ECLI:NL:RBROT:2024:6982
Rechtbank Rotterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om schadevergoeding tegen beschermingsbewindvoerder
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 19 juli 2024 een verzoek om schadevergoeding afgewezen dat was ingediend tegen de beschermingsbewindvoerder, Stichting Centrale Administratie voor Voorzieningen op het Gebied van de Gezondheids- en Welzijnszorg. De betrokkenen, [persoon A] en [persoon B], stonden onder bewind vanwege problematische schulden. Op 19 december 2023 had de kantonrechter al besloten dat het bewind per 1 januari 2024 zou worden opgeheven. In het kader van dit opheffingsverzoek was een klacht ingediend over de (oud-)bewindvoerder, waarbij ook om schadevergoeding werd verzocht.
De kantonrechter heeft in zijn beschikking een termijn gesteld voor de betrokkenen om hun klacht nader te onderbouwen. Na verschillende schriftelijke reacties van zowel de betrokkenen als de bewindvoerder, concludeerde de kantonrechter dat niet duidelijk was geworden waarom de betrokkenen schade hadden geleden door toedoen van de bewindvoerder. De kantonrechter heeft uiteengezet dat volgens artikel 1:444 BW de bewindvoerder aansprakelijk is indien hij tekortschiet in zijn zorgplicht, maar dat de betrokkenen onvoldoende bewijs hadden geleverd voor hun claims.
De kantonrechter heeft ook overwogen dat, ondanks enkele tekortkomingen in de communicatie van de bewindvoerder, dit niet voldoende was om een schadevergoeding toe te kennen. De betrokkenen hadden geen concrete financiële schade aangetoond, vooral omdat zij uiteindelijk een schone lei hadden gekregen in het kader van de Wsnp. De kantonrechter heeft daarom het verzoek om schadevergoeding afgewezen, met de mogelijkheid voor de betrokkenen om in hoger beroep te gaan bij het gerechtshof Den Haag.