ECLI:NL:RBROT:2024:6890

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 juli 2024
Publicatiedatum
25 juli 2024
Zaaknummer
ROT 23/8093
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van een Educatieve Maatregel Gedrag en Verkeer door het CBR na snelheidsoverschrijding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) opgelegde Educatieve Maatregel Gedrag en Verkeer (EMG). Het CBR heeft op 26 september 2023 besloten om een EMG op te leggen aan eiser, naar aanleiding van een melding van de politie dat eiser op 15 september 2023 met een snelheid van 167 kilometer per uur reed op een weg waar 100 kilometer per uur was toegestaan. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het CBR heeft dit bezwaar op 23 november 2023 ongegrond verklaard.

De rechtbank heeft het beroep op 23 mei 2024 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als de gemachtigde van het CBR aanwezig waren. Eiser betoogde dat de EMG onterecht was opgelegd, omdat er geen sprake zou zijn van slingerend rijgedrag of andere tekortkomingen in zijn rijgedrag. De rechtbank oordeelt echter dat de enkele snelheidsovertreding voldoende grondslag biedt voor de oplegging van de EMG, zoals vastgelegd in de Wegenverkeerswet en de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat het CBR terecht de EMG heeft opgelegd. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. E. Lunenberg en is openbaar uitgesproken op 22 juli 2024. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/8093

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 juli 2024 in de zaak tussen

[eiser], uit [plaatsnaam], eiser,

(gemachtigde: mr. A. Kaynak),
en

de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR)

(gemachtigde: [naam]).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser dat ziet op de door het CBR aan hem opgelegde Educatieve Maatregel Gedrag en verkeer (hierna: EMG).
1.1.
Het CBR heeft daar op 26 september 2023 (het primaire besluit) toe besloten. Met het bestreden besluit van 23 november 2023 op het bezwaar van eiser is het CBR bij dat besluit gebleven.
1.2.
Het CBR heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 23 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het CBR.

