In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 4 juli 2024, wordt het beroep van eiser tegen de oplegging van een medisch onderzoek en de schorsing van zijn rijbewijs door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) beoordeeld. Eiser, die betrokken was bij een verkeersongeval op 27 juni 2023, werd door de politie gemeld vanwege een vermoeden van rijongeschiktheid, mede door zijn bekende hartfalen. Het CBR besloot op 17 augustus 2023 dat eiser een medisch onderzoek moest ondergaan, en bevestigde dit besluit op 30 oktober 2023 na bezwaar van eiser.
De rechtbank behandelt de beroepsgronden van eiser, die aanvoert dat het CBR onvoldoende bewijs heeft geleverd voor het vermoeden van ongeschiktheid. Eiser stelt dat zijn bewustzijnsverlies na het ongeval te wijten was aan de schok van het ongeval zelf en dat hij niet lijdt aan een cardiologische aandoening. De rechtbank oordeelt echter dat het CBR op basis van de informatie van de politie en de medische geschiedenis van eiser terecht een medisch onderzoek heeft opgelegd. De rechtbank concludeert dat er voldoende aanwijzingen zijn voor een aandoening die de rijgeschiktheid van eiser in twijfel trekt.
De rechtbank wijst het beroep van eiser af, bevestigt de schorsing van zijn rijbewijs en stelt dat de gevolgen van de schorsing en het onderzoek niet onevenredig zijn in het licht van de verkeersveiligheid. Eiser krijgt geen schadevergoeding en het griffierecht wordt niet teruggegeven. De uitspraak benadrukt het belang van verkeersveiligheid en de rol van medische onderzoeken in het kader van rijgeschiktheid.