ECLI:NL:RBROT:2024:5828

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 mei 2024
Publicatiedatum
24 juni 2024
Zaaknummer
C/10/671322 / HA ZA 24-11
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een vordering tot zekerheidstelling in een handelsgeschil tussen een Senegalese vennootschap en een Nederlandse B.V.

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 mei 2024 uitspraak gedaan in een incident waarbij de Senegalese vennootschap SAS La Casa Fruits (hierna: La Casa) werd veroordeeld tot het stellen van zekerheid voor de proceskosten in een geschil met de Nederlandse besloten vennootschap TROFI B.V. (hierna: Trofi). La Casa had Trofi aangeklaagd voor een bedrag van € 48.905,60, voortvloeiend uit een raamovereenkomst voor de verkoop en levering van mango's. Trofi had in het incident gevorderd dat La Casa zekerheid zou stellen voor de proceskosten, omdat La Casa geen woon- of verblijfplaats in Nederland heeft.

De rechtbank overwoog dat op grond van artikel 224 Rv La Casa verplicht was om zekerheid te stellen, tenzij zij kon aantonen dat een van de uitzonderingsgronden van toepassing was. La Casa voerde aan dat zij in financiële problemen verkeerde en dat het stellen van zekerheid haar toegang tot de rechter zou belemmeren. De rechtbank oordeelde echter dat La Casa onvoldoende bewijs had geleverd om deze stelling te onderbouwen. Ook de andere door La Casa ingeroepen uitzonderingsgronden werden door de rechtbank verworpen.

De rechtbank bepaalde dat La Casa zekerheid moest stellen voor een bedrag van € 5.525,00, met een termijn van vier weken na de uitspraak om deze zekerheid te stellen. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Trofi direct kon overgaan tot uitvoering van de uitspraak, ongeacht een eventueel hoger beroep. De zaak zal op 5 juni 2024 opnieuw op de rol komen voor verdere behandeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/671322 / HA ZA 24-11
Vonnis in incident van 1 mei 2024
in de zaak van
de vennootschap naar Senegalees recht
SAS LA CASA FRUITS,
gevestigd te Ziguinchor (Senegal),
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. J.M.A. Zandvoort te Veghel,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TROFI B.V.,
gevestigd te Wassenaar,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. R.M. de Hair te Venlo.
Partijen zullen hierna La Casa en Trofi genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 29 november 2023, met producties 1 tot en met 8;
  • de incidentele conclusie tot zekerheidsstelling;
  • de conclusie van antwoord in incident, met productie 1 tot en met 3.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.Het geschil in de hoofdzaak

2.1.
La Casa vordert – samengevat – om bij vonnis, Trofi te veroordelen om aan La Casa voor zover mogelijk bij voorraad tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen:
A. de hoofdsom van € 48.905,60;
B. de wettelijke handelsrente thans 12,00% per jaar over de hoofdsom van € 48.905,60
vanaf 6 dagen na de factuurdata tot aan de dag der algehele voldoening;
C. de buitengerechtelijke incassokosten ad € 1.264,06;
D. de beslagkosten van € 1.719,20;
E. de kosten van het geding, waaronder salaris advocaat, te vermeerderen met de
wettelijke rente, vanaf veertien dagen na het in dezen te wijzen vonnis;
F. het nasalaris van de gemachtigde, zijnde € 163,00 zonder betekening te verhogen met
€ 85,00 in geval van betekening van het in dezen te wijzen vonnis.
2.2.
Aan haar vorderingen heeft La Casa - samengevat - het volgende ten grondslag gelegd. La Casa en Trofi hebben een (raam)overeenkomst gesloten tot de verkoop en levering van mango’s. La Casa heeft op grond van die overeenkomst veelvuldig mango’s verkocht en geleverd aan Trofi. Haar vordering ziet op acht transacties tussen partijen. Het is in de fruithandel gebruikelijk dat koper een bedrag vooruit betaalt en dat aan het einde van het seizoen wordt afgerekend voor wat er daadwerkelijk is geleverd. Trofi heeft voor de acht leveringen waar het om gaat een bedrag vooruitbetaald van in totaal € 98.355,20. La Casa vordert nog betaling van € 48.905,60 voor de meer geleverde mango’s. Ondanks diverse aanmaningen heeft Trofi niet betaald.
