ECLI:NL:RBROT:2024:7028

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 juli 2024
Publicatiedatum
30 juli 2024
Zaaknummer
AWB - 24 _ 37
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van bijstandsuitkering en verlaging op basis van woonsituatie

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 23 juli 2024, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam beoordeeld. Eiseres, die met haar kinderen in Rotterdam woont, had eerder een remigratie-uitkering en ontving vanaf 1 juni 2023 een bijstandsuitkering. Het college had haar bijstandsuitkering per 12 juli 2023 verhoogd, maar ook een verlaging van 20% toegepast vanwege het ontbreken van woonlasten. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, stellende dat zij recht heeft op de volledige bijstandsnorm omdat zij vanaf 12 juli 2023 wel woonlasten had.

De rechtbank oordeelt dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de woonsituatie van eiseres tot 22 augustus 2023 de verlaging van 20% rechtvaardigde. De rechtbank verwijst naar de relevante artikelen van de Participatiewet en de beleidsregels van de gemeente Rotterdam. Eiseres heeft niet aangetoond dat zij voor 22 augustus 2023 woonlasten had die in aanmerking genomen moesten worden. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiseres geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten.

De uitspraak benadrukt de toepassing van de beleidsregels omtrent de bijstandsverlening en de voorwaarden waaronder een verlaging van de bijstandsuitkering kan plaatsvinden. De rechtbank bevestigt dat de beslissing van het college in overeenstemming is met de wet en de geldende beleidsregels.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/37

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 juli 2024 in de zaak tussen

[naam] , uit Rotterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. R. Moghni),
en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, het college

