacht te zijn opgeleverd. Dat betekent dat dit voor rekening en risico van [persoon A] c.s. dient te komen, tenzij sprake is van een verborgen gebrek. De rechtbank oordeelt dat onvoldoende door [persoon A] c.s. is gesteld waarom er sprake is van een gebrek. De expert van [persoon A] c.s. geeft immers zelf aan dat het naar zijn mening binnen de norm van goed en deugdelijk werk valt. [persoon A] c.s. heeft hier verder niks tegenin gebracht. De vordering wordt afgewezen.
5.46.
Punt 30 gaat over dode rozenplantjes bij de entree. Dit punt is niet genoemd in de to-do lijst van [persoon A] c.s. van 24 augustus 2021 en wordt dus geacht te zijn opgeleverd. Dat betekent dat dit voor rekening en risico van [persoon A] c.s. dient te komen, tenzij sprake is van een verborgen gebrek. Door de expert van [persoon A] c.s. wordt bij dit punt geen mogelijke oorzaak genoemd, maar de rechtbank begrijpt dat dit punt onder de stelling valt dat een slecht werkend irrigatiesysteem de oorzaak is van dode beplanting. Zoals hiervoor onder 5.33 overwogen komt alle schade als gevolg van de gestelde gebreken aan het irrigatiesysteem niet voor vergoeding in aanmerking, nu dat bij oplevering reeds kenbaar was. De vordering wordt afgewezen.
5.47.
Punt 32 gaat over het irrigatiesysteem. Dit punt staat niet in de to-do lijst van [persoon A] c.s. van 24 augustus 2021 en wordt dus geacht te zijn opgeleverd. Dat betekent dat dit voor rekening en risico van [persoon A] c.s. dient te komen, tenzij sprake is van een verborgen gebrek. De expert geeft in het expertiserapport aan dat het systeem te veel of te weinig water geeft, waardoor sommige delen van het grasveld zeer nat zijn en ook het doodgaan van veel platen hiervan het gevolg kan zijn. Ook is volgens de expert het filter zeer fijnmazig waardoor verstoppingen zeer waarschijnlijk zijn. De rechtbank is van oordeel dat het teveel of te weinig water geven door het irrigatiesysteem een omstandigheid is die [persoon A] c.s. bij oplevering hadden kunnen waarnemen. Hetzelfde geldt voor een fijnmazig filter. De rechtbank oordeelt dat [persoon A] c.s. niet, althans onvoldoende gemotiveerd hebben onderbouwd dat hier sprake is van een verborgen gebrek. De vordering wordt afgewezen.
5.48.
Punt 37 gaat over het dakje op het speeltoestel. Dit punt staat niet in de to-do lijst van [persoon A] c.s. van 24 augustus 2021 en wordt dus geacht te zijn opgeleverd. Dat betekent dat dit voor rekening en risico van [persoon A] c.s. dient te komen, tenzij sprake is van een verborgen gebrek. Zoals door [persoon C] c.s. aangevoerd, had het op de weg van [persoon A] c.s. gelegen om hierover te klagen bij oplevering. De afwezigheid van een dakje is direct zichtbaar. Daarbij komt dat de betreffende tekening waarnaar [persoon A] c.s. verwijzen een impressie was en dat het dakje als zodanig niet is overeengekomen. [persoon C] c.s. hadden een grote mate van vrijheid in de invulling van het werk waardoor niet snel sprake is van een gebrek (zoals in r.o. 5.17 overwogen). De rechtbank oordeelt dat [persoon A] c.s. niet, althans onvoldoende gemotiveerd hebben onderbouwd dat hier sprake is van een (verborgen) gebrek. De vordering wordt afgewezen.
5.49.
Punt 39 gaat over dode olijfbomen. Volgens de expert van [persoon A] c.s. zijn deze bomen echter niet dood en bestaat de indruk dat deze weer herstellen. Verder is hierover niets door [persoon A] c.s. aangevoerd. Door [persoon C] c.s. is betwist dat sprake is van een gebrek. De vordering wordt daarom als niet, althans onvoldoende gemotiveerd onderbouwd afgewezen.
5.50.
Punt 40 gaat over de hoogte van de beschoeiing. Die zou te laag zijn. Dit punt staat niet in de to-do lijst van [persoon A] c.s. van 24 augustus 2021 en wordt dus geacht te zijn opgeleverd. Dat betekent dat dit voor rekening en risico van [persoon A] c.s. dient te komen, tenzij sprake is van een verborgen gebrek. [persoon C] c.s. voeren aan dat het hoogteverschil gemakkelijk bij oplevering ontdekt kon worden. De rechtbank is het daarmee eens. Los van de vraag of het gestelde herstel wel noodzakelijk is, gelet op het stabiele waterpeil – zoals door de expert van [persoon A] c.s. vermeld – is niet, althans onvoldoende gemotiveerd onderbouwd dat hier sprake is van een verborgen gebrek. De vordering wordt daarom afgewezen.
5.51.
Punt 41 gaat over onkruidvorming bij speeltoestellen. Volgens de expert van [persoon A] c.s. geeft de situatie geen blijk van overvloedige onkruidvorming en kan dit als normaal worden bestempeld. Verder is hierover niets door [persoon A] c.s. aangevoerd. Door [persoon C] c.s. is betwist dat sprake is van een gebrek. De vordering wordt daarom als niet, althans onvoldoende gemotiveerd onderbouwd afgewezen.
5.52.