2.3.
Trofi heeft in de hoofdzaak nog niet voor antwoord geconcludeerd.

3.Het geschil in incident

3.1.
Trofi vordert – samengevat – om bij vonnis, voor zover mogelijk bij voorraad La Casa op straffe van niet-ontvankelijkheid in de hoofdzaak te veroordelen om
binnen vier weken na het in deze te wijzen vonnis in incident zekerheid te stellen voor een
bedrag van € 10.858,- althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag
aan eventuele proceskostenveroordeling naar aanleiding van de in de hoofdzaak ingestelde
vordering van La Casa, door middel van afgifte aan Trofi van een
bankgarantie van een eersteklas Nederlandse bankinstelling volgens het Rotterdams
Garantieformulier in de meest recente versie, dan wel het model van de Nederlandse
Vereniging van Banken in de meest recente versie, welke garantie steeds (met inachtneming
van voormeld maximum) tegen overlegging van een uitvoerbaar verklaarde proceskostenveroordeling ten gunste van Trofi kan worden getrokken,
met aanhouding van de hoofdzaak totdat La Casa de gevraagde zekerheid heeft verstrekt
dan wel de termijn voor het stellen van die zekerheid is verstreken met veroordeling van eiseres in de kosten van het geding, daaronder begrepen de nakosten.
3.2.
Trofi legt aan de incidentele vordering tot zekerheidstelling – zakelijk weergegeven – ten grondslag dat La Casa op grond van artikel 224 Rv verplicht is tot het stellen van zekerheid voor de proceskosten en dat van een van de uitzonderingsgronden van het tweede lid van artikel 224 Rv geen sprake is. Senegal is namelijk geen lid van de Europese Unie (sub a), er is geen verdrag voor tenuitvoerlegging (sub b), La Casa heeft geen vermogensbestanddelen in Nederland (sub c) en La Casa wordt niet de effectieve toegang tot de rechter belemmerd, nu zij zich in het kader van dit geschil al door verschillende (rechtsbijstands-)adviseurs heeft laten bijstaan (sub d).
3.3.
La Casa voert verweer, dat primair strekt tot afwijzing van de vordering tot zekerheidstelling, subsidiair tot beperking van het bedrag tot zekerheidstelling, het ter vrije bepaling aan La Casa laten van de wijze van zekerheidstelling en een veroordeling in de proceskosten van Trofi. Op de argumenten van La Casa ter onderbouwing van haar verweer wordt bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
De incidentele conclusie is tijdig en voor alle weren ingesteld. Op grond van artikel 224 lid 1 Rv zijn allen zonder woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland die bij een Nederlandse rechter een vordering instellen verplicht op vordering van de wederpartij zekerheid te stellen voor de proceskosten en de schadevergoeding tot betaling waarvan zij veroordeeld zouden kunnen worden. Die verplichting bestaat niet als sprake is van één van de in artikel 224 lid 2 Rv genoemde uitzonderingsgronden.
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat La Casa is gevestigd in Senegal en geen woon- of gewone verblijfplaats in Nederland heeft, zodat zij in beginsel zekerheid dient te stellen. Tussen partijen staat ter discussie of een van de uitzonderingen in artikel 224 lid 2 Rv zich voordoet, de hoogte van het bedrag voor zekerheidstelling en de wijze van zekerheidstelling.
Grond voor zekerheidstelling
4.3.
Ter afwering van de gevorderde zekerheidstelling voert La Casa allereerst aan dat zekerheidstelling niet nodig is, omdat Trofi de mango’s en de verkoopopbrengsten van de mango’s geniet. Dit is echter geen uitzondering zoals de gevallen genoemd in lid 2 van artikel 224 Rv, zodat hieraan wordt voorbijgegaan. Bovendien is het aan de rechter in de hoofdzaak om te beoordelen of Trofi over (verkoopopbrengsten van) mango’s beschikt waarvoor zij La Casa niet heeft betaald.
Uitzonderingsgrond artikel 224 lid 2 sub b Rv
4.4.
