ECLI:NL:RBROT:2024:6886

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 juli 2024
Publicatiedatum
25 juli 2024
Zaaknummer
ROT 24/1371
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van een medisch onderzoek door het CBR wegens vermoedelijke rijongeschiktheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 16 juli 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de oplegging van een medisch onderzoek door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) beoordeeld. Eiseres, afkomstig uit [plaatsnaam], had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het CBR, dat op 28 september 2023 was genomen, na een melding van de politie over haar rijgedrag. De politie had op 4 augustus 2023 geconstateerd dat eiseres zich verdacht gedroeg tijdens het rijden, wat leidde tot de conclusie dat zij mogelijk niet meer in staat was om een voertuig veilig te besturen. Eiseres betwistte de juistheid van de politie-informatie en voerde aan dat haar rijgedrag niet gevaarlijk was en dat er geen medische redenen waren voor haar gedrag, zoals bevestigd door ambulancepersoneel.

De rechtbank oordeelde dat het CBR terecht een medisch onderzoek had opgelegd, omdat er voldoende aanwijzingen waren voor een vermoeden van rijongeschiktheid. De rechtbank benadrukte dat het CBR zich mocht baseren op het mutatierapport van de politie en dat de omstandigheden die door eiseres werden aangevoerd niet voldoende waren om aan de juistheid van het rapport te twijfelen. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat eiseres het medisch onderzoek moest ondergaan. Eiseres kreeg geen vergoeding van haar proceskosten en het griffierecht werd niet teruggegeven. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/1371

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 juli 2024 in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaatsnaam], eiseres,

en

de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR)

(gemachtigde: [naam 1]).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres dat ziet op de oplegging van een medisch onderzoek aan eiseres.
1.1.
Met het besluit van 28 september 2023 heeft het CBR daartoe besloten. Met het bestreden besluit van 21 december 2023 op het bezwaar van eiseres is het CBR bij dat besluit gebleven.
1.2.
Het CBR heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 23 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, [naam 2] (namens eiseres) en de gemachtigde van het CBR.

