4.1.1. In overweging 2.1-2.20 van het eindvonnis heeft de rechtbank vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. De door de rechtbank vastgestelde feiten vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt. Voorts staan nog enkele andere feiten, als enerzijds gesteld en anderzijds niet betwist, tussen partijen vast. Het hof zal hierna, samen met een overzicht van de vastgestelde feiten, een overzicht geven van deze relevante nieuwe feiten.
4.1.2. [geïntimeerde] heeft in opdracht van [appellanten] werkzaamheden verricht waaronder het plaatsen van een badkamer het maken van een inloopkast en het aanleggen van een verwarming in de periode tussen 14 november 2005 en 21 december 2005. De werkzaamheden zijn geoffreerd voor € 41.250, --. Op 21 december 2005 heeft een eerste opname plaatsgevonden. [appellanten] hebben de werkzaamheden niet geaccepteerd. [geïntimeerde] heeft daarna enkele (herstel-)werkzaamheden verricht.
4.1.3. Op 5 april 2006 heeft de tweede opname plaatsgevonden. [appellanten] hebben opnieuw de oplevering geweigerd. Zij hebben daarbij acht gebreken doorgegeven. Het betreffen:
1) veer/demping schuifdeur naar kleedruimte/kastenwand
2) tegel van het bad met bakfout
3) a) badkamerradiator verkeerd geplaatst
4) tegelvloer in de badkamer niet volgens patroon
5) vensterbank
6) vlekken op de muur in de hal
7) kast bij stoomcabine
8) stoomcabine: a) maat, b) bruine strepen onder stoomuitlaat, c) druppelen douchekop.
Deze op 5 april 2006 geconstateerde gebreken zijn door [geïntimeerde] als zodanig omschreven in haar brief van 14 april 2006 aan [appellanten] (prod 6 inl. dagv.) In deze brief heeft [geïntimeerde] haar visie op de gestelde gebreken gegeven. [geïntimeerde] heeft aangegeven dat de gebreken 1, 2, 3a, 5, 6 en 7 zouden worden verholpen. Ten aanzien van 4) stelde [geïntimeerde] dat er geen gebrek was en met betrekking tot 8) stelde zij de vragen van [appellanten] te hebben beantwoord. Van de opname in december bleef volgens [geïntimeerde] nog over het punt van de verlichtingsarmatuur van de spiegelkast, waarover [geïntimeerde] de leverancier nogmaals zou hebben aangesproken (gebrek 0) (prod. 6 inl. dagv.)
[appellanten] hebben van de eindafrekening de betaling van € 5.921,05 opgeschort.
4.1.4. Vervolgens hebben [appellanten] [geïntimeerde] op 25 april 2006 in gebreke gesteld voor wat betreft de gebreken 1, 2, 3a, 4, 8a en
9) wandmeubel wastafel
10) douchecabine: a) bedieningspaneel, b) druppelen douchekop
11) leidingen/bedradingen stoomcabine slordig afgewerkt
12) kastenwand (prod. 7 inl. dagv.).
[appellanten] schreven aan [geïntimeerde]: “Hierbij ontvangt u reactie n.a.v. uw schrijven en het bezoek van 5/4/2006 (..) Wij geven u hiervoor drie weken de tijd vanaf donderdag 27/4/2006 om dit allemaal op te lossen (..)”.
[geïntimeerde] heeft schriftelijk geantwoord op 4 mei 2006 en daarbij aangegeven dat voor wat betreft 1 de reparatie al is uitgevoerd en voor wat betreft 2, 3a 9 en 11 reparaties zullen worden uitgevoerd, waarvoor [geïntimeerde] contact zal opnemen. Voor wat betreft 4, 10 en 12 stelt [geïntimeerde] dat het werk naar behoren is uitgevoerd. Ten aanzien van 0 (het lichtarmatuur) en 8 (de stoomcabine) zal de fabrikant contact opnemen (prod. 8 inl. dagv.).