Punt 43 gaat over draadeinden bij de beschoeiing die niet zijn afgeslepen. Dit punt staat niet in de to-do lijst van [persoon A] c.s. van 24 augustus 2021 en wordt dus geacht te zijn opgeleverd. Dat betekent dat dit voor rekening en risico van [persoon A] c.s. dient te komen, tenzij sprake is van een verborgen gebrek. De rechtbank is samen met [persoon C] c.s. van oordeel dat deze draadeinden bij oplevering zichtbaar waren en dus niet als verborgen gebrek kan worden gekwalificeerd. De vordering wordt afgewezen.
5.53.
Punt 46 gaat over het gebruik van kit bij de glijbaan. Dit punt staat niet in de to-do lijst van [persoon A] c.s. van 24 augustus 2021 en wordt dus geacht te zijn opgeleverd. Dat betekent dat dit voor rekening en risico van [persoon A] c.s. dient te komen, tenzij sprake is van een verborgen gebrek. De rechtbank is samen met [persoon C] c.s. van oordeel dat bij oplevering reeds zichtbaar was dat gebruik is gemaakt van kit. Als dat niet naar de wens van [persoon A] c.s. was, hadden zij daar bij oplevering over moeten klagen. De vordering wordt afgewezen.
5.54.
Punt 48 gaat over het ontbreken van de afstandsbediening van de poort. [persoon C] c.s. hebben aangegeven in de conclusie van antwoord dat deze per post is verstuurd naar [persoon A] c.s. Hiervoor hebben zij verzendbewijzen van PostNL overgelegd. De ontvangst hiervan is door [persoon A] c.s. ter zitting bevestigd. De rechtbank begrijpt daarom dat ter zake de vordering wordt verminderd tot nihil.
5.55.
Punt 49 gaat (onder meer) over een boom die [persoon C] c.s., na het omwaaien ervan door een storm, zou hebben meegenomen. Onder III. vorderen [persoon A] c.s. onder meer de levering van de ontvreemde boom. [persoon C] c.s. hebben ter zitting erkend dat zij deze boom hebben meegenomen en hebben geprobeerd in leven te houden. Dit is echter niet gelukt en de boom is inmiddels dood. Dit is niet door [persoon A] c.s. weersproken en de rechtbank heeft geen reden om hieraan te twijfelen. Dat [persoon C] c.s. aansprakelijk zijn voor het omwaaien – en het als logischerwijs gevolg hiervan sterven – van de boom is niet juist en dat volgt uit 5.26, waarin is geconcludeerd dat het verankeren van de pot geen onderdeel is van de overeenkomst. [persoon C] c.s. zijn dan ook niet aansprakelijk voor enige (gevolg) schade hierdoor.
5.1.3. (
iii) Werkzaamheden die zijn opgeleverd en kwalificeren als verborgen gebrek
5.56.
Dit betreft punt 38 in het expertiserapport van EBN.
5.57.
Punt 38 gaat over het ontbreken van mollengaas waardoor in een strook naar de vlonder toe mollenbulten zijn ontstaan, aldus [persoon A] c.s. Dit punt is niet genoemd in de to-do lijst van [persoon A] c.s. van 24 augustus 2021 en wordt dus geacht te zijn opgeleverd. Dat betekent dat dit voor rekening en risico van [persoon A] c.s. dient te komen, tenzij sprake is van een verborgen gebrek. Indien de oorzaak van de mollenbulten inderdaad gelegen is in het ontbreken van mollengaas, dan kan sprake zijn van een verborgen gebrek nu dit – zonder het gras te beschadigen – niet direct zichtbaar is. [persoon C] c.s. betwisten echter dat op de betreffende strook geen mollengaas is aangelegd. Zij hebben aangevoerd dat het feit dat daar toch enkele molshopen zijn ontstaan, nog niet betekent dat daar geen mollengaas is aangelegd nu het gaas ook door gebruik van de tuin kapot kan zijn gegaan. De rechtbank acht deze betwisting niet voldoende onderbouwd. Waarom het gaas bij een normaal gebruik van de tuin kapot zou gaan is immers niet nader toegelicht. Dit vormt dan ook een onvoldoende betwisting van de stelling van [persoon A] c.s. dat op een onderdeel van het gazon het gaas ontbreekt en dat dat is waargenomen door hun expert. Dat sprake is van een verborgen gebrek waardoor schade is veroorzaakt, is door [persoon C] c.s. dan ook onvoldoende gemotiveerd betwist en staat daarom in rechte vast. De rechtbank oordeelt dat [persoon C] c.s. aansprakelijk zijn voor de als gevolg hierdoor ontstane schade. De expert van [persoon A] c.s. begroot de schade op € 1.250,00. Dit bedrag is niet door [persoon C] c.s. weersproken en zal worden toegewezen.
5.1.4. (
iv) Werkzaamheden die nog niet zijn opgeleverd
5.58.
Dit betreft de volgende punten in het expertiserapport van EBN: 1, 2, 4, 5, 9, 11, 12, 31, 35 en 44.
5.59.
Punt 1 gaat over krassen op de schuifpoort. Volgens de expert van [persoon A] c.s. is de coating op sommige plekken van het metaal afgeslepen en is dit veroorzaakt door een niet onjuiste afstelling of plaatsing van de poort. [persoon A] c.s. voeren aan dat oplevering van het hek weliswaar heeft plaatsgevonden, maar dat zij het hek slechts hebben geaccepteerd behoudens de in de mail van 30 maart 2021 genoemde punten. De rechtbank stelt vast dat hierin onder meer is genoemd “loopdeur klappert (is kwestie van afstellen, zelf doen?)”. [persoon C] c.s. voeren dan ook ten onrechte aan dat in de mail niet is benoemd dat de schuifpoort ondeugdelijk is afgesteld. Gelet op het door [persoon A] c.s. gemaakte voorbehoud en de conclusie van de expert van [persoon A] c.s. dat beschadigingen in het sluitende deel bij een goede afstelling niet zouden moeten voorkomen, oordeelt de rechtbank dat het verweer van [persoon C] c.s. inhoudende dat de krassen ook door ondeugdelijk gebruik door [persoon A] c.s. veroorzaakt kunnen zijn, niet slaagt. [persoon A] c.s. vorderen conform de schaderaming door hun expert hiervoor een bedrag van € 500,00. Dat bedrag is niet betwist. De vordering wordt toegewezen.
