ECLI:NL:RBROT:2024:68

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 januari 2024
Publicatiedatum
9 januari 2024
Zaaknummer
ROT 22/5007 en ROT 22/5008
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van loonsanctie en verzoek tot bekorting in het kader van re-integratieverplichtingen

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 11 januari 2024, behandeld onder de zaaknummers ROT 22/5007 en ROT 22/5008, zijn twee beroepen van eiseres aan de orde. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen een loonsanctie die aan haar is opgelegd door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) en tegen de weigering om deze loonsanctie te bekorten. De rechtbank oordeelt dat de loonsanctie terecht is opgelegd, omdat eiseres niet heeft voldaan aan de re-integratieverplichtingen in spoor 2. De rechtbank stelt vast dat de werkneemster, die als schoonmaakster werkzaam was, op 13 maart 2020 uitviel en dat eiseres onvoldoende inspanningen heeft geleverd om haar te re-integreren. De rechtbank heeft de werkneemster de mogelijkheid geboden om als belanghebbende deel te nemen aan de procedure, maar zij heeft geen toestemming gegeven voor het delen van haar medische gegevens.

De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, die stelt dat zij adequaat aan de re-integratieverplichtingen heeft voldaan, niet gevolgd. Eiseres heeft aangevoerd dat er een zoekprofiel is opgesteld en dat er re-integratiemiddelen zijn ingezet, maar de rechtbank oordeelt dat de re-integratie-inspanningen onvoldoende zijn geweest. De rechtbank concludeert dat de arbeidsdeskundige voldoende heeft gemotiveerd dat de loonsanctie terecht is opgelegd en dat het verzoek om bekorting van de loonsanctie terecht is afgewezen. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummers: ROT 22/5007 en ROT 22/5008