4.1.5. Op 16 mei 2006 schrijft [geïntimeerde] aan [appellanten] dat zij tevergeefs heeft geprobeerd met [appellanten] een afspraak te maken om de opleverpunten af te handelen (prod. 5 cva in conv.).
4.1.6. Op 24 mei 2006 is [geïntimeerde] door [appellanten] aansprakelijk gesteld voor toerekenbaar tekortkomen voor wat betreft 1, 2, 3a, 4, 8, 9, 10, 11 en 12. Op 1 juni 2006 betwist [geïntimeerde] schriftelijk 1, 4, 9 en 12 en biedt zij aan om 2 en 3a te herstellen. Met betrekking tot 8 en 10 kondigt [geïntimeerde] aan dat de fabrikant op 1 juni 2006 een bezoek zal brengen aan [appellanten] om een en ander te bezien en voor wat betreft 11 schrijft [geïntimeerde] dat zij op 15 mei 2006 een afspraak wilde maken met [appellanten], doch dat die dit geweigerd hebben (prod. 2 inl. dagv.).
4.1.7. Daarop wordt namens [appellanten] een expertise aangekondigd en [geïntimeerde] meegedeeld dat “herstel voorlopig uitgesteld kan worden” (prod. 6 cva in conv.). De expertise wordt uitgevoerd door [expert] van KakesWaal bv op 18 augustus 2006 in aanwezigheid van [geïntimeerde]. Het conceptrapport verschijnt op 29 november 2006 (prod. 10 inl. dagv.).
[geïntimeerde] schrijft op 29 mei 2007 aan de rechtsbijstandverzekeraar van [appellanten] dat zij nog steeds het definitieve rapport niet heeft ontvangen. Verder concludeert [geïntimeerde] dat zij niet in de gelegenheid is gesteld om de punten die bij de oplevering naar voren kwamen te herstellen en dat zij aanneemt dat [appellanten] geen gebruik meer willen maken van haar diensten. Tot slot vraagt zij (nogmaals) betaling van de nog openstaande posten (prod. 7 cva in conv.). Vervolgens heeft [geïntimeerde] deze rechtsbijstandverzekeraar nog vier keer benaderd met een verzoek om voortgangsinformatie, maar deze vraagt steeds om uitstel (prod. 8 cva in conv.). Ten slotte schrijft [geïntimeerde] de rechtsbijstandverzekeraar op 8 augustus 2007 dat zij haar openstaande rekening voor 14 augustus 2007 betaald wil zien. Op 3 oktober 2007 stuurt de raadsvrouw van [appellanten] het conceptrapport van [expert] aan [geïntimeerde], met de mededeling dat er nooit een definitief rapport is opgemaakt.
4.1.8. De fabrikant van de stoomcabine, Villeroy & Boch (oorspronkelijk geheten Ucosan), heeft op verzoek van [geïntimeerde] contact opgenomen met [appellanten] en dezen onder meer laten proefzitten in maart 2007.
4.1.9. Na het eindvonnis van de rechtbank hebben [appellanten] op 1 november 2010 een inspectie laten uitvoeren door [A.] Bouwconsult in aanwezigheid van hun advocaat en deurwaarder M.J. van Rooij van GGN Brabant, die een proces-verbaal van bevindingen heeft opgemaakt. [geïntimeerde] is bij deze expertise niet aanwezig geweest. Het rapport van [A. Bouwconsult] dateert van 13 december 2010 (prod. 3 mvg).
4.1.10. Op 29 april 2011 is in verband met een gestelde rioolverstopping wederom een inspectie gehouden. Aanwezig zijn dan [appellant sub 1] en zijn advocaat, [A. Bouwconsult], deurwaarder E.A.P. van Lith van Van Lith gerechtsdeurwaarders - die een proces-verbaal van bevindingen heeft opgemaakt - en iemand van Pipe Cleaning. [geïntimeerde] is bij deze expertise evenmin aanwezig geweest. De “tussenrapportage” van [A. Bouwconsult] van deze inspectie dateert van 6 mei 2011 (prod. 4 mvg).