5.60.
Punt 2 gaat (onder meer) over de verkleuring van tegels achter de schuifpoort naar de woning toe. De rechtbank begrijpt dat dit de tegels van de oprit zijn. In de e-mail van 19 mei 2022 heeft [persoon C] erkend dat dit nog uitgevoerd moet worden conform de offerte. Zie onder e. (“verkleurde tegels oprit vervangen of schoonmaken”) in Groep 1 “nog niet uitgevoerd met betrekking tot de offerte van 22-7-2019”. De rechtbank is daarom van oordeel dat [persoon C] c.s. hiervoor aansprakelijk zijn. De expert van [persoon A] c.s. is in zijn rapport niet duidelijk over wat het volgens hem kost om de verkleurde tegels te vervangen of schoon te maken (zoals door [persoon C] toegezegd). Verder is hierover door partijen niks aangevoerd. De schade zal daarom in de schadestaatprocedure moeten worden vastgesteld.
5.61.
Punten 4 en 5 gaan over de afwerking van muren met hardsteen. [persoon A] c.s. stellen dat dit tussen partijen is afgesproken, wat door [persoon C] c.s. wordt betwist, die dit punt in Groep 2 (valt niet onder de overeenkomst) plaatsen. [persoon A] c.s. verwijzen naar Whatsapp-correspondentie op 2 maart 2020 waarbij [persoon A] aan [persoon C] schrijft “
[voornaam persoon B] vindt het ook mooi, aan de bovenzijde nog iets van afdekking maken. Hardsteen of iets anders?”. Vervolgens staat op de factuur van [persoon C] c.s. van 27 juli 2020 onder meer: “
Leveren en plaatsen van hardsteen trap treden en afwerk randen op de tuin muur”. Volgens [persoon C] c.s. was slechts overeengekomen dat hardsteen op de traptreden zou liggen, niet op de randen. De rechtbank volgt [persoon C] c.s. hierin niet. Uit de factuur volgt dat de muren wel degelijk een afwerkrand zouden krijgen en op foto 18 van het expertiserapport is te zien dat deze rand ontbreekt. [persoon C] c.s. hebben de stelling van [persoon A] c.s. dat de afwerkrand op de muren van hardsteen moet zijn niet, althans onvoldoende gemotiveerd weersproken. De rechtbank oordeelt dat [persoon C] c.s. voor het ontbreken hiervan aansprakelijk zijn. De expert van [persoon A] c.s. heeft hiervoor geen schadebedrag gegeven. Verder zijn er onvoldoende feiten en omstandigheden door partijen gegeven om de schade te begroten. Dit zal in de schadestaatprocedure moeten worden vastgesteld.
5.62.
Punten 9 en 11 gaan over openingen en gaten in de muur en het ontbreken van beschoeiing achter de oprit aan de achterzijde. Nu de openingen en gaten in de muur niet zijn genoemd in de to-do lijst van [persoon A] c.s. van 24 augustus 2021, wordt dit punt geacht te zijn opgeleverd. Dat betekent dat dit voor rekening en risico van [persoon A] c.s. dient te komen, tenzij sprake is van een verborgen gebrek. Zonder nadere toelichting, die niet is gegeven, moet worden aangenomen dat dit reeds bij oplevering al kenbaar was voor [persoon A] c.s. Voor het ontbreken van beschoeiing achter de oprit geldt dat dit wel door [persoon A] c.s. is genoemd in de to-do lijst van 24 augustus 2021. Niet gesteld of gebleken is dat hier door [persoon C] c.s. nog op is gereageerd. De rechtbank wijst deze vordering als niet, althans onvoldoende gemotiveerd betwist, toe. [persoon A] c.s. vorderen hiervoor het door hun expert begrote bedrag van € 4.500,00. Dit bedrag is niet door [persoon C] c.s. betwist en zal worden toegewezen.
5.63.
Punt 12 gaat (onder meer) over het kromtrekken van hout van de vlonder en het ontbreken van een trap naar de vlonder. In de e-mail van 19 mei 2022 heeft [persoon C] erkend dat beide punten nog uitgevoerd moeten worden conform de offerte. Zie onder a. (“trap plaatsen naar vlonder”) en d. (“vlonder boezem hardhout nalopen (kromme planken vervangen)” in Groep 1 “nog niet uitgevoerd met betrekking tot de offerte van 22-7-2019”. De rechtbank is van oordeel dat [persoon C] c.s. hiervoor aansprakelijk is. De expert van [persoon A] c.s. heeft in zijn rapport een schaderaming opgenomen voor herstel van de vlonder ad € 5.000,00. Dit ziet echter ook – zo de rechtbank begrijpt – op het vergrijzen van de vlonder, wat onder 5.20 is afgewezen). Er zijn onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd om de schade te kunnen begroten. Daarom zal dit in de schadestaatprocedure moeten worden vastgesteld.
5.64.