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 januari 2024 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. E.C. Spiering),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. R. Nalinci).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank twee beroepen van eiseres. Een beroep tegen een aan haar opgelegde loonsanctie en een beroep tegen de weigering om die loonsanctie te bekorten. Met het primaire besluit I van 3 maart 2022 (zaaknummer ROT 22/5007) heeft verweerder bepaald dat eiseres loon moet doorbetalen aan [persoon A] (de werkneemster) tot 13 maart 2023. Met het primaire besluit II van 30 mei 2022 (zaaknummer ROT 22/5008) heeft verweerder een verzoek van eiseres om verkorting van die betalingsverplichting afgewezen.
1.1.
Met de bestreden besluiten I en II (beide van 15 september 2022) heeft verweerder de bezwaren van eiseres tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
1.2.
De rechtbank heeft de werkneemster in de gelegenheid gesteld om als belanghebbende deel te nemen aan deze procedure en heeft aan haar toestemming gevraagd om medische gegevens te delen met eiseres. Bij beslissing van 25 mei 2023 [1] heeft de rechtbank vastgesteld dat de werkneemster niet heeft gereageerd op de oproep en bepaald dat daarom ervan uit wordt gegaan dat zij geen toestemming geeft voor het delen van haar medische gegevens. De rechtbank heeft verder bepaald dat (slechts) de gemachtigde van eiseres inzage krijgt in de in deze procedure overgelegde medische stukken van de werkneemster. De gemachtigde van eiseres heeft daarbij een geheimhoudingsplicht van de medische stukken tegenover eiseres.
1.3.
Verweerder heeft op beide beroepen gereageerd met een afzonderlijk verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 3 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres, namens Avanti Facilitair (de rechtsopvolger van eiseres) [persoon B] en [persoon C] , en verder [persoon D] (re-integratieconsulent), [persoon E] (casemanager) en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2. De rechtbank heeft bepaald dat de gedingstukken die medische gegevens bevatten niet ter kennisname aan eiseres gebracht mogen worden. Gelet hierop zal de rechtbank de motivering van haar oordeel voor zover nodig beperken om te voorkomen dat die gegevens langs deze weg alsnog in de openbaarheid worden gebracht.
De opgelegde loonsanctie (ROT 22/5007)
3. De werkneemster is werkzaam geweest als schoonmaakster en is voor dit werk uitgevallen op 13 maart 2020. Op 20 december 2021 heeft zij een aanvraag ingediend voor een WIA [2] -uitkering, waarna allereerst een onderzoek heeft plaatsgevonden naar de re-integratieverplichtingen van eiseres. Op 3 maart 2022 heeft een arbeidsdeskundige toegelicht dat er geen bevredigend re-integratieresultaat is, omdat de werkneemster niet werkt, terwijl zij wel mogelijkheden heeft tot het verrichten van passende arbeid. De arbeidsdeskundige heeft toegelicht dat het spoor 1-traject [3] tijdig en adequaat is uitgevoerd, maar dat eiseres het spoor 2-traject [4] niet adequaat heeft volbracht. Vervolgens heeft verweerder het primaire besluit I genomen en aan eiseres een loonsanctie opgelegd.
Het verzoek om bekorting van de loonsanctie (ROT 22/5008)
4. Op 25 april 2022 heeft eiseres een verzoek bij verweerder ingediend om de loonsanctie te bekorten. Naar aanleiding van dit verzoek heeft een arbeidsdeskundige onderzoek verricht en in de rapportage van 30 mei 2022 geconcludeerd dat de re-integratieverplichtingen van eiseres nog steeds onvoldoende zijn voor wat betreft de re-integratie in spoor 2. Vervolgens heeft verweerder het primaire besluit II genomen en bepaald dat de loonsanctie niet wordt verkort.
Herbeoordeling van de primaire besluiten
5. Eiseres heeft tegen de primaire besluiten bezwaar gemaakt. In de rapportage van 5 september 2022 (herbeoordeling primair besluit I) heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geconcludeerd dat geen sprake is van een bevredigend re-integratieresultaat, omdat niet tijdig aandacht is besteed aan het gebrek aan digitale en taalvaardigheden van de werkneemster en er slechts naar drie soorten functies is gekeken. In de rapportage van 7 september 2022 (herbeoordeling primair besluit II) heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geconcludeerd dat nog steeds geen sprake is van voldoende re-integratieverplichtingen, omdat in het verslag van de re-integratie weliswaar het zoekprofiel is bijgesteld, maar dit niet inzichtelijk is weergegeven in de sollicitatie activiteiten van de werkneemster. Er zijn verder geen nieuwe stukken aangeleverd waaruit blijkt welke re-integratie inspanningen zijn geleverd tussen maart 2022 en eind april 2022, waardoor niet inzichtelijk is of de gesignaleerde tekortkomingen zijn hersteld. Verweerder heeft vervolgens de bestreden besluiten I en II genomen.

De beroepen van eiseres

ROT 22/5007
6. In beroep voert eiseres aan dat zij adequaat aan de re-integratieverplichtingen in spoor 2 heeft voldaan. Er is een zoekprofiel opgesteld, dat zoekprofiel is op enig moment bijgesteld en er is een ruim en breed assortiment aan re-integratiemiddelen ingezet op basis van het zoekprofiel. Eiseres betoogt verder dat de werkneemster geschikt is voor een functie als buddy of gezelschapsmaatje en volgt niet het standpunt van de arbeidsdeskundige dat de taalkennis van de werkneemster daarvoor tekortschiet.
ROT 22/5008
7. Eiseres voert aan dat, in aanvulling op het re-integratieverslag, in april 2022 in een addendum is toegelicht welke re-integratie activiteiten hebben plaatsgevonden. Het is niet zo dat geen toelichting is gegeven op de re-integratie activiteiten in maart en april 2022. In het verslag staat dat tweewekelijks wordt gesolliciteerd. Verweerder had ter verificatie hierover navraag kunnen doen op de hoorzitting. Volgens eiseres is in de heroverweging sterk geleund op de mening van de arbeidsdeskundige in de primaire fase, en dat is volgens eiseres in strijd met artikel 6 van het EVRM. [5]