Totstandkoming van het besluit

2. Op 9 augustus 2023 heeft de politie Eenheid Oost-Nederland aan het CBR medegedeeld dat het vermoeden bestaat dat eiseres niet langer beschikt over de rijvaardigheid dan wel over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid om een motorrijtuig te besturen. Dit vermoeden is gebaseerd op een mutatierapport waarin het volgende is vermeld.
2.1.
Op 4 augustus 2023 om 00.42 uur zagen politieagenten dat voor hen diverse auto’s plotseling remden en moesten uitwijken naar de linker rijstrook. Zij zagen dat op de rechter rijstrook een auto met zwak achterlicht met een snelheid van 70 kilometer per uur reed, waar 120 kilometer per uur was toegestaan. Na het geven van het volgteken ging de bestuurder, eiseres, nog langzamer rijden tot ongeveer 45 kilometer per uur. Toen de politieagenten de richtingaanwijzer aandeden om duidelijk te maken dat zij naar de Shell aan de A12 wilden gaan, reed eiseres op de vluchtstrook met 30 kilometer per uur. Nadat eiseres was staande gehouden, gaf zij aan dat zij rond 18:00 uur vertrokken was vanuit huis en dat zij naar Polen wilde. Gezien de afstand vanaf haar huis en de locatie van de staandehouding zou zij ongeveer anderhalf uur onderweg moeten zijn, terwijl eiseres al zes uur onderweg was. Eiseres had volgens de politie een warrig verhaal over dat ze onderweg gestopt was. Ook gaf zij aan dat zij maar 10 kilometer per uur te langzaam reed en op zoek was naar een tankstation om te slapen. Verder vertelde zij dat zij in het verleden diabetespatiënt was. Ter controle is een ambulance gekomen. De ambulancemedewerkers konden geen medische oorzaak vinden voor haar verkeersgedrag. Vervolgens is het rijbewijs van eiseres ingenomen.
2.2.
Naar aanleiding van deze mededeling heeft het CBR besloten dat eiseres een medisch onderzoek moet laten doen om te bepalen of zij nog geschikt is om auto te rijden. Het CBR twijfelt aan de lichamelijke en geestelijke geschiktheid van eiseres om een auto te besturen.
2.3.
Met het bestreden besluit heeft het CBR het primaire besluit gehandhaafd. Daarbij heeft het CBR onder meer overwogen dat de beschrijving van eiseres van de gang van zaken niet overeenkomt met wat de politie vermeldt. In beginsel mag het CBR uitgaan van de juistheid van de inhoud van de stukken van de politie. Wat eiseres aanvoert kan het tegen haar gerezen vermoeden van ongeschiktheid niet onjuist maken, zo stelt het CBR.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of het CBR terecht een medisch onderzoek heeft opgelegd aan eiseres. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Standpunt eiseres
6. Eiseres stelt zich op het standpunt dat het CBR ten onrechte een medisch onderzoek aan haar heeft opgelegd. Het CBR heeft zijn besluit onvoldoende deugdelijk gemotiveerd. Eiseres betwist de gebeurtenissen zoals de politie die heeft beschreven. De politieagenten hebben meerdere onwaarheden opgeschreven. Het klopt niet dat eiseres het verkeer heeft gehinderd. Ten tijde van de staandehouding waren er namelijk bijna geen auto’s op de weg en was het donker. Ook reed eiseres 10 kilometer per uur langzamer dan toegestaan omdat zij op zoek was naar een motel. Toen er een auto, wat later bleek te zijn een politieauto, veel te dicht achter haar ging rijden, is eiseres langzamer gaan rijden om de bestuurder te ontmoedigen. De warrige antwoorden die eiseres gaf, hadden te maken met de stress die zij door het rijgedrag van de politieagenten ervoer en met het feit dat het Nederlands niet haar moedertaal is. Daarnaast vond het ambulancepersoneel geen medische aandoening en kon eiseres volgens hen, nadat zij rust had genomen, weer doorrijden. De politieagenten hebben daarom ten onrechte het vermoeden gehad dat eiseres rijongeschikt is. De politieagenten hebben daarnaast hun bevoegdheden overschreden. Zo wilden de agenten de zoon van eiseres bellen, maar hij is autistisch, woont in een instelling en heeft geen rijbewijs. Verder wilden de agenten eerst een boete opleggen aan eiseres, maar besloten zij haar rijbewijs in te nemen toen zij zagen dat zij Pools is. Ten slotte vindt eiseres de oplegging van het rijbewijs onevenredig. De politie had kunnen volstaan met het opleggen van een boete. Daarnaast heeft eiseres geen ongeluk veroorzaakt en heeft zij niemand pijn gedaan.
Inhoudelijke beoordeling
7. Uit vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter in dit soort zaken [1] volgt dat voor het opleggen van een medisch onderzoek naar de rijgeschiktheid slechts het vermoeden van ongeschiktheid hoeft te worden vastgesteld. Juist het opgelegde medisch onderzoek dient ertoe tot een definitief oordeel te komen over de geschiktheid om een voertuig te besturen.
7.1.
De rechtbank is van oordeel dat het CBR in dit geval een vermoeden van rijongeschiktheid heeft kunnen hebben. Het CBR heeft zich gebaseerd op een mutatierapport van de politie waaruit blijkt dat eiseres afwijkend rijgedrag vertoonde, warrig overkwam en vertelde dat zij diabetespatiënt was. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de omstandigheden die door de politie in het mutatierapport genoemd zijn. Dat het ambulancepersoneel geen medische verklaring kon vinden voor het verkeersgedrag van eiseres, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders nu dit niet wegneemt dat het rijgedrag van eiseres afwijkend was. De rechtbank hecht daarbij waarde aan het feit dat het mutatierapport door een politieagent is opgesteld, die als onafhankelijke ervaringsdeskundige in het observeren en registreren van gedragingen geen belang heeft om niet gedane of leugenachtige constateringen te vermelden in de door haar in het kader van haar dienstuitoefening opgemaakte stukken. Verder is onvoldoende gebleken dat de politieagenten hun bevoegdheden hebben overschreden. De door eiseres beschreven omstandigheden waardoor de staandehouding door haar als zeer onprettig is ervaren, doen niet af aan de waarnemingen die de politieagenten hebben genoteerd over het rijgedrag van eiseres en de door haar gegeven antwoorden.
7.2.
Dit maakt dat het CBR verplicht was eiseres een rijgeschiktheidsonderzoek op te leggen. [2] De omstandigheden dat eiseres geen ongeluk heeft veroorzaakt en niemand pijn heeft gedaan maken dat niet anders.
8. Ten aanzien van het beroep van eiseres op het evenredigheidsbeginsel overweegt de rechtbank het volgende.
8.1.
De Wegenverkeerswet 1994 (Wvw 1994) is een wet in formele zin en artikel 131, eerste lid, van de Wvw 1994 (waarop het opgelegde onderzoek is gebaseerd) is dwingend geformuleerd. Dit maakt dat deze bepaling niet kan worden getoetst aan het evenredigheidsbeginsel. [3] De rechtbank ziet ook geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de gevolgen van het opleggen van een rijgeschiktheidsonderzoek door de wetgever niet zijn voorzien.
8.2.
Voor zover eiseres betoogt dat artikel 23, derde lid, van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 en de bijlage hierbij (waarin staat wanneer een onderzoek wordt opgelegd) onevenredig voor haar uitwerken, kan ook dit haar niet baten. De vraag die in dit verband beantwoord moet worden is of het bestreden besluit voor eiseres onredelijk bezwarend is. [4] De rechtbank is van oordeel dat dat niet zo is. Het is de rechtbank onvoldoende gebleken dat het opleggen van het medisch onderzoek onredelijk zware gevolgen voor eiseres heeft. Hoewel de rechtbank begrijpt dat eiseres wordt getroffen door de kosten van het medisch onderzoek, heeft het CBR een zwaarder gewicht mogen toekennen aan de verkeersveiligheid dan aan het persoonlijk belang van eiseres.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres een onderzoek naar de rijgeschiktheid moet ondergaan. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Lunenberg, rechter, in aanwezigheid van
mr. W.D.F. Oskam, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 juli 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: wet- en regelgeving