Punt 31 gaat over de toegangspoort. De expert van [persoon A] c.s. heeft voor dit punt geen bedrag in de schaderaming opgenomen en vermeld slechts “nader te bepalen, blijkt niet uit overeenkomst”. [persoon A] c.s. voeren aan dat voor het hek weliswaar oplevering heeft plaatsgevonden, maar dat die oplevering (nog) niet akkoord was gelet op de in de e-mail van [persoon A] van 30 maart 2021 genoemde punten. Anders dan [persoon C] c.s. aangeven, wordt in deze e-mail wel degelijk opgemerkt dat (onder meer) de poort gelakt moet worden, het logo weggehaald en zowel opening via telefoonnummer en de intercom op afstand niet werken. [persoon C] c.s. hebben het punt “schuifhek behandelen, kleur nu grijs” in zijn e-mail van 19 mei 2022 in Groep 3 geplaatst: “Niet uitgevoerd, hier bied ik geen offerte voor aan, werkzaamheden specialisten”. Op de andere punten is hij in de mail niet ingegaan. De rechtbank oordeelt als volgt. Het hek zou volgens de offerte door [persoon C] c.s. geleverd worden. Dat hiervoor gebruik is gemaakt van een derde betekent niet dat zij hiervoor niet aansprakelijk zijn. Zij zijn jegens [persoon A] c.s. ook aansprakelijk voor tekortkomingen van door hen ingeschakelde hulppersonen. Verder voeren [persoon C] c.s. slechts aan dat de gestelde tekortkomingen niet kwalificeren als verborgen gebrek, maar gelet op het voorbehoud dat [persoon A] c.s. hebben gemaakt, is dat hier niet relevant. De rechtbank concludeert dat [persoon C] c.s. aansprakelijk zijn op dit punt voor de hierdoor ontstane schade bij [persoon A] c.s. Door partijen zijn onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd om de schade te kunnen begroten. Dit zal daarom in de schadestaatprocedure moeten worden vastgesteld.
5.65.
Punt 35 gaat over elektra. Hierover schrijft de expert dat nergens uit blijkt dat elektra bij de speeltuin aangebracht zou moeten worden. Wel is het volgens hem zo dat het aantal lichtpunten zoals genoemd in de opdrachtbevestiging niet aanwezig zijn in de tuin. Dat verlichting in de tuin ontbreekt is ook door Kemper erkend in de e-mail van 19 mei 2022, waarin hij onder b. “Verlichting in de tuin afmaken (grondspots, spots voorkant huis en poort)” noemt in Groep 1 “nog niet uitgevoerd met betrekking tot de offerte van 22-7-2019”. De rechtbank oordeelt dat [persoon C] c.s. hiervoor aansprakelijk zijn. De schadeomvang heeft de expert van [persoon A] c.s. als volgt berekend: er zijn ongeveer 25 van de geoffreerde 77 armaturen aanwezig, zijnde 32%. Oftewel, 68% ontbreekt. In de offerte staat een bedrag van € 16.880,00 incl. BTW. De minderprijs voor het ontbreken van de lichtpunten is dan 68% van € 16.880,00 is € 11.478,40. Ter zitting heeft [persoon C] c.s. erkend dat dat zou kunnen kloppen. De rechtbank wijst dan ook het bedrag van € 11.478,40 toe.
5.66.
Punt 44 gaat over het niet netjes bijgewerkt zijn van het hekwerk. Dit punt is door [persoon A] c.s. genoemd in de to-do lijst van 24 augustus 2021 en is ook door [persoon C] c.s. erkend in hun e-mail van 19 mei 2022, onder (“hekwerk voorzijde nalopen schilderwerk”) in Groep 1 “nog niet uitgevoerd met betrekking tot de offerte van 22-7-2019”. De rechtbank is van oordeel dat [persoon C] c.s. hiervoor aansprakelijk zijn. Nu [persoon A] c.s. voor hun vordering aansluiten bij het door hun expert geschatte schadebedrag van € 50,00 en dit niet, althans onvoldoende door [persoon C] c.s. is betwist, zal de rechtbank dit bedrag toewijzen.
5.1.5.
Tussenconclusie: (i), (ii), (iii) en (iv) (vordering in conventie onder I)
5.67.
Onder (i) zijn beoordeeld: werkzaamheden die niet onder de overeenkomst vallen. Hieronder vallen de punten in het expertiserapport van EBN: 12, 33, 34, 36, 42, 45, 47 en 49. Deze vorderingen worden afgewezen. Onder (ii) zijn beoordeeld: werkzaamheden die zijn opgeleverd en niet kwalificeren als (verborgen) gebrek. Hieronder vallen de punten in het expertiserapport van EBN: 2, 3, 6, 7, 8, 10, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 29, 30, 32, 37, 39, 40, 41, 43, 46, 48 en 49. Deze vorderingen worden ook afgewezen. Onder (iii) zijn beoordeeld: werkzaamheden die zijn opgeleverd en kwalificeren als verborgen gebrek. Hieronder valt punt 38 van het expertiserapport van EBN. Het door [persoon A] c.s. gevorderde schadebedrag van € 1.250,00 ligt voor toewijzing gereed. Onder (iv) zijn beoordeeld: werkzaamheden die nog niet zijn opgeleverd. Hieronder vallen de punten in het expertiserapport van EBN: 1, 2, 4, 5, 9, 11, 12, 31, 35 en 44. De vorderingen met betrekking tot punten 1, 9, 35 en 44 kunnen worden toegewezen tot een bedrag van in totaal € 500,00 + € 4.500,00 + € 11.478,40 + € 50,00 = € 16.528,40. Dit betekent dat thans in totaal een bedrag van € 17.778,40 voor toewijzing gereed ligt. Dit betreft geen voorschot op de in de schadestaat nog verder vast te stellen vergoedbare schade. Voor het betalen van een voorschot ziet de rechtbank ook geen aanleiding. Anders dan [persoon C] c.s. wensen, kan de rechtbank niet bepalen dat betaling van dit bedrag in termijnen mag plaatsvinden. Los van het feit dat hierover geen concrete stellingen zijn ingenomen, biedt de wet hiervoor ook geen grondslag. Ten aanzien van de punten 2, 4, 5, 12 en 31 kan de schade nu niet worden begroot en volgt een verwijzing naar de schadestaat. De grondslag betreft de aansprakelijkheid van [persoon C] c.s. op grond van een toerekenbare tekortkoming onder de overeenkomst met betrekking tot de tuin (zie hiervoor onder 5.60, 5.61, 5.63 en 5.64).