Beoordeling door de rechtbank

8. De rechtbank moet beoordelen of (1) verweerder aan eiseres terecht een loonsanctie heeft opgelegd, en (2) of het verzoek om bekorting van de loonsanctie terecht is afgewezen. De voor beide beroepen relevante wet- en regelgeving is opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.
Het opleggen van de loonsanctie (ROT 22/5007)
Ten aanzien van de aan eiseres opgelegde loonsanctie overweegt de rechtbank het volgende. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in de rapportages van 5 september 2022 en 20 juli 2023 toegelicht dat pas in de voortgangsrapportage van augustus 2021 is aangegeven dat de werkneemster niet digitaal vaardig is, de Nederlandse taal beperkt/redelijk spreekt en niet kan lezen of schrijven, terwijl dit in het arbeidsdeskundig onderzoek van 30 april 2021 al is aangegeven. Gelet op de Werkwijzer poortwachter (paragraaf 4.3.4) moet het persoonsprofiel aan het begin van het re-integratietraject worden vastgesteld. Het persoonsprofiel wordt vastgesteld aan de hand van een inventarisatie van de opgedane arbeidservaring, specifieke vaardigheden, genoten scholing en gevolgde cursussen, belemmeringen en beperkingen, en de persoonsgebonden kenmerken van de arbeidsongeschikte werknemer. Nu niet tijdig een concreet persoonsprofiel is opgesteld, zijn volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep mogelijk re-integratiekansen gemist. Ook vindt zij dat het zoekprofiel niet concreet genoeg is. Het zoekprofiel hoort te bestaan uit een beredeneerde opsomming of omschrijving van branches, functies en/of werkzaamheden waarbinnen en waarnaar met de meeste kans op succes wordt gezocht. Op 14 september 2021 is de focus gelegd op slechts drie soorten functies (medewerker camera toezicht, toezichthouder museum en toezichthouder fietsenstalling), wat de arbeidsdeskundige te weinig acht. Vervolgens wordt pas op 19 november 2021 vastgesteld dat die drie soorten functies niet passend zijn vanwege het niet beheersen van de Nederlandse taal, het ontbreken van digitale vaardigheden en gelet op diploma eisen. Door het opstellen van een zoekprofiel dat niet aansluit bij het persoonsprofiel, zijn volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep mogelijk re-integratiekansen gemist. Ook vindt zij dat niet, aan de hand van het persoonsprofiel en een concreet zoekprofiel, inzichtelijk is gemaakt dat de functies ‘buddy’ en ‘gezelschapsmaatje’ passend zijn voor de werkneemster.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hiermee inzichtelijk gemotiveerd dat het aanvankelijk opgestelde zoekprofiel niet adequaat was, omdat het niet aansloot op het persoonsprofiel, en het zoekprofiel gelet op de informatie die al in april 2021 bekend was, niet tijdig is aangepast, waardoor mogelijk re-integratiekansen zijn gemist. Tijdens de hoorzitting en ter zitting in beroep is weliswaar toegelicht dat er enige tijd overheen gaat voordat men een goed beeld heeft van de betrokken werknemer, maar taal- en digitale vaardigheden kunnen vrij eenvoudig worden vastgesteld en waren al vroeg in het re-integratietraject bekend. Daarnaast is de rechtbank met de arbeidsdeskundige van oordeel dat niet inzichtelijk is gemaakt dat de functies ‘buddy’ en ‘gezelschapsmaatje’ passend zijn voor de werkneemster. In de voortgangsrapportages komt veelvuldig naar voren dat de