Wegenverkeerswet 1994
Artikel 130
1. Indien bij de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen personen een vermoeden bestaat dat de houder van een rijbewijs niet langer beschikt over de rijvaardigheid dan wel over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid, vereist voor het besturen van een of meer categorieën van motorrijtuigen waarvoor dat rijbewijs is afgegeven, doen zij daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan het CBR onder vermelding van de feiten en omstandigheden die aan het vermoeden ten grondslag liggen. Bij ministeriële regeling worden de feiten en omstandigheden aangewezen die aan het vermoeden ten grondslag dienen te liggen en worden ter zake van de uitoefening van deze bevoegdheid nadere regels vastgesteld.
[…]
Artikel 131
1. Indien een schriftelijke mededeling als bedoeld in artikel 130, eerste lid, is gedaan, besluit het CBR in de bij ministeriële regeling aangegeven gevallen, respectievelijk tot:
a. oplegging van een educatieve maatregel ter bevordering van de rijvaardigheid of geschiktheid, of
b. een onderzoek naar de rijvaardigheid of de geschiktheid.
Het besluit wordt zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen vier weken na ontvangst van de mededeling, genomen.
[…]
Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011
Artikel 21. Een vermoeden als bedoeld in artikel 130, eerste lid, van de wet wordt gebaseerd op feiten of omstandigheden als genoemd in de bij deze regeling behorende bijlage.
[…]
Artikel 23
[…]
3. Het CBR besluit ten slotte dat betrokkene zich dient te onderwerpen aan een onderzoek naar de rijvaardigheid dan wel geschiktheid:
[…]
b.in geval van feiten of omstandigheden als genoemd in de bij deze regeling behorende bijlage onder B, onderdelen I en II;
[…]
Bijlage
B. Geschiktheid
I. Lichamelijke geschiktheid
a. bewusteloosheid of stoornis in het bewustzijn;
b. wegraking / black-out;
c. hevige duizeligheid;
d. evenwichtsstoornis;
e. coördinatiestoornis, ongecontroleerde bewegingen;
f. stoornis in het gebruik van één of meer ledematen;
g. duidelijk verminderd gezichtsvermogen;
h. betrokkene verklaart geneesmiddelen te hebben ingenomen die, al dan niet in combinatie met alcohol, de rijvaardigheid beïnvloeden;
i. lichamelijk gebrek of functieverlies terwijl op het rijbewijs niet is vermeld dat betrokkene slechts:
– een motorrijtuig mag besturen dat aan bijzondere eisen voldoet die zijn gericht op dat gebrek of functieverlies;
– een motorrijtuig mag besturen onder gebruikmaking van kunst- of hulpstukken;
j. uit een medische verklaring blijkt van sterke aanwijzingen voor een verhoogd risico op een situatie als bedoeld onder a tot en met i.
II. Geestelijke geschiktheid
a. verwardheid, geheugenstoornissen, oriëntatiestoornissen;
[…]

Voetnoten

1.Bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State (Afdeling) van 9 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:415.
2.Op grond van artikel 131, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, gelezen in samenhang met artikel 23, derde lid, aanhef en onder b, van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011.
3.Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 1 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:772.
4.Vergelijk de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 26 maart 2024, ECLI:NL:CBB:2024:190.