ECLI:NL:RBROT:2024:677

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 januari 2024
Publicatiedatum
5 februari 2024
Zaaknummer
ROT 23/4268
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag op grond van de Subsidieregeling Projectsubsidies Cultuur door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 januari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een aanvrager van subsidie, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam. Eiseres had een aanvraag ingediend voor subsidie op basis van de Subsidieregeling Projectsubsidies Cultuur, maar deze aanvraag werd op 30 september 2022 afgewezen. Het college baseerde deze afwijzing op een negatief advies van de adviescommissie Cultuur. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het college verklaarde het bezwaar ongegrond in een besluit van 17 mei 2023. Hierop heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat het advies van de adviescommissie Cultuur onvoldoende gemotiveerd was en dat het college niet zonder nadere motivering op dit advies had mogen afgaan. Eiseres had aangevoerd dat het advies onzorgvuldig tot stand was gekomen en dat er geen verslag was gemaakt van de toelichting die zij had gegeven. Ook was de beslistermijn in bezwaar overschreden, wat de rechtbank als een tekortkoming beschouwde, hoewel dit geen verdere gevolgen had voor de procedure.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het college een nieuw besluit moet nemen, waarbij het opnieuw advies moet vragen aan de adviescommissie Cultuur. De rechtbank heeft de afwijzing van de subsidieaanvraag vernietigd en het college opgedragen om binnen tien weken na de uitspraak een nieuw besluit te nemen. Tevens is het college verplicht om het door eiseres betaalde griffierecht te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun mogelijkheden voor hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/4268

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 januari 2024 in de zaak tussen

[naam eiseres], uit [plaatsnaam], eiseres

gemachtigde: [naam 1],
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam(het college), verweerder,
gemachtigde: mr. C.W. de Jong.

Inleiding

1. Met het besluit van 30 september 2022 (het primaire besluit) is de aanvraag van eiseres om subsidie afgewezen door het college.
1.1.
Met het besluit van 17 mei 2023 op het bezwaar van eiseres (het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
1.2.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het college heeft op het beroepschrift gereageerd.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 1 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres, de gemachtigde van het college en [naam 2] (werkzaam voor het college).

Totstandkoming van het besluit

2. Op 30 juni 2022 heeft eiseres een aanvraag bij het college ingediend voor een subsidie in het kader van de Subsidieregeling Projectsubsidies Cultuur. Op 27 september 2022 heeft de adviescommissie Cultuur negatief aan het college geadviseerd. Het college heeft in het primaire besluit het advies van de adviescommissie Cultuur overgenomen.
2.1.
Met het bestreden besluit heeft het college de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard. Ter onderbouwing heeft het college gewezen op het advies van de adviescommissie Cultuur. Dit advies is volgens het college duidelijk en van gebreken in de inhoud of in de wijze van totstandkoming is het college niet gebleken.

Beroep eiseres

3. Eiseres heeft aangevoerd dat het advies van de adviescommissie Cultuur en het daarop gebaseerde primaire besluit en het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand zijn gekomen. Eiseres heeft verder naar voren gebracht dat het advies van de adviescommissie Cultuur niet inzichtelijk is en dat de conclusies niet logisch volgen uit het advies. Het bestreden besluit is door gebruikmaking van het advies onvoldoende deugdelijk gemotiveerd. Er ontbreekt een goede onderbouwing van de gronden waarop de subsidie is afgewezen.

De wet

4. De voor deze uitspraak relevante regels zijn de volgende.
Subsidieverordening Rotterdam 2014
Artikel 8 Weigeringsgronden
Het college kan, naast de in de Algemene wet bestuursrecht genoemde gevallen, een aanvraag voor subsidie in ieder geval geheel of gedeeltelijk weigeren indien naar zijn oordeel:
(…)
k. in de bij de van toepassing zijnde nadere regels bepaalde gevallen.
Subsidieregeling Projectsubsidies Cultuur
Artikel 3 Subsidiabele activiteiten
1. Subsidie kan uitsluitend worden verstrekt voor activiteiten die primair artistiek-cultureel van aard zijn, een Rotterdams belang dienen en bijdragen aan de beleidsspeerpunten van het