Ingangsdatum wettelijke rente vorderingen [persoon A] c.s.
5.68.
De over de schadevergoeding door [persoon A] c.s. gevorderde wettelijke rente betreft de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW. De omzettingsverklaring van [persoon A] c.s. dateert van 20 maart 2023. Op dat moment maakten zij aanspraak op (vervangende) schadevergoeding in plaats van nakoming. Uit de mededelingen en houding van [persoon C] c.s. was duidelijk dat zij niet van plan waren om schadevergoeding te betalen aan [persoon A] c.s. zodat zij vanaf 20 maart 2023 ook in verzuim waren. Zij zijn vanaf die datum daarom de wettelijke rente ex 6:119 BW verschuldigd over de te betalen schadevergoeding.
Opslagen
5.69.
[persoon A] c.s. vorderen over het gevorderde schadebedrag (cumulatief) een opslag van 5% voor algemene bouwplaatskosten, 7% voor algemene kosten en 5% voor winst en risico. De rechtbank oordeelt dat het gebruikelijk en aannemelijk is dat bij het herstellen van de gebreken door de betreffende aannemer een bepaalde opslag zal worden berekend ten behoeve van dergelijke kosten. Dit is ook niet door [persoon C] c.s. betwist. Volgens [persoon C] c.s. is een percentage van 17% echter buitensporig hoog en ongebruikelijk. Volgens de expert van [persoon A] c.s. is een opslag van 17% vanwege de krapte op de markt gebruikelijk. Een inhoudelijk debat hierover heeft ter zitting niet meer plaatsgevonden mede vanwege het grote aantal posten dat ter bespreking voorlag. De rechtbank kan niet zelf vaststellen wat een redelijk percentage is voor de hier bedoelde opslagen. Dit zal ook aan bod kunnen komen in de schadestaatprocedure.
BTW
5.70.
Volgens [persoon C] c.s. vorderen [persoon A] c.s. daarnaast ten onrechte 21% over de door hen gevorderde schadevergoeding. [persoon C] c.s. wijzen erop dat dat de door hen verzonden facturen alle zijn gericht aan Remar Bouw. Remar Bouw, medecontractant, kan de bij haar in rekening gebrachte BTW verrekenen zodat van schade geen sprake is. Dit alles is door [persoon A] c.s. niet betwist. In rechte staat ook vast dat de facturen aan Remar Bouw zijn gericht en ook door haar werden voldaan (zie hiervoor 3.6). Dit betekent dat ter zake de BTW geen sprake is van schade en de gevorderde vervangende schadevergoeding niet zal worden verhoogd met 21% aan BTW.
5.1.6.
Plantenbak en boom (vordering in conventie onder III)
5.71.
Ten aanzien van de door [persoon A] c.s. gevorderde levering (bedoeld zal zijn afgifte) van de ontvreemde plantenbak en daarbij behorende boom is onder 5.26 en 5.55 (al) geoordeeld dat het verankeren van de plantenbak geen onderdeel is van de overeenkomst en dat [persoon C] c.s. niet aansprakelijk zijn voor enige (gevolg)schade hiervan, waaronder het sterven van de boom. Deze vordering wordt dan ook afgewezen.
5.1.7.
Vordering in reconventie van [persoon C] c.s. betaling laatste termijn aanneemsom
5.72.
[persoon C] c.s. vorderen in reconventie onder meer de betaling van de laatste termijn van de aanneemsom voor de tuinwerkzaamheden ad € 4.961,00 (incl. BTW).
[persoon A] c.s. voeren aan dat zij dit niet verschuldigd zijn gelet op de tekortkomingen aan de zijde van [persoon C] c.s. De rechtbank wijst deze vordering af en licht dat toe. Vaststaat dat [persoon C] c.s. een aantal onderdelen van de overeengekomen werkzaamheden niet hebben uitgevoerd (zie 5.59 tot en met 5.66). Dit is ook door [persoon C] c.s. erkend in hun brief van 19 mei 2022 (“
Groep 1 nog niet uitgevoerd met betrekking tot de offerte (..)”). Zij hebben uitgelegd dat zij deze werkzaamheden uiteindelijk niet hebben uitgevoerd vanwege het onplezierige overleg van 3 mei 2022 met [persoon A] c.s. (zie ook de brief van [persoon C] c.s. aan [persoon A] c.s. onder 3.12). Waarom [persoon C] c.s., ook al hebben zij de laatste werkzaamheden niet uitgevoerd, niettemin aanspraak kunnen maken op de laatste termijn is niet, althans onvoldoende onderbouwd toegelicht gezien het verweer daartegen van [persoon A] c.s. Dit geldt temeer nu tussen partijen niet in geschil is dat de overeengekomen aanneemsom van € 250.000,00 betrekking had op de overeengekomen werkzaamheden. Niet gesteld of gebleken is dat die laatste termijn ziet op uitgevoerde werkzaamheden waarvoor [persoon A] c.s. ten onrechte nog niet zouden hebben betaald. Op grond van het ontbreken van een deugdelijke grondslag wijst de rechtbank dit onderdeel van de vordering van [persoon C] c.s. in reconventie af.