Totstandkoming van het besluit

2. Op 15 september 2023 heeft de politie eenheid Den Haag aan het CBR medegedeeld dat het vermoeden bestaat dat eiser niet langer beschikt over de vereiste rijvaardigheid. [1] Dit vermoeden is ontstaan doordat de politie die dag tijdens een snelheidscontrole zag dat eiser met een auto 167 kilometer per uur (na correctie) reed waar 100 kilometer per uur was toegestaan. Naar aanleiding van de mededeling van de politie heeft het CBR het primaire besluit genomen.
2.1.
In het bestreden besluit heeft het CBR het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Daarbij stelt het CBR zich onder meer op het standpunt dat, anders dan eiser stelt, ook een eenmalige verkeersovertreding voldoende is om de EMG op te leggen.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of het CBR terecht aan eiser een EMG heeft opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5. De voor deze zaak relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
Standpunt eiser
6. Eiser stelt zich op het standpunt dat het CBR ten onrechte aan hem een EMG heeft opgelegd. Er is geen sprake van slingerend rijgedrag, gebrek aan stuurvastheid, niet adequaat kijkgedrag en/of het herhaaldelijk niet of niet op de juiste wijze naleven van essentiële verkeersregels dan wel verkeerstekens. Daarnaast is de oplegging van de EMG onevenredig en zijn er in het geval van eiser zeer uitzonderlijke omstandigheden waardoor het CBR de EMG niet mocht opleggen. Voor zijn werk als zzp-er rijdt eiser dagelijks veel auto. Desondanks heeft hij niet eerder een snelheidsovertreding begaan. Ook heeft hij zijn rijbewijs nodig om invulling te geven aan de omgangsregeling met zijn dochtertje. Eiser stelt dat hij inmiddels al voldoende is gestraft.
Inhoudelijke beoordeling
7. De rechtbank stelt vast dat eiser niet bestrijdt dat hij op 15 september 2023 167 kilometer per uur heeft gereden op een weg waar slechts 100 kilometer per uur toegestaan was. Het CBR heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat deze gedraging op zichzelf al voldoende grondslag vormt om een EMG op te leggen. Dat volgt uit artikel 131, eerste lid, van de Wvw en artikel 14, eerste lid, aanhef en onder b, van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 (de Regeling). Het CBR heeft geen slingerend rijgedrag, gebrek aan stuurvastheid, niet adequaat kijkgedrag of het niet of niet op de juiste wijze naleven van essentiële verkeersregels dan wel verkeerstekens ten grondslag gelegd aan het besluit. De rechtbank kan het standpunt van eiser daarover dan ook niet volgen.
8. Ten aanzien van het beroep van eiser op het evenredigheidsbeginsel overweegt de rechtbank het volgende.
8.1.
De Wvw is een wet in formele zin en artikel 131, eerste lid, van de Wvw (waarop de opgelegde EMG is gebaseerd) is dwingend geformuleerd. Dit maakt dat deze bepaling niet kan worden getoetst aan het evenredigheidsbeginsel. [2] De rechtbank ziet ook geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de gevolgen van het opleggen van een EMG door de wetgever niet zijn voorzien.
8.2.
Voor zover eiser betoogt dat artikel 14, eerste lid, aanhef en onder b, van de Regeling (waarin staat wanneer een EMG wordt opgelegd) onevenredig voor hem uitwerken, kan ook dit hem niet baten. De vraag die in dit verband beantwoord moet worden is of het bestreden besluit voor eiser onredelijk bezwarend is. [3] De rechtbank is van oordeel dat dat niet zo is. Het is de rechtbank onvoldoende gebleken dat het opleggen van een EMG onredelijk zware gevolgen voor eiser heeft. Eiser heeft weliswaar enige tijd niet mogen rijden, maar dat had te maken met het feit dat de officier van justitie zijn rijbewijs een periode onder zich heeft gehouden en doordat er iets niet goed was gegaan met de betaling van de facturen voor de EMG. De EMG zelf heeft niet tot gevolg gehad dat eiser niet mocht rijden. Daarbij merkt de rechtbank op dat de EMG geen straf, maar een maatregel in het kader van de verkeersveiligheid is.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het CBR aan eiser de EMG mocht opleggen. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Lunenberg, rechter, in aanwezigheid van
mr. W.D.F. Oskam, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 juli 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: wet- en regelgeving

Wegenverkeerswet 1994
Artikel 130
1. Indien bij de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen personen een vermoeden bestaat dat de houder van een rijbewijs niet langer beschikt over de rijvaardigheid dan wel over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid, vereist voor het besturen van een of meer categorieën van motorrijtuigen waarvoor dat rijbewijs is afgegeven, doen zij daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan het CBR onder vermelding van de feiten en omstandigheden die aan het vermoeden ten grondslag liggen. Bij ministeriële regeling worden de feiten en omstandigheden aangewezen die aan het vermoeden ten grondslag dienen te liggen en worden ter zake van de uitoefening van deze bevoegdheid nadere regels vastgesteld.
[…]
Artikel 131
1. Indien een schriftelijke mededeling als bedoeld in artikel 130, eerste lid, is gedaan, besluit het CBR in de bij ministeriële regeling aangegeven gevallen, respectievelijk tot:
a. oplegging van een educatieve maatregel ter bevordering van de rijvaardigheid of geschiktheid, of
b. een onderzoek naar de rijvaardigheid of de geschiktheid.
Het besluit wordt zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen vier weken na ontvangst van de mededeling, genomen.
[…]
Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011
Artikel 14
1. Het CBR besluit tot oplegging van een educatieve maatregel gedrag en verkeer indien:
[…]
b. ten aanzien van betrokkene als bestuurder van een motorrijtuig een overschrijding is geconstateerd van de toegestane maximumsnelheid met 60 kilometer per uur of meer op wegen binnen of buiten de bebouwde kom;
[…]

Voetnoten

1.Zoals bedoeld in artikel 130 van de Wegenverkeerswet 1994 (Wvw).
2.Vergelijk de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 1 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:772.
3.Vergelijk de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 26 maart 2024, ECLI:NL:CBB:2024:190.