In deze zaak heeft eiser, die zelf procedeert, gedaagden aangesproken voor de terugbetaling van een aankoopbedrag van € 6.842,- voor een laminaatvloer en traprenovaties. De gedaagde partij 1 is op 8 mei 2024 in staat van faillissement verklaard, waardoor de procedure tegen hen van rechtswege is geschorst. Eiser vordert naast het aankoopbedrag ook een schadevergoeding van € 2.470,67, maar deze vordering wordt afgewezen. De kantonrechter oordeelt dat gedaagden 2 en 3 hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de terugbetaling van het aankoopbedrag, omdat gedaagde 3 als (indirecte) bestuurder van gedaagde 1 een persoonlijk verwijt treft. De kantonrechter concludeert dat gedaagde 3 wist of had moeten weten dat gedaagde 1 niet aan haar verplichtingen kon voldoen. De wettelijke rente over het terug te betalen bedrag wordt toegewezen, evenals de proceskosten aan de kant van eiser. Het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.