kennis van de Nederlandse taal van eiseres beperkt is. Hoewel namens eiseres op de hoorzitting is opgemerkt dat zij in staat is zelf boodschappen te doen en dus ook boodschappen voor anderen kan doen, is, zonder daarover meer inzicht te geven, niet vanzelfsprekend dat zij met haar beperkte kennis van de Nederlandse taal geschikt is voor de genoemde sociale functies. De rechtbank is van oordeel dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep afdoende heeft toegelicht dat eiseres onvoldoende re-integratie inspanningen heeft verricht in het tweede spoor. De uitspraken waarnaar eiseres ter zitting heeft verwezen (ECLI:NLCRCB:2019:4068 en ECLI:NL:CRVB:2023:1707) geven geen aanleiding om anders te concluderen. De grond dat de loonsanctie ten onrechte is opgelegd, slaagt niet.
Het bekortingsverzoek (ROT 22/5008)
9. Ten aanzien van het bekortingsverzoek overweegt de rechtbank als volgt. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in de rapportage van 27 juli 2023 toegelicht dat bij het bekortingsverzoek van 25 april 2022 een verslag is ingediend (maart 2022) waarin de re-integratie inspanningen over de periode van 30 april 2021 tot en met 14 december 2021 zijn neergelegd en de sollicitatie activiteiten tot 3 februari 2022, en dat het traject is beëindigd op 16 maart 2022. In een addendum is uiteengezet welke inspanningen door eiseres zijn geleverd en aangegeven dat sinds februari 2022 meer de nadruk is gelegd op zittend productiewerk. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft zich op het standpunt gesteld dat uit die stukken niet blijkt welke re-integratie inspanningen zijn geleverd tussen maart 2022 (datum loonsanctie is 3 maart 2022) en eind april 2022 (datum waarop het bekortingsverzoek is ingediend, is 25 april 2022), en dat niet inzichtelijk is gemaakt dat de eerder gesignaleerde tekortkomingen zijn hersteld. Volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep blijkt uit de voortgangsrapportage van maart 2022 en het overzicht met de sollicitatie activiteiten (de laatste activiteit is van februari 2022) niet dat de werkneemster tweewekelijks solliciteert.
De rechtbank maakt uit de voortgangsrapportages over de periode september – december 2021 en de periode tot en met maart 2022 op dat de werkneemster gesprekken heeft gehad en een aantal sollicitaties heeft verricht tot februari 2022. In het addendum staan re-integratie activiteiten genoemd die vrij algemeen zijn aangeduid en ten aanzien van de ‘behaalde’ doelen (onder andere ‘werkneemster is met behulp van haar netwerk aan het solliciteren’, ‘het verrichten van sollicitatie activiteiten en netwerken (na sollicitatietraining), minstens twee keer per week’) is niet zonder meer duidelijk of dit een behaald doel is (zoals de kop lijkt te suggereren) of een te behalen doel. De rechtbank is met de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van oordeel dat uit de stukken niet voldoende is gebleken welke concrete re-integratie inspanningen zijn geleverd tussen maart 2022 en eind april 2022 en niet is gebleken dat de eerder gesignaleerde tekortkomingen zijn hersteld. De grond dat de loonsanctie ten onrechte niet is bekort, slaagt niet.
10. De rechtbank overweegt tot slot dat in wat door eiseres is aangevoerd, niet is gebleken dat in strijd is gehandeld met artikel 6 van het EVRM. Deze grond slaagt evenmin.

