ECLI:NL:RBROT:2024:6903

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 juni 2024
Publicatiedatum
25 juli 2024
Zaaknummer
10/061324-24 vordering TUL: 10/105986-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing jeugdstrafrecht bij voorbereiding van ontploffing en geweldsdelicten

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 juni 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 19-jarige verdachte, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder de voorbereiding van een ontploffing, afpersing en diefstal met geweld. De verdachte had op 20 februari 2024 in Vlaardingen een tas met daarin een vuurwerkbom en brandbare stoffen bij zich, met de intentie om een ontploffing teweeg te brengen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij daadwerkelijk een poging tot ontploffing had gedaan, maar dat hij wel schuldig was aan de voorbereiding daarvan. Daarnaast werd de verdachte ook schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van een nepvuurwapen en het afpersen van een slachtoffer op de openbare weg. De rechtbank legde een jeugddetentie op van 180 dagen, waarvan 132 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals toezicht en begeleiding door de reclassering. De rechtbank overwoog dat de verdachte, gezien zijn leeftijd en eerdere veroordelingen, onder het jeugdstrafrecht viel. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers en de samenleving.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Jeugd
Parketnummer: 10/061324-24
Parketnummer vordering TUL: 10/105986-23
Datum uitspraak: 18 juni 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] ,
raadsman mr. T. Sönmez, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de openbare terechtzitting van 4 juni 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. L. Verhoeven, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde;
  • toepassing van het jeugdstrafrecht;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 210 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 162 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte meewerkt aan toezicht en begeleiding door de reclassering, meewerkt aan de behandeling bij De Waag, zich houdt aan een locatieverbod en -gebod en meewerkt aan de bijbehorende elektronische monitoring, zich inzet voor het hebben van een dagbesteding en meewerkt aan de begeleiding van Humanitas;
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende jeugddetentie.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Feit 1
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde poging tot het teweegbrengen van een ontploffing. De verdachte is naar de woning gegaan. Hij droeg een tas met daarin een vuurwerkbom. Daarnaast had hij een aansteker en handschoenen bij zich. De verdachte is meerdere keren langs de woning gelopen. Pas toen hij de beveiliging en de politie zag, heeft hij besloten de ontploffing niet te laten plaatsvinden en is hij weggerend. Het voorgaande is te kwalificeren als een begin van uitvoering van het teweegbrengen van een ontploffing. De officier van justitie verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Hoge Raad van 24 mei 2022, ECLI:NL:HR:2022:762.
4.1.2.
Standpunt verdediging
De verdachte heeft verklaard dat hij van iemand de opdracht heeft gekregen om tegen betaling een tas voor de woning te zetten, dat hij niet wist wat er in die tas zat, dat hij de opdracht wilde uitvoeren, maar dat hij zich vervolgens, toen hij voor de woning stond, heeft bedacht. De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit. De handelingen die de verdachte heeft verricht leveren volgens hem geen poging op. Daarvoor is meer nodig. Er is ook geen sprake geweest van voorbereidingshandelingen, zoals subsidiair ten laste gelegd, nu de verdachte niet wist wat er in de tas zat.
4.1.3.
Beoordeling
De rechtbank stelt de volgende gang van zaken vast. Op 20 februari 2024 liep de verdachte langs de woning aan [adres 2] . Dit is een woning waar in korte tijd meerdere (pogingen tot) ontploffingen hebben plaatsgevonden. Om die reden is er beveiliging aanwezig in de straat en hangen er camera’s. De beveiliger zag dat de verdachte met een tas in zijn hand liep en dat hij bij de woning naar binnen keek. De beveiliger heeft de politie ingeschakeld, die de verdachte heeft aangehouden. Toen bleek dat in de tas onder meer een vuurwerkbom (een combinatie van zwaar vuurwerk en brandbare vloeistof) zat en dat de verdachte een aansteker bij zich had.
Van een poging tot het plegen van een strafbaar feit is sprake als er een begin van uitvoering van dat strafbare feit is geweest. Daarvan is sprake als er handelingen zijn verricht die, naar hun uiterlijke verschijningsvorm, gericht zijn op voltooiing van het strafbare feit. Het langs de woning lopen met een tas met daarin een vuurwerkbom, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om te kunnen spreken van een begin van uitvoering van het teweegbrengen van een ontploffing. Anders dan in de zaak die de officier van justitie aanhaalt was er hier nog geen sprake van een handeling met het voorwerp dat de ontploffing teweeg moest brengen. Daarom zal de verdachte worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde poging tot het plegen van dit strafbare feit.
