ECLI:NL:RBROT:2024:68
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van loonsanctie en verzoek tot bekorting in het kader van re-integratieverplichtingen
In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 11 januari 2024, behandeld onder de zaaknummers ROT 22/5007 en ROT 22/5008, zijn twee beroepen van eiseres aan de orde. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen een loonsanctie die aan haar is opgelegd door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) en tegen de weigering om deze loonsanctie te bekorten. De rechtbank oordeelt dat de loonsanctie terecht is opgelegd, omdat eiseres niet heeft voldaan aan de re-integratieverplichtingen in spoor 2. De rechtbank stelt vast dat de werkneemster, die als schoonmaakster werkzaam was, op 13 maart 2020 uitviel en dat eiseres onvoldoende inspanningen heeft geleverd om haar te re-integreren. De rechtbank heeft de werkneemster de mogelijkheid geboden om als belanghebbende deel te nemen aan de procedure, maar zij heeft geen toestemming gegeven voor het delen van haar medische gegevens.
De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, die stelt dat zij adequaat aan de re-integratieverplichtingen heeft voldaan, niet gevolgd. Eiseres heeft aangevoerd dat er een zoekprofiel is opgesteld en dat er re-integratiemiddelen zijn ingezet, maar de rechtbank oordeelt dat de re-integratie-inspanningen onvoldoende zijn geweest. De rechtbank concludeert dat de arbeidsdeskundige voldoende heeft gemotiveerd dat de loonsanctie terecht is opgelegd en dat het verzoek om bekorting van de loonsanctie terecht is afgewezen. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.