La Casa beroept zich verder op de uitzondering van artikel 224 lid 2 sub b Rv, dat inhoudt dat geen verplichting tot zekerheidstelling bestaat wanneer een proceskostenveroordeling executabel is in het woonland van de eiseres (Senegal). Onder verwijzing naar artikel 3 van het Verdrag over de erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse scheidsrechterlijke uitspraken (hierna: het Verdrag van New York) is een proceskostenveroordeling van deze rechtbank volgens La Casa executabel in Senegal als de rechtbank, althans de rechter in casu, in een schriftelijke overeenkomst tussen partijen zou worden benoemd tot arbiter.
4.5.
De rechtbank overweegt dat het bij de uitzondering van sub b erom gaat of een proceskostenveroordeling op grond van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden, een verdrag (zoals het EEX-Verdrag, EVEX-Verdrag of het Rechtsvorderingsverdrag 1954), een EG-verordening of een wet ten uitvoer kan worden gelegd in Senegal. Hiervan is geen sprake. Artikel 3 van het Verdrag van New York, waarnaar La Casa verwijst, bepaalt dat iedere verdragsluitende partij elkaars scheidsrechtelijke uitspraken als bindend erkennen en dat de verdragsluitende partijen deze scheidsrechtelijke uitspraken ten uitvoer leggen. Wat er ook zij van de onjuistheid van de door La Casa in dit kader geopperde route, geldt dat het Verdrag van New York niet van toepassing is omdat een arbitrageovereenkomst tussen partijen ontbreekt. Het beroep op deze uitzonderingsgrond slaagt niet.
Uitzonderingsgrond artikel 224 lid 2 sub c Rv
4.6.
La Casa stelt verder dat zij zaken doet met meerdere partijen in Nederland en Europa waar Trofi zich op zou kunnen verhalen.
4.7.
Op grond van artikel 224 lid 2 sub c Rv hoeft geen zekerheid te worden gesteld als redelijkerwijs aannemelijk is dat verhaal voor een veroordeling tot betaling van proceskosten en schadevergoeding in Nederland mogelijk zal zijn. Voor de toepasselijkheid van deze uitzonderingsgrond moet La Casa redelijkerwijs aannemelijk maken dat er een mogelijkheid tot verhaal bestaat in Nederland en dat die mogelijkheid, naar analogie van artikel 6:51 lid 2 BW, zodanig is dat de vordering behoorlijk is gedekt en dat Trofi als schuldenaar daarop verhaal kan nemen. Zekerheid over de mogelijkheid van verhaal is evenwel niet vereist.
4.8.
Deze uitzonderingsgrond doet zich naar het oordeel van de rechtbank niet voor. Deze uitzonderingsgrond vereist in eerste plaats verhaalsmogelijkheden binnen Nederland. Aan eventuele verhaalsmogelijkheden in andere Europese landen wordt daarom voorbij gegaan. Verder heeft La Casa niets concreets gesteld over de aard en omvang van de verhaalsmogelijkheid die haar Nederlandse klanten voor Trofi zouden bieden. Ook zonder meteen een klantenlijst vrij te geven, had het op de weg van La Casa gelegen om meer toelichting te geven en om niet te volstaan met de algemene stelling dat verhaal op twee klanten in Nederland mogelijk is. Zonder die toelichting kan de rechtbank niet vaststellen dat het redelijkerwijs aannemelijk is dat verhaal voor een proceskostenveroordeling in Nederland mogelijk zal zijn. Aan het bewijsaanbod op dit punt wordt niet toegekomen. La Casa’s beroep op artikel 224 lid 2 sub c Rv slaagt aldus niet.
Uitzonderingsgrond artikel 224 lid 2 sub d Rv
4.9.
La Casa stelt dat voor haar de effectieve rechtsgang wordt belemmerd door een zekerheidstelling in de zin van artikel 224 lid 1 sub d Rv. La Casa stelt een beginnende onderneming te zijn die hoge kosten heeft gemaakt voor de teelt van de mango’s. La Casa stelt niet in staat te zijn zekerheid te stellen door het uitblijven van de betaling door Trofi, waarmee zij meer dan 20% van de omzet mist. Door de flinke verliezen die La Casa heeft geleden en de achteruitgang in omzet is zij in financiële problemen geraakt.
4.10.