(gemachtigde: mr. W. Breure).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van 20 december 2023 (het bestreden besluit).
1.1.
Met het besluit van 25 juli 2023 (het primaire besluit) heeft het college de bijstandsuitkering, zoals die eiseres vanaf 1 juni 2023 was toegekend (20% verlaging in verband met het ontbreken van woonlasten), per 12 juli 2023 verhoogd met € 214,94 in verband met op grond van een bruikleenovereenkomst maandelijks betaalde woonkosten.
1.2.
Met het bestreden besluit heeft het college het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit gedeeltelijk gegrond verklaard en heroverwegende bepaald dat vanaf 22 augustus 2023 op de bijstandsuitkering van eiseres geen korting meer plaatsvindt wegens het ontbreken van woonlasten.
1.3
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het college heeft hierop gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 11 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, mr. N. Talaoui, kantoorgenoot van de gemachtigde van eiseres, H. Kamouni (tolk) en de gemachtigde van het college.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres woonde met haar echtgenoot en drie kinderen in Marokko. Zij ontvingen een remigratie-uitkering voor gehuwden. Vanaf 27 december 2022 verblijft eiseres samen met haar kinderen bij haar zwager en schoonzus aan de [adres] te Rotterdam. Per 22 januari 2023 is aan eiseres een bijstandsuitkering toegekend naar de norm van een kostendelende echtgenoot met niet-rechthebbende partner, waarop de remigratie-uitkering van de echtgenoot deels in mindering is gebracht. Per 1 februari 2023 heeft eiseres inkomsten uit schoonmaakwerk, waarvan 25% tot een maximum van € 246,- per maand gedurende zes maanden buiten aanmerking blijft voor de bijstandsuitkering.
2.1.
Op 1 juni 2023 is eiseres bij de zwager en schoonzus vertrokken. Zij leidde toen een zwervend bestaan, terwijl haar kinderen bij de zwager en schoonzus verbleven. Met ingang van 1 juni 2023 heeft eiseres een briefadres en woont zij niet langer op een adres met een of meer personen ouder dan 27 jaar waarmee zij de kosten kan delen. De kostendelersnorm is niet meer op haar uitkering van toepassing. Voor haar geldt de alleenstaande ouder norm. Haar uitkering wordt met 20% van de gezinsnorm verlaagd omdat zij geen woonkosten heeft.
3. Met de uitspraak van 13 mei 2024, ECLI:NL:RBROT:2024:4222, heeft de rechtbank Rotterdam vastgesteld dat de in de uitspraak van 13 mei 2024 te beoordelen periode loopt van 1 juni 2023 tot 12 juli 2023. Per 12 juli 2023 heeft eiseres een bruikleenovereenkomst met [bedrijf] voor een woning aan de [adres 2] te Rotterdam. Zij betaalt geen huur, omdat het huis in de toekomst gesloopt gaat worden. Eiseres en haar kinderen kunnen per 12 juli 2023 gebruik maken van de woning. Eiseres betaalt eenmalig € 624,88 voor het gebruik van de woning en maandelijks € 214,94 voor de bruikleenovereenkomst. Vervolgens heeft het college het primaire besluit genomen, waarin de norm met ingang van 12 juli 2023 werd verhoogd met de door eiseres maandelijks verschuldigde verbruiksvergoeding van € 214,94.
4. Met het bestreden besluit heeft het college het primaire besluit gedeeltelijk aangepast. Hieraan heeft het college ten grondslag gelegd dat eiseres vanaf 22 augustus 2023 een energiecontract heeft bij Eneco. Nu die energiekosten verband houden met het gebruik van de woning is er volgens het college aanleiding de verlaging van de uitkering vanaf 22 augustus 2023 niet langer te handhaven.
5. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat zij met ingang van 1 juli 2023, dan wel 12 juli 2023 recht heeft op de volledige bijstandsnorm, omdat zij vanaf 12 juli 2023 wel woonlasten had. Verder doet eiseres een beroep op het evenredigheidsbeginsel. Zij heeft twee maanden zelf de woonlasten volledig moeten dragen met een onvolledige bijstandsuitkering.
6. Op grond van artikel 27 van de Pw kan het college de toepasselijke bijstandsnorm lager vaststellen voor zover de belanghebbende lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de norm voorziet als gevolg van zijn woonsituatie, waaronder begrepen het niet aanhouden van een woning.
6.1.
Op grond van artikel 2 van de Beleidsregels verlaging wegens woonsituatie en voor schoolverlaters Rotterdam 2016 (de Beleidsregels) wordt de verlaging vastgesteld als percentage van het wettelijk netto minimumloon als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Pw, tenzij daarvan uitdrukkelijk wordt afgeweken in de beleidsregels.
Op grond van artikel 3 stelt het college de van toepassing zijnde bijstandsnorm met 20% lager vast voor de alleenstaande die in een woning woont waaraan woonkosten zijn verbonden, maar deze niet betaald worden door de belanghebbende. Op grond van het vierde lid wordt de verlaging van 20% verminderd met het bedrag dat de belanghebbende, aantoonbaar door middel van een schriftelijke overeenkomst en betaalbewijzen, voor met huur vergelijkbare kosten verschuldigd is als hij tijdelijk een woning bewoont die gesloopt of gerenoveerd gaat worden of anti-kraak woont.
7. De rechtbank stelt voorop dat de hier te beoordelen periode loopt van 12 juli tot 23 augustus 2023.
7.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college zich terecht op het standpunt gesteld dat de woonsituatie van eiseres over die periode tot 22 augustus 2023 de verlaging van 20% op grond van artikel 3 van de Beleidsregels rechtvaardigde. Er bestaat geen grond om te oordelen dat dit beleid in strijd is met artikel 27 van de Pw, zoals ook volgt uit de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (zie de uitspraak van 17 maart 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:677). Nu niet in geschil is dat de desbetreffende woonruimte van eiseres op de nominatie staat gesloopt te worden, heeft het college terecht het vierde lid van toepassing geacht. De rechtbank vermag niet in te zien dat de toepassing van het beleid in dit concrete geval onevenredige bewarende gevolgen heeft voor eiseres. Met de tot 22 augustus 2023 toegekende verhoging kon zij immers de woonkosten geheel voldoen. Zij heeft niet gesteld, laat staan aangetoond, dat zij voor die datum lasten had die verband hielden met het gebruik van de woning. Gelet daarop was er voor het college geen aanleiding de 20% korting eerder dan met ingang van het energiecontract op 22 augustus 2023 niet meer toe te passen.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep moet ongegrond worden verklaard. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Haan, rechter, in aanwezigheid van R.P. Evegaars, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.