5.2.
De boot
5.2.1
Vorderingen over- en weer met betrekking tot de boot (vorderingen II in conventie en reconventie)
5.73.
Tot slot speelt nog het geschil rondom de werkzaamheden aan de boot. Partijen hebben over- en weer vorderingen ingesteld. Bij de beoordeling hiervan gaat de rechtbank uit van de volgende feiten zoals die uit de gedingstukken en hetgeen ter zitting is aangevoerd, naar voren zijn gekomen.
5.74.
In opdracht van [persoon A] c.s. hebben [persoon C] c.s. de boot van [persoon A] en [persoon B] opgeknapt. [persoon A] c.s. stellen zelf dat [persoon C] c.s. jegens hen zijn tekortgeschoten. De latere stelling van [persoon A] c.s. dat Remar Bouw geen contractspartij is, is daarom onvoldoende toegelicht. De afspraken over het opknappen van de boot zijn mondeling gemaakt en niet op schrift vastgelegd. Partijen zijn het erover eens dat de boot, destijds in een zeer matige staat verkeerde en met name aan het onderschip op diverse plekken houtrot vertoonde. De expert van [persoon A] c.s. (zie hierna) schat het bouwjaar van de boot tussen 2000 en 2006. De opknapwerkzaamheden zijn door [persoon C] c.s. uitgevoerd in de periode van januari tot en met medio april 2021. Op het schuren na hebben deze werkzaamheden in de loods van Remar Bouw (tevens contractspartij) plaatsgevonden. Van de voortgang van de werkzaamheden is [persoon A] via Whatsapp-berichten en foto’s op de hoogte gehouden. Ook is hij gedurende de werkzaamheden af en toe in de loods geweest. Op 14 april 2021 is de boot te water gelaten. Op 2 juni 2022 hebben [persoon C] c.s. aan [persoon A] c.s. een factuur gestuurd voor de verrichtte werkzaamheden van € 6.445,35 incl. BTW. [persoon A] c.s. hebben die factuur niet voldaan. In juli 2023 is de boot gezonken.
5.75.
In reconventie vorderen [persoon C] c.s. betaling van de factuur met de wettelijke rente vanaf 4 januari 2023. In reactie daarop hebben [persoon A] c.s. hun vordering in conventie vermeerderd. Zij vorderen schadevergoeding op te maken bij staat en een voorschot van € 24.056,00. Zij stellen dat zij schade van mogelijk wel € 75.000,00 hebben geleden vanwege het zinken van de boot wat volgens hen een gevolg is van de slecht uitgevoerde werkzaamheden. Zij beroepen zich hierbij op een rapport van Baars Expert Pleziervaartuigen van 29 oktober 2023 (“rapport Baars”).
5.76.
De rechtbank wijst de vordering van [persoon A] c.s. af en die van [persoon C] c.s. toe. De rechtbank licht dit hieronder toe.
Inhoud afspraken bootwerkzaamheden
5.77.
Partijen verschillen over de inhoud van de gemaakte afspraken. Tussen partijen is niet in geschil dat zij destijds hebben gesproken over een “algehele renovatie” van de boot, maar zij verschillen van mening wat hieronder verstaan moet worden. Volgens [persoon C] c.s. zouden zij de boot enkel opknappen zodat er weer één vaarseizoen mee gevaren kon worden. Omdat zij wel handig zijn, maar geen botenexperts, zou de boot daarna door een echte boot-expert beoordeeld en opgeknapt moeten worden. [persoon A] c.s. betwisten dat dit is gezegd of overeengekomen. Volgens hen is met “algehele renovatie” bedoeld dat de boot erna weer praktisch als nieuw zou zijn. Dat wordt op hun beurt weer betwist door [persoon C] c.s.
5.78.
Uit de stellingen van partijen en de gegeven toelichting ter zitting begrijpt de rechtbank dat de boot, bij de te water lating in april 2021, nog enkele lekkages vertoonde, maar dat die kort erna zijn verholpen, waarna de boot alsnog is opgeleverd. Toen zijn er, zo begrijpt de rechtbank, geen zichtbare gebreken geconstateerd door [persoon A] c.s. en is de boot in gebruik genomen en is er in de zomers van 2021 en 2022, naar tevredenheid, mee gevaren.
5.79.
De vraag wat partijen mondeling zijn overeengekomen met de “algehele renovatie” van de boot, moet beoordeeld worden aan de hand van wat partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan “algehele renovatie” mochten toekennen en redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (artt. 3:33 en 3:35 BW en de Haviltex-norm). Hierbij kan ook betekenis toekomen aan hoe partijen zich na het sluiten van de overeenkomst hebben gedragen in het kader van de uitvoering van die afspraken. Ook is van belang dat tussen partijen niet in geschil is dat [persoon C] c.s. geen experts zijn op het gebied van bootrenovatie of onderhoud. Ter zitting is namens [persoon A] c.s. desgevraagd ook verklaard dat [persoon C] c.s. destijds zijn ingeschakeld omdat er op dat moment niemand anders beschikbaar was. De opdracht is bovendien uitgevoerd tussen de tuinwerkzaamheden en andere werkzaamheden van [persoon C] c.s. door (zie hiervoor 5.74).
5.80.