Om een geslaagd beroep op artikel 224 lid 2 sub d Rv te kunnen doen, moet La Casa stellen en bewijzen dat zij door het stellen van de zekerheid in de effectieve toegang tot de rechter wordt belemmerd. Het is aan haar om deze stelling feitelijk toe te lichten en te onderbouwen met bewijsstukken. Dat heeft zij onvoldoende gedaan. De rechtbank licht dat toe.
4.11.
Allereerst verwijst La Casa naar productie 1, een ‘
Récapitulation de la Balance’, bestaande uit één regel, over de periode van 1 januari 2022 tot 31 december 2022. Hieruit blijkt - volgens La Casa - dat zij 20% omzet heeft verloren door het uitblijven van een betaling door Trofi. De rechtbank overweegt dat dit geen onderbouwing is van haar stelling dat zij door het moeten stellen van zekerheid in de effectieve toegang tot de rechter wordt belemmerd. Los van het feit dat het overzicht niets zegt over een terugval in de omzet door het handelen van Trofi, heeft het overzicht volgens de eigen stellingen van La Casa betrekking op 2022 en bevat het geen weergave van de actuele financiële positie van La Casa.
4.12.
La Casa overlegt ter onderbouwing van haar stelling dat zij in financiële problemen verkeert 1) een brief aan de bank van 5 december 2023, waarin de bank op de hoogte wordt gesteld van het geding tussen La Casa en Trofi, en 2) een Franstalige brief van de bank van 13 februari 2024 aan La Casa, waarin de bank benoemt dat er sprake is van een ongeoorloofde debetstand van 14.544.034,- FCFA (omgerekend: € 21.452,46). Ook hieruit volgt niet dat La Casa door de verplichting om zekerheid te stellen voor de proceskosten in de effectieve toegang tot de rechter wordt belemmerd. Er wordt hooguit onderbouwd dat er medio februari 2024 een schuld openstond, maar daarmee wordt geenszins concreet onderbouwd dat La Casa niet in staat is om zekerheid te stellen voor de proceskosten gelet op haar financiële positie, waardoor ook niet is onderbouwd dat het moeten stellen van zekerheid leidt tot een effectieve belemmering van La Casa’s toegang tot de rechter. Hierbij weegt de rechtbank mee dat La Casa klaarblijkelijk wel in staat is (geweest) kosten te maken om in Nederland een procedure voor de rechtbank te starten en om in dat kader beslagen te leggen, zoals door Trofi onbetwist is aangevoerd. Dat maakt het onaannemelijk dat La Casa niet ook de middelen heeft om zekerheid te stellen voor de proceskosten, zeker nu die zekerheid wordt beperkt door de rechtbank (zie hierna onder 4.18.1). Tot slot geldt dat Trofi ook onbetwist heeft aangevoerd dat zij La Casa voorafgaand aan de procedure heeft gewezen op de verplichting tot het stellen van de zekerheid zodat La Casa hiermee ook rekening had kunnen houden. La Casa’s beroep op artikel 224 lid 2 sub b Rv slaagt niet.
Conclusie
4.13.
Nu geen sprake is van een succesvol beroep op een van de in artikel 224 lid 2 Rv genoemde uitzonderingsgronden, rust op La Casa de plicht tot zekerheidstelling in de zin van artikel 224 lid 1 Rv.
De hoogte van de zekerheidsstelling
4.14.
La Casa verzoekt subsidiair het bedrag waarvoor zekerheid moet worden gesteld te beperken tot hoogstens het bedrag voor het griffierecht, omdat deze kosten vaststaan en het overige te onzeker is. In ieder geval verzoekt La Casa om de kosten te beperken tot twee punten in totaal voor de conclusie van antwoord en de mondelinge behandeling.
4.15.
De rechtbank gaat vooralsnog uit van een procedure met als enige proceshandelingen voor Trofi een conclusie van antwoord en een mondelinge behandeling nu niet gesteld of is gebleken dat er, gelet op de aard van de vordering, reden is om uit te gaan van meer proceshandelingen.
4.16.
Trofi vordert verder zekerheidstelling voor de puntentoekenning behorende bij een door haar nog in te stellen tegenvordering. Dit wordt afgewezen. De zekerheid op grond van artikel 224 Rv heeft, blijkens de tekst van de wet, alleen betrekking op de proceskosten behorende bij een vordering ingesteld door een eiser die geen gewone woon- of verblijfplaats in Nederland heeft. Aangezien Trofi bij een nog in te stellen vordering in reconventie zelf de eiser is en zij in Nederland is gevestigd, kan hiervoor geen zekerheidstelling worden gevorderd op grond van artikel 224 Rv.
4.17.
Trofi vordert hiernaast zekerheidstelling voor de proceskosten van dit incident, wat wordt toegewezen aangezien La Casa de in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij is.
4.18.
Trofi vordert ten slotte als zekerheidstelling voor het nasalaris een bedrag van € 361,00. De rechtbank stelt dit bedrag volgens het liquidatietarief vast op € 270,00 (€ 178,00 + € 92,00 voor conventie en betekening).
4.18.1.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de hoogte van het bedrag waarvoor zekerheid dient te worden gesteld als volgt bepalen. Voor de hoofdzaak zal de rechtbank voor de conclusie van antwoord en de mondelinge behandeling 2 punten × € 1.214,00 (tarief IV) toekennen. De proceskosten van dit incident worden vastgesteld op € 614,00. Daarnaast is het griffierecht vastgesteld op € 2.213,00 en zijn de nakosten door de rechtbank vastgesteld op € 270,00. De rechtbank bepaalt het bedrag waarvoor thans genoegzame zekerheid dient te worden gesteld derhalve op € 5.525,00. De rechtbank ziet aanleiding om aan de zekerheidsstelling een termijn van vier weken te verbinden na de datum van deze uitspraak. De rechtbank merkt hierbij op dat in het geval de proceskosten tot een hoger bedrag oplopen, Trofi de mogelijkheid heeft om bij incidentele vordering om aanvullende zekerheid te verzoeken.
Wijze van zekerheidsstelling
4.19.
Op de vorm van zekerheid is artikel 6:51 BW van toepassing. Lid 1 van artikel 6:51 BW bepaalt dat de partij die zekerheid moet stellen de keuze toekomt op welke wijze de zekerheidstelling geschiedt. De aangeboden zekerheid moet op grond van artikel 6:51 lid 2 BW zodanig zijn, dat de vordering behoorlijk is gedekt en dat de schuldeiser daarop zonder moeite verhaal zal kunnen nemen.
4.20.
Trofi heeft (kort gezegd) verzocht om zekerheidstelling door een bankgarantie. Gelet op de keuzevrijheid van La Casa bij het stellen van zekerheid als uitgangspunt, geldt dat in dit incident niet zonder meer een verplichting tot het laten afgeven van een bankgarantie kan worden opgelegd. La Casa wijst er terecht op dat ook andere vormen van zekerheid aan de eisen van artikel 6:51 lid 2 BW kunnen voldoen. De door La Casa aan te bieden zekerheid moet zodanig zijn dat de vordering, inclusief rente en kosten, behoorlijk gedekt zijn en dat Trofi daarop zonder moeite verhaal zal kunnen nemen. Nu geen bijzondere omstandigheden zijn aangevoerd die een uitzondering op de keuzevrijheid van La Casa rechtvaardigen, zal de rechtbank La Casa niet verplichten om zekerheid te stellen door middel van een bankgarantie. La Casa zal worden veroordeeld tot het stellen van zekerheid als in de beslissing vermeld.
Proceskosten in het incident
4.21.
De rechtbank houdt de beslissing omtrent de kosten van het incident aan, totdat in de hoofdzaak zal worden beslist.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
veroordeelt La Casa tot het stellen van zekerheid voor een bedrag van € 5.525,00 ten gunste van Trofi voor de proceskosten waarvan zij veroordeeld kan worden;
5.2.
bepaalt dat de zekerheid, op straffe van niet-ontvankelijkheid in de hoofdzaak, uiterlijk op
22 mei 2024moet zijn gesteld;
5.3.
beveelt La Casa binnen één week na het stellen van zekerheid de rechtbank en de advocaat van Trofi hiervan schriftelijk in kennis te stellen onder vermelding van de vorm waarin de zekerheid is gesteld;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst af het anders of meer gevorderde;
in de hoofdzaak
5.6.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
5 juni 2024voor akte uitlating door Trofi over de vraag of zekerheid is gesteld door La Casa;
5.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J. Arts. Het is ondertekend door de rolrechter en in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2024.
[3777/3266/3455]