Conclusie en gevolgen

11. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de slotsom dat verweerder terecht aan eiseres een loonsanctie heeft opgelegd, en terecht het verzoek om bekorting van deze sanctie heeft afgewezen, omdat eiseres niet heeft voldaan aan de re-integratieverplichtingen in spoor 2.
12. De beroepen zijn ongegrond.
13. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.V. van Baaren, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 januari 2024.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

In artikel 7:658a, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek is bepaald dat de werkgever ten aanzien van de werknemer die in verband met ongeschiktheid ten gevolge van ziekte verhinderd is de bedongen arbeid te verrichten, de inschakeling in de arbeid in zijn bedrijf bevordert. Indien vaststaat dat de eigen arbeid niet meer kan worden verricht en in het bedrijf van de werkgever geen andere passende arbeid voorhanden is, bevordert de werkgever, gedurende het tijdvak waarin de werknemer jegens hem recht op loon heeft, de inschakeling van de werknemer in voor hem passende arbeid in het bedrijf van een andere werkgever.
In artikel 25, negende lid, van de Wet WIA is, kort samengevat, bepaald dat het UWV het tijdvak waarover de werkgever het loon van de werknemer moet doorbetalen gedurende ten hoogste 52 weken verlengt, indien de werkgever zonder deugdelijke grond onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht.
In artikel 25, twaalfde lid, van de Wet WIA is bepaald dat, indien de werkgever na toepassing van het negende lid van mening is dat hij zijn tekortkoming ten aanzien van de in het negende lid bedoelde re-integratie-inspanningen heeft hersteld, hij dit meldt aan het UWV, waarbij hij aantoont dat hij de tekortkoming heeft hersteld. De periode waarover het UWV na ontvangst van de melding beoordeelt of de tekortkoming is hersteld, loopt van de datum van het besluit waarbij de loonsanctie is opgelegd tot de datum waarop het bekortingsverzoek is gedaan.
Artikel 25, dertiende lid, van de Wet WIA bepaalt dat het UWV de beschikking waarin wordt vastgesteld of de tekortkoming, bedoeld in het negende lid is hersteld, geeft binnen drie weken na ontvangst van de melding, bedoeld in het twaalfde lid.
Artikel 65 van de Wet WIA bepaalt dat het UWV beoordeelt of de werkgever en de verzekerde in redelijkheid hebben kunnen komen tot de re-integratie-inspanningen die zijn verricht.
In de Beleidsregels beoordelingskader poortwachter (Beleidsregels) heeft verweerder een inhoudelijk kader neergelegd voor de beoordeling van de vraag of werkgever en werknemer in redelijkheid konden komen tot de re-integratie-inspanningen die zijn verricht. Volgens de Beleidsregels staat bij de beoordeling het bereikte resultaat voorop. Van een bevredigend resultaat is sprake als gekomen is tot een (gedeeltelijke) werkhervatting, die aansluit bij de resterende functionele mogelijkheden van de werknemer. Indien er geen bevredigend re-integratie-resultaat bereikt is, maar het UWV de inspanningen van de werkgever op basis van het beoordelingskader wel voldoende acht, wordt geen loonsanctie opgelegd. Ook als het UWV de re-integratie-inspanningen weliswaar onvoldoende acht, maar tot het oordeel komt dat de werkgever daarvoor een deugdelijke grond heeft wordt geen loonsanctie opgelegd.
In de Werkwijzer Poortwachter van het UWV, waarin de vaste gedragslijn van het UWV in dit soort zaken is neergelegd, staat onder meer het volgende:
Onder re-integratie in Spoor 1 verstaan we alle activiteiten gericht op werkhervatting binnen de eigen organisatie. Daarbij wordt van de werkgever verwacht dat hij doet wat redelijkerwijs mogelijk is om zijn werknemer in passend werk te kunnen herplaatsen. In het kader van deze activiteiten is er een re-integratievolgorde. Deze volgorde is:
1. Terugkeer in eigen werk
2. Terugkeer in aangepast eigen werk
3. Terugkeer in (aangepast) ander werk
Onder re-integratie in Spoor 2 verstaan we alle activiteiten gericht op werkhervatting buiten de eigen organisatie. Zodra er geen zicht (meer) bestaat op een structurele hervatting binnen de eigen organisatie, moet er een adequaat tweede-spoortraject worden gestart om de hervattingskansen van de arbeidsongeschikte werknemer zo veel mogelijk te vergroten. Een tweede-spoortraject moet uiterlijk binnen 6 weken na de Eerstejaarsevaluatie (in de 52e verzuimweek) worden gestart. Re-integratieactiviteiten in Spoor 2 kunnen na de Eerstejaarsevaluatie alleen achterwege blijven als er binnen 3 maanden een concreet perspectief is op structurele werkhervatting binnen de eigen organisatie in eigen, aangepast of ander passend werk dat zo dicht mogelijk aansluit bij de functionele mogelijkheden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen
3.Re-integratie binnen de eigen organisatie
4.Re-integratie buiten de eigen organisatie
5.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden