In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 16 juli 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de oplegging van een medisch onderzoek door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) beoordeeld. Eiseres, afkomstig uit [plaatsnaam], had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het CBR, dat op 28 september 2023 was genomen, na een melding van de politie over haar rijgedrag. De politie had op 4 augustus 2023 geconstateerd dat eiseres zich verdacht gedroeg tijdens het rijden, wat leidde tot de conclusie dat zij mogelijk niet meer in staat was om een voertuig veilig te besturen. Eiseres betwistte de juistheid van de politie-informatie en voerde aan dat haar rijgedrag niet gevaarlijk was en dat er geen medische redenen waren voor haar gedrag, zoals bevestigd door ambulancepersoneel.
De rechtbank oordeelde dat het CBR terecht een medisch onderzoek had opgelegd, omdat er voldoende aanwijzingen waren voor een vermoeden van rijongeschiktheid. De rechtbank benadrukte dat het CBR zich mocht baseren op het mutatierapport van de politie en dat de omstandigheden die door eiseres werden aangevoerd niet voldoende waren om aan de juistheid van het rapport te twijfelen. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat eiseres het medisch onderzoek moest ondergaan. Eiseres kreeg geen vergoeding van haar proceskosten en het griffierecht werd niet teruggegeven. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.