Hoewel de werkzaamheden in april 2021 waren afgerond, hebben [persoon C] c.s. pas op 2 juni 2022 de factuur voor de bootwerkzaamheden aan [persoon A] c.s. gestuurd. De factuur “Opknappen boot voor [voornaam persoon A] en [voornaam persoon B] ” vermeldt 130 arbeidsuren en aan materiaal alleen verf, lijm- en coatingsmaterialen, maar geen hout, spanten of specifieke nieuwe bootonderdelen. Zoals toegelicht tijdens de mondelinge behandeling is de stelling van [persoon C] c.s. in hun conclusie van eis in reconventie, namelijk dat de gehele onderkant van de boot zou zijn vervangen, onjuist en blijkt dit ook uit de aan [persoon A] tussentijds toegezonden foto’s en berichten. De factuur bedraagt, als vermeld, € 6.455,35 incl. BTW en bevat geen betalingstermijn. Op het moment van de facturering was de relatie tussen partijen al bekoeld als gevolg van het verschil van inzicht over de uitvoering van de overeenkomst met betrekking tot de tuin (zie hiervoor onder 3.12). Tegen de hoogte noch tegen de inhoud van de factuur is door [persoon A] c.s. op dat moment bezwaar gemaakt. Zij hebben aanvankelijk alleen geweigerd de factuur te voldoen vanwege het geschil over de tuin.
5.81.
Naar het oordeel van de rechtbank wijzen de inhoud en de hoogte van de factuur veeleer op de door [persoon C] c.s. gestelde overeengekomen beperkte opknapbeurt en niet op de algehele renovatie die de boot weer als nieuw moest maken. Gezien de ouderdom en de slechte conditie van de boot bij aanvang van de werkzaamheden, waaronder de houtrot aan het onderschip, is het factuurbedrag hiervoor te laag en zijn de verrichtte werkzaamheden en gebruikte materialen ook te beperkt. De rechtbank is van oordeel dat, gezien het feit dat [persoon A] c.s. in juni 2022, ruim een jaar na de oplevering niet hebben geklaagd dat de in rekening gebrachte werkzaamheden niet beantwoordden aan de volgens hen overeengekomen algehele renovatie, zij klaarblijkelijk van mening waren dat de uitgevoerde werkzaamheden voldeden aan wat volgens [persoon C] c.s. was overeengekomen, namelijk de door hen gestelde beperkte opknapbeurt. [persoon C] c.s. hebben zich hierop ter zitting ook beroepen. Voor hen kwam het verwijt dat de opdracht niet goed, of onvolledig was uitgevoerd als een verrassing. Hierbij speelt mee dat het niet betalen van de factuur door [persoon A] c.s. destijds alleen was gestoeld op hun ontevredenheid over de werkzaamheden in de tuin. Dat de werkzaamheden aan de boot niet goed, of onvolledig zouden zijn uitgevoerd, is toen niet gezegd.
5.82.
Dit betekent dat, mede in het licht van wat onder 5.79 is overwogen, naar het oordeel van de rechtbank in rechte vaststaat dat partijen geen algehele renovatie, zoals door [persoon A] c.s. gesteld, zijn overeengekomen, maar de door [persoon C] c.s. gestelde beperkte renovatie, althans dat [persoon C] c.s. daarop gerechtvaardigd hebben mogen vertrouwen. Aan bewijslevering komt de rechtbank niet toe bij gebreke van een concreet en ter zake dienend bewijsaanbod. [persoon A] c.s. hebben volstaan met een algemeen en niet gespecificeerd bewijsaanbod.
5.83.
Van een tekortkoming onder die beperkte opdracht tot de renovatie van de boot is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. [persoon A] c.s. hebben – in het licht van de beperkte opdracht - onvoldoende gesteld dat [persoon C] c.s. in de uitvoering daarvan zijn tekortgeschoten. Die tekortkoming kan ook niet gevonden worden in het rapport Baars. De conclusie van Baars, dat sprake is van een tekortkoming door [persoon C] c.s., is immers in overwegende mate gebaseerd op de volgens [persoon A] c.s. afgesproken algehele renovatie waarbij de boot weer als nieuw zou zijn. Daarvan kan in rechte niet worden uitgegaan. De deskundige heeft [persoon C] c.s. ook geen vragen gesteld over de inhoud en uitvoering van de opdracht en zij zijn evenmin in de gelegenheid gesteld te reageren op het rapport. Het voorgaande betekent dat de rechtbank de betreffende vorderingen van [persoon A] c.s. zal afwijzen (vordering II in conventie).
5.84.
Ten overvloede overweegt de rechtbank nog het volgende. Ook als er veronderstellende wijs vanuit moet worden gegaan dat met “algehele renovatie’ is bedoeld dat de boot erna weer als nieuw zou zijn, moet de vordering van [persoon A] c.s. worden afgewezen. Op het moment van de ontvangst van de factuur op 2 juni 2022 hadden [persoon A] c.s. zich immers moeten realiseren dat, in hun ogen, [persoon C] c.s. de overeenkomst niet volledig hadden uitgevoerd, althans gebrekkig hadden gepresteerd, omdat de in rekening gebrachte uren, werkzaamheden en materialen niet tot een volledige renovatie van de boot hebben kunnen leiden. Door op dat moment (in juni 2022) niet te protesteren, althans hierop niet te wijzen, maar alleen een beroep te doen op opschorting vanwege een gesteld gebrek in de uitvoering van de tuinovereenkomst, hebben [persoon A] c.s. hun recht verwerkt om thans nog, in deze procedure (met hun eisvermeerdering in december 2023), hierover te klagen en vorderingen in te stellen (vgl. art. 6:87 BW). Hierbij is van belang dat zij [persoon C] c.s., hiermee ook in een nadeligere positie hebben geplaatst. [persoon C] c.s. hebben immers niet de kans gekregen om destijds, in juni 2022, dus nog ruim voor het zinken van de boot in juli 2023, op de gestelde gebreken c.q. de onvolledige uitvoering van de overeenkomst te kunnen reageren, zodat het latere zinken van de boot in 2023 mogelijk voorkomen had kunnen worden. [persoon C] c.s. hebben ter zitting in dit kader ook gewezen op de lange duur die ligt tussen het gestelde tekortkomen en het instellen van de eis en de nadeligere positie waarin hen dit heeft gebracht.
5.85.
Omdat, zoals hiervoor is overwogen, sprake is geweest van een beperkte opdracht en van een tekortkoming daarin geen sprake is geweest, moeten [persoon A] c.s. de factuur van [persoon C] c.s. van € 6.455,35 voldoen, tenzij [persoon A] c.s. een rechtsgeldige reden hebben dit niet te hoeven doen.
5.86.
Die reden kan niet liggen in hun beroep op opschorting. De opschorting kan niet worden gerechtvaardigd met een beroep op gestelde tekortkomingen onder de (kort gezegd) tuinovereenkomst. Die verbintenissen staan niet tegenover elkaar. De overeenkomsten kennen weliswaar dezelfde contractspartijen, maar het zijn verschillende overeenkomsten en zij tonen onvoldoende samenhang om de kruislinkse opschorting te rechtvaardigen. De renovatie van de boot staat los van de tuin. In de uitvoering van de overeenkomst met betrekking tot de boot door [persoon C] c.s. ligt voor [persoon A] c.s. evenmin een rechtsgeldige opschortingsgrond. [persoon A] c.s. hebben zich hierop voor het eerst in rechte beroepen. Dat kan op zichzelf geoorloofd zijn (vgl. HR 5 oktober 2012, ECLI:NL:HR 2012:BW8307), maar van een tekortkoming van [persoon C] c.s. die een opschorting rechtvaardigen, is in rechte niet gebleken.
5.87.
Dit betekent dat de vordering in reconventie van [persoon C] c.s. voor toewijzing gereed ligt. Wat betreft de gevorderde wettelijke rente hebben [persoon C] c.s. niet gesteld welke rente volgens hen van toepassing is, de (gewone) wettelijke rente van artikel 6:119 BW, of de wettelijke handelsrente van artikel 6:119a BW. Partijen hebben zich hierover niet uitgelaten. Dit moet de rechtbank daarom ambtshalve vaststellen. De wettelijke handelsrente is alleen verschuldigd als sprake is van een handelsovereenkomst. Dat hiervan sprake bij het opknappen van de boot, waar privé mee wordt gevaren, is gesteld noch gebleken. Dit betekent dat de rechtbank de wettelijke rente van artikel 6:119 BW zal toewijzen en wel, zoals gevorderd, vanaf 4 januari 2023. Tegen deze ingangsdatum is geen verweer gevoerd en vaststaat dat [persoon A] c.s. op dat moment met de betaling van de factuur reeds lang in gebreke waren.
Door [persoon A] c.s. gevorderde buitengerechtelijke incassokosten
5.88.
[persoon A] c.s. vorderen betaling van de door hen gemaakte buitengerechtelijke incassokosten van € 2.937,44. [persoon C] c.s. hebben de aansprakelijkheid voor deze post betwist. De rechtbank wijst deze vordering af. In dit kader weegt mee dat de hoofdvordering van [persoon A] c.s. maar voor een beperkt deel wordt toegewezen en voor vijf posten wordt verwezen naar de schadestaat. Veruit het grootste deel van de hoofdvordering wordt afgewezen. Bovendien hebben [persoon A] c.s. niet duidelijk gemaakt welke incassowerkzaamheden namens hen hebben plaatsgevonden en waarom deze werkzaamheden en de kosten ervan redelijk zijn geweest. De rechtbank kan daarom ook niet beoordelen of aan de eisen van artikel 6:96 lid 2 dub c BW is voldaan.
Proceskosten in conventie en beslagkosten [persoon A] c.s.
5.89.
Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze. Dit betekent ook dat de door [persoon A] en [persoon B] gevorderde terugbetaling van de beslagkosten voor hun rekening dient te blijven.
Proceskosten in reconventie
5.90.
Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten ook hier worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.
Uitvoerbaar bij voorraad
5.91.
De veroordelingen in conventie en reconventie worden uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De daartoe strekkende vorderingen zijn op de wet gegrond en er is geen afzonderlijk verweer tegen gevoerd.

6.De beslissing

De rechtbank
in conventie
6.1.
veroordeelt [persoon C] c.s. hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan [persoon A] c.s., ten titel van schadevergoeding te betalen het bedrag van € 17.778,40 voor de posten 1, 9, 35, 38 en 44 (vgl. r.o. 5.67), te vermeerderen met de wettelijke rente van artikel 6:119 BW met ingang van 20 maart 2023 tot aan de dag van volledige betaling,
6.2.
verwijst de procedure naar de schadestaat voor het opmaken van de schadevergoeding voor de posten 2, 4, 5, 12 en 31 (vgl. r.o. 5.67) en de opslagkosten (vgl. r.o. 5.69) waarvoor [persoon C] c.s. hoofdelijk tegenover [persoon A] c.s. aansprakelijk zijn,
6.3.
compenseert de (na)kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.4.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
6.6.
veroordeelt [persoon A] c.s. hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan [persoon C] c.s. te betalen een bedrag van
€ 6.455,35 (zesduizend vierhonderdvijfenvijftig euro en vijfendertig eurocent) (incl. BTW), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW met ingang 4 januari 2023 tot de dag van volledige betaling,
6.7.
compenseert de (na)kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.8.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J. Arts. Het is ondertekend door de rolrechter en in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2024.
3597/3455