De rechtbank acht wel bewezen dat de verdachte dit feit heeft voorbereid, zoals subsidiair ten laste is gelegd. De rechtbank acht de verklaring van de verdachte dat hij de tas alleen voor de woning hoefde te zetten ongeloofwaardig, omdat in dergelijke zaken in beginsel alleen geld wordt uitgekeerd bij geslaagde explosies. Bovendien bestond de vuurwerkbom uit zes aan elkaar vastgemaakte Cobra’s en een daaraan vastgemaakte fles gevuld met benzine. Niet valt in te zien waarom zo’n vuurwerkbom in elkaar geknutseld zou worden als het slechts de bedoeling was om te dreigen. Daarbij komt dat de verdachte ook een aansteker bij zich had. De rechtbank acht dan ook ongeloofwaardig dat het in dit geval niet de bedoeling was om de vuurwerkbom af te steken. De rechtbank is daarom van oordeel dat de subsidiair ten laste gelegde voorbereiding van het teweegbrengen van een ontploffing wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.1.4.
Conclusie
Het onder 1 primair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank acht het onder 1 subsidiair ten laste gelegde wel wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Feit 2
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder 2 ten laste gelegde voorhanden hebben van een vuurwerkbom. De verdachte was zich niet bewust van wat er in de tas zat. Hij heeft niet in de tas gekeken. Dat er DNA van de verdachte op de tape rond de fles is aangetroffen, is te verklaren door het feit dat hij degene van wie hij de tas heeft gekregen een hand heeft gegeven.
4.2.2.
Beoordeling
De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde, onder verwijzing naar het hierboven overwogene, wettig en overtuigend bewezen.
4.2.3.
Conclusie
De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Feit 3
4.3.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder 3 ten laste gelegde voorhanden hebben van een nepvuurwapen. Het wapen waar het om gaat is speelgoed en vrij verkrijgbaar in de winkel. Het is toegestaan om een dergelijk wapen thuis voorhanden te hebben.
4.3.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat het om een nabootsing van een echt vuurwapen gaat, namelijk een nabootsing van een pistool van het merk Walther, type P99. Het voorhanden hebben daarvan is strafbaar gesteld in artikel 13 van de Wet wapens en munitie (WWM). Het betreft een wapen als bedoeld in categorie I onder 7 van die wet: een voorwerp dat zodanig op een wapen lijkt, dat het voor bedreiging of afdreiging geschikt is. Als een dergelijk voorwerp klaarblijkelijk bestemd is om als speelgoed te worden gebruikt, geldt een uitzondering (artikel 2 lid 4 WWM). Daarvoor is echter wel vereist dat het voorwerp redelijkerwijze niet geschikt kan worden geacht om daarmee personen te bedreigen of af te dreigen. Bovendien mag het voorwerp geen imitatie zijn van een echt vuurwapen. In dat geval is het voorwerp namelijk geen speelgoed in de zin van de Speelgoedrichtlijn (artikel 2 lid 1 Richtlijn 2009/48/EG en bijlage I onder 2 e). De uitzondering geldt dan niet (artikel 3 Regeling wapens en munitie). Die laatste situatie doet zich voor: het wapen is een imitatie van een Walther P99. Doordat het hier sprekend op lijkt, kan het ook worden gebruikt om personen te bedreigen. Dat het nepwapen kennelijk vrij verkrijgbaar is in de winkel, maakt het oordeel van de rechtbank, dat het voorhanden hebben van een dergelijk wapen strafbaar is, niet anders.
4.3.3.
Conclusie
De rechtbank acht het onder 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.4.
Feiten 4 en 5
Het onder 4 en 5 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.5.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende redengevende feiten en omstandigheden voor de bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte deze feiten heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende redengevende feiten en omstandigheden voor de bewezenverklaring van het onder 4 en 5 ten laste gelegde. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte deze feiten heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1. subsidiair)
hij op 20 februari 2024 te Vlaardingen, tezamen en in vereniging met een ander, ter voorbereiding van
eenmisdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten opzettelijk al dan niet bij/in danwel in de nabijheid van een woning een ontploffing teweegbrengen terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, opzettelijk voorwerpen
enstoffen, te weten
- een tas met daarin flessen gevuld met benzine, met (daaraan vastgetaped) zwaar vuurwerk (te weten zes zogenaamde Cobra’s) en
- een aansteker bestemd tot het begaan van dat misdrijf, voorhanden heeft gehad;
2.
hij op 20 februari 2024 te Vlaardingen, tezamen met een andereen wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten eenfles gevuld met benzine, met daaraan vastgetaped zwaar vuurwerk (te weten zes Cobra‘s), zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing
,voorhanden heeft gehad;
3.
hij op 20 februari 2024 te Strijen, gemeente Hoeksche Waard
,een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, gelet op
artikel3 onder a van de Regeling wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een nabootsing van een pistool, welke door vorm en afmetingen sprekende gelijkenis vertoont met een vuurwapen, namelijk een pistool van het merk Walther P99
,voorhanden heeft gehad;
4.
hij op 9 november 2023 te Puttershoek, gemeente Hoeksche Waard, op of aan de openbare weg, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van 30 euro, die aan die [slachtoffer] toebehoorde, door
- tegen die [slachtoffer] te zeggen: ‘Je gaat me echt je scooter geven of het geld betalen of ik ga je echt in elkaar slaan’ en ‘Je gaat echt betalen of ik sla je tanden uit je muil, ik maak geen grappen met je’ en ‘je zorgt dat je morgen 200 euro op je rekening hebt anders zoek ik je op en sla ik je kankertanden uit je muil’, althans woorden van gelijke aard of strekking;
5.
hij op 9 november 2023 te Puttershoek, gemeente Hoeksche Waard, op of aan de openbare weg, een pinpas, die aan [slachtoffer] toebehoorde
,heeft weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen
,welke diefstal werd voorafgegaan van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, door tegen die [slachtoffer] te zeggen: ‘Je gaat me echt je scooter geven of het geld betalen of ik ga je
echt in elkaar slaan’ en ‘Je gaat echt betalen of ik sla je tanden uit je muil, ik maak geen grappen met je’ en ‘je zorgt dat je morgen 200 euro op je rekening hebt anders zoek ik je op en sla ik je kankertanden uit je muil’, althans woorden van gelijke aard of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

5.1.
Strafbaarheid feit 1 subsidiair
5.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft betoogd dat het onder 1 subsidiair ten laste gelegde, indien bewezen, niet strafbaar is, nu sprake is van vrijwillige terugtred.
5.1.2.
Beoordeling
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging. Dat de verdachte uit eigen beweging heeft afgezien van het plan om een ontploffing teweeg te brengen bij de woning in Vlaardingen, kan niet uit de feitelijke gang van zaken worden afgeleid. Toen de verdachte ter plaatse kwam, heeft hij een camera zien hangen bij de woning. Hij is weggelopen, maar wel in de buurt van de woning gebleven. Vervolgens heeft hij gebeld met de medeverdachte. Daarna is hij weer teruggelopen in de richting van de woning. Pas toen de politie eraan kwam, is hij weggerend. Daarmee stelt de rechtbank vast dat geen sprake is geweest van een vrijwillige terugtred.
5.1.3
Conclusie
Het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde feit is strafbaar.
5.2
Kwalificatie
De bewezen feiten leveren op:
medeplegen van voorbereiding van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, onderdeel 7º;
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg;
diefstal, voorafgegaan van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich op negentienjarige leeftijd schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten. Allereerst heeft hij iemand onder dreiging dertig euro laten pinnen en vervolgens heeft hij de pinpas van het slachtoffer gestolen. Slachtoffers van dergelijke misdrijven kunnen nog lange tijd last hebben van angstgevoelens. Dergelijke feiten zorgen ook voor een gevoel van onveiligheid in de maatschappij.
Vervolgens heeft de verdachte in opdracht van een ander een ontploffing voorbereid. In de buurt van een woning waar veel (pogingen tot) ontploffingen plaatsvinden werd de verdachte aangehouden. Hij had een tas bij zich, met daarin flessen met brandbare stoffen en Cobra’s, waarmee hij een flinke ontploffing teweeg had kunnen brengen die veel schade zou hebben veroorzaakt. Dergelijke explosies zijn bedreigend en beangstigend voor de bewoners van de betreffende woning en de omwonenden. Ook leiden dit soort explosies tot onrust en gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. De rechtbank vindt het zeer zorgelijk dat de verdachte bereid is om tegen betaling zo’n ernstig strafbaar feit te plegen en neemt het de verdachte kwalijk dat hij bij het plegen van de feiten enkel heeft gedacht aan zijn eigen financiële gewin, zonder daarbij na te denken over de gevolgen van zijn acties.
Tot slot heeft de verdachte een nabootsing van een vuurwapen voorhanden gehad. Dit wapen is door de politie aangetroffen op de kamer van de verdachte. De verdachte heeft het wapen gekocht in een zogenoemde dumpstore. Uit het dossier blijkt niet dat de verdachte het wapen mee naar buiten heeft genomen en ook niet dat hij het met die bedoeling heeft gekocht. Gezien deze omstandigheden weegt de rechtbank dit feit niet mee bij het bepalen van de strafmaat.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 6 mei 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder diefstal.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland (hierna: de reclassering) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 30 mei 2024. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte is eerder met justitie in aanraking gekomen en loopt in een proeftijd. Voor zijn aanhouding liep het toezicht vanuit de reclassering moeizaam. Sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis komt de verdachte de meldplichtafspraken goed na. Hij heeft wel diverse keren de afspraken met betrekking tot de elektronische monitoring overtreden.
De reclassering schat de kans op recidive hoog in en acht het voortzetten van het reclasseringstoezicht geïndiceerd. Vanwege de gebrekkige handelingsvaardigheden en de nog wel aanwezige pedagogische beïnvloedingsmogelijkheden wordt geadviseerd het jeugdstrafrecht toe te passen.
De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden:
  • meldplicht bij de reclassering;
  • ambulante behandeling bij De Waag of een soortgelijke zorgverlener;
  • locatieverbod (met elektronische monitoring) voor Vlaardingen;
  • locatiegebod (met elektronische monitoring) op het verblijfadres;
  • dagbesteding;
  • begeleiding door Humanitas Homerun.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Krachtens artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht (Sr), kan de rechtbank – ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren doch niet die van 23 jaren heeft bereikt – recht doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg Sr, indien de rechtbank daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of in de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft gepleegd toen hij 19 jaar oud was. In de door de reclassering geschetste persoonlijkheid van de verdachte ziet de rechtbank aanleiding om het jeugdstrafrecht toe te passen.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
De rechtbank zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, overeenkomstig het advies van de reclassering. Het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde straf is gelijk aan de tijd die de verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, zodat hij niet terug hoeft naar de JJI. Het voorwaardelijk strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 15 november 2023 van de meervoudige kamer van deze rechtbank is de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 210 dagen, waarvan een gedeelte, groot 38 dagen, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 30 november 2023.
8.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging, omdat de tenuitvoerlegging, gelet op de strafeis, geen toegevoegde waarde heeft.
8.3.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging bepleit. Tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf zou geen meerwaarde hebben.
8.4.
Beoordeling
De hierboven onder 1 tot en met 3 bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van het vonnis van 15 november 2023 en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke deel van de opgelegde jeugddetentie worden gelast. Er worden evenwel termen aanwezig geacht die last niet te geven, maar in plaats daarvan een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 76 uren, te gelasten.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 46, 47, 63, 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 157, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 subsidiair en onder 2 tot en met 5 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot een
jeugddetentievoor de duur van
180 (honderdtachtig) dagen;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie, groot
132 (honderdtweeëndertig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op twee jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door Reclassering Nederland te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de reclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo vaak en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- zijn medewerking zal verlenen aan een ambulante behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling, indien en zolang de reclassering dit noodzakelijk vindt;
- zich niet zal bevinden in Vlaardingen, zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- op door de reclassering te bepalen tijdstippen, aanwezig zal zijn op zijn verblijfadres, voor de duur van maximaal zes maanden of zoveel korter als de reclassering dit noodzakelijk acht;
- waarbij de veroordeelde zich onder elektronische monitoring zal stellen ter nakoming van het locatieverbod en -gebod en zich zal houden aan de voorwaarden die zijn gesteld met betrekking tot elektronische monitoring in de vorm van een gps-enkelband, voor de maximale duur van zes maanden of zoveel korter als de reclassering noodzakelijk acht; dit houdt ook in dat de verdachte dagelijks tussen 07:00 uur en 22:00 uur de enkelband tenminste drie uur oplaadt;
- zich zal inspannen voor het hebben en behouden van een zinvolle dagbesteding (school of werk) met een vaste structuur;
- zijn medewerking zal verlenen aan de begeleiding vanuit Humanitas Homerun, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte; de voorlopige hechtenis is bij eerdere beslissing geschorst;
legt – in plaats van de gevorderde last tot tenuitvoerlegging van het bij vonnis van 15 november 2023 van de meervoudige kamer van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke deel van de jeugddetentie – aan de veroordeelde een taakstraf op, bestaande uit een werkstraf voor de duur van
76 (zesenzeventig) uren, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming dient te bepalen uit welke werkzaamheden de werkstraf dient te bestaan, met bevel dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 38 (achtendertig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.J. Loorbach, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. A.L. Pöll en H. Biemond, kinderrechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.F. Verhaart, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 juni 2024.
De oudste rechter en de griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 20 februari 2024 te Vlaardingen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om
opzettelijk
een ontploffing teweeg te brengen,
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor de woning aan de [adres 2] en/of nabijgelegen
woningen en/of de inboedel/huisraad van de woning aan de [adres 2]
[adres 2] en/of de inboedel/huisraad van die nabijgelegen woningen, in elk geval gemeen
gevaar voor goederen en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen,
te weten één van de zich in die nabijgelegen woningen bevindende pers(o)n(en), in
elk geval levensgevaar en/of gevaar voor een ander of anderen, te duchten was
- zich, in het bezit van een tas met daarin een of meerdere fles(sen) gevuld met
benzine, althans (een) brandbare/brandversnellende stof(fen), met daaraan
vastgetaped een of meer stuks zwaar vuurwerk (te weten zes (althans een)
zogenaamde Cobra(‘s)), naar de [straatnaam] heeft begeven en/of
- ter hoogte van de woning gelegen aan de [adres 2] is gestopt;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 20 februari 2024 te Vlaardingen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten opzettelijk al dan niet bij/in danwel in de nabijheid van (een) woning(en) brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is, opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten en/of vervoermiddelen, te weten – een tas met daarin een of meerdere fles(sen) gevuld met benzine, althans, (een) brandbare/brandversnellende stof(fen), met daaraan vastgetaped een of meer stuks zwaar vuurwerk (te weten zes (althans een) zogenaamde Cobra’s)) en/of – een aansteker bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd, en/of voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 20 februari 2024 te Vlaardingen, tezamen met een of meer
anderen, althans alleen
(een) wapen(s) van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie,
te weten (een) fles(sen) gevuld met benzine, althans (een)
brandbare/brandversnellende stof(fen), met daaraan vastgetaped een of meer stuks
zwaar vuurwerk (te weten zes, althans (een) zogenaamde Cobra(‘s)),
zijnde (een) voorwerp(en) bestemd voor het treffen van personen of zaken door
vuur of door middel van ontploffing
voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 20 februari 2024 te Strijen, gemeente Hoeksche Waard
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie I, onder 7° van de Wet wapens en
munitie, gelet op 3 onder a van de Regeling wapens en munitie, te weten
een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een
ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen
geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een nabootsing
van een pistool, welke door vorm en afmetingen sprekende gelijkenis vertoont met
een vuurwapen, namelijk een pistool van het merk Walther P99
voorhanden heeft gehad;
4.
hij op of omstreeks 9 november 2023 te Puttershoek, gemeente Hoeksche Waard, op
of aan de openbare weg, te weten Nieuw Weverseinde, althans de openbare weg,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van 30 euro, althans enig geldbedrag,
dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer] en/of een derde toebehoorde(n),
door
- tegen die [slachtoffer] te zeggen: ‘Je gaat me echt je scooter geven of het geld betalen
of ik ga je echt in elkaar slaan’ en/of ‘Je gaat echt betalen of ik sla je tanden uit je
muil, ik maak geen grappen met je’ en/of ‘je zorgt dat je morgen 200 euro op je
rekening hebt anders zoek ik je op en sla ik je kankertanden uit je muil’, althans
woorden van gelijke aard of strekking;
5.
hij op of omstreeks 9 november 2023 te Puttershoek, gemeente Hoeksche Waard, op
of aan de openbare weg, te weten Nieuw Weverseinde, althans de openbare weg
een pinpas, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in
elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om
het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld
en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door tegen die
[slachtoffer] te zeggen: ‘Je gaat me echt je scooter geven of het geld betalen of ik ga je
echt in elkaar slaan’ en/of ‘Je gaat echt betalen of ik sla je tanden uit je muil, ik maak
geen grappen met je’ en/of ‘je zorgt dat je morgen 200 euro op je rekening hebt
anders zoek ik je op en sla ik je kankertanden uit je muil’, althans woorden van
gelijke aard of strekking.