ECLI:NL:RBROT:2024:6959

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 juli 2024
Publicatiedatum
26 juli 2024
Zaaknummer
C/10/671322 / HA ZA 24-11
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van eiseres door het niet stellen van proceskosten zekerheid

In deze zaak, uitgesproken op 3 juli 2024 door de Rechtbank Rotterdam, is de rechtspersoon SAS LA CASA FRUITS, gevestigd in Ziguinchor, Senegal, eiseres tegen TROFI B.V., gevestigd in Wassenaar, Nederland. De eiseres heeft in een eerder vonnis van 1 mei 2024 de opdracht gekregen om zekerheid te stellen voor de proceskosten van de gedaagde, maar heeft hieraan niet voldaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat La Casa niet heeft voldaan aan de verplichting om zekerheid te stellen, wat leidt tot niet-ontvankelijkheid in de hoofdzaak. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de eiseres niet ontvankelijk is in haar verzoek om een voorlopige voorziening, omdat dit in strijd is met de goede procesorde. De rechtbank benadrukt dat La Casa niet tijdig een gemotiveerd verzoek om verlenging van de termijn voor het stellen van zekerheid heeft ingediend. De rechtbank heeft La Casa als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 3.612,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving. De kostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/671322 / HA ZA 24-11
Vonnis van 3 juli 2024
in de zaak van
de rechtspersoon naar Senegalees recht
SAS LA CASA FRUITS,
gevestigd te ZIGUINCHOR (Senegal),
eiseres,
advocaat mr. J.M.A. Zandvoort te Veghel,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TROFI B.V.,
gevestigd te Wassenaar,
gedaagde,
advocaat mr. R.M. de Hair te Venlo.
Partijen zullen hierna La Casa en Trofi genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het incidenteel vonnis van 1 mei 2024;
  • de akte uitlating tevens voorwaardelijke conclusie van antwoord in het incident ex artikel 223 Rv van Trofi.
1.2.
La Casa heeft op de rolzitting van 5 juni 2024 een akte verlenging termijn ex artikel 616 lid 4 Rv, tevens houdende voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv genomen. Nu Trofi hierop heeft gereageerd in haar voornoemde akte, zal deze akte van La Casa in de beoordeling worden betrokken.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij vonnis in het incident van 1 mei 2024 [1] is La Casa veroordeeld om uiterlijk op 22 mei 2024, op straffe van niet-ontvankelijkheid in de hoofdzaak, ten gunste van Trofi zekerheid te stellen voor de proceskosten van Trofi voor een bedrag van € 5.525,00. La Casa is opgedragen de rechtbank en de advocaat van Trofi hiervan binnen één week na het stellen van de zekerheid te informeren. In het vonnis is ook bepaald dat Trofi zich op de rol van 5 juni 2024 bij akte dient uit te laten over de vraag of de zekerheid door La Casa is gesteld.
2.2.
In haar akte verklaart Trofi dat er geen zekerheid is gesteld. Zij concludeert tot niet ontvankelijkheid van La Casa in haar incidentele vordering, althans om die haar te ontzeggen, met veroordeling van La Casa in de proceskosten bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis.
2.3.
De rechtbank overweegt hierover als volgt. Tussen partijen is niet in geschil dat La Casa niet heeft voldaan aan het incidenteel vonnis van 1 mei 2024 en dat zij de bevolen zekerheid niet heeft verstrekt. Dit leidt tot niet-ontvankelijkheid van La Casa in de hoofdzaak. Hetgeen La Casa in dit kader nog heeft aangevoerd in haar “Akte verlenging termijn ex artikel 616 lid 4 Rv, tevens houdende voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv” maakt dit niet anders.
2.4.
La Casa heeft deze akte op 23 mei 2024 ingediend voor de rol van 5 juni 2024. Voor zover zij met deze akte een verlenging van de termijn wenste voor het stellen van de bevolen zekerheid, geldt dat zij hiermee te laat was. Zowel op 23 mei 2024 als op 5 juni 29024 was de datum van 22 mei 2024 (de datum uit het vonnis) immers al verstreken. Verlenging van de termijn moet worden gevraagd voordat de termijn verstrijkt (vgl. art. 616 lid 4 Rv). Dat er in dit geval sprake is van bijzondere omstandigheden die met zich brengen dat hierop een uitzondering moet worden gemaakt, is gesteld noch gebleken.
2.5.
Met haar akte verzoekt La Casa de rechtbank daarnaast ook om bij wege van voorlopige voorziening “
Voor de duur van het geding (..) alvast een bedrag van € 11.427,67 (…) toe te wijzen”. Het spoedeisend belang bestaat volgens La Casa daaruit dat haar anders de kans wordt ontnomen om deze procedure (de rechtbank begrijpt: de hoofdprocedure) te kunnen voeren mede gelet op de vereiste zekerheidstelling.
2.6.
De rechtbank oordeelt La Casa niet-ontvankelijk in haar vordering tot de voorlopige voorziening vanwege strijd met de goede procesorde. La Casa heeft in strijd met het incidenteel vonnis van 1 mei 2024 geen zekerheid gesteld en evenmin tijdig een gemotiveerd verzocht om een termijnverlenging. De door haar daarentegen gevorderde voorlopige voorziening komt er bovendien in de kern op neer dat Trofi, met het betalen van een voorschot aan La Casa haar eigen zekerheid zou financieren om La Casa tegen haar te laten procederen. Dat is de omgekeerde wereld en gaat geheel voorbij aan de bedoeling van de in de wet opgenomen verplichting tot het stellen van zekerheid voor de proceskosten. Zoals Trofi terecht opmerkt zou La Casa ook voor de behandeling van haar incidentele vordering bovendien eerst zekerheid moeten stellen.
2.7.
La Casa wordt als de in het ongelijk gestelde partij in zowel de hoofdzaak als in het incident in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van Trofi worden begroot op:
- betaald griffierecht 2.213,00
- salaris advocaat 1.221,00 (1 punt × tarief II à € 614,00 en 0,5 punt × tarief IV à € 1.214,00)
- nakosten
178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 3.612,00

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident ex 223 Rv
3.1.
verklaart La Casa niet-ontvankelijk;
in de hoofdzaak
3.2.
verklaart La Casa niet-ontvankelijk;
in het incident en de hoofdzaak
3.3.
veroordeelt La Casa in de proceskosten, aan de zijde van Trofi tot op heden begroot op € 3.612,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als La Casa niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet La Casa € 90,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
3.4.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J. Arts en in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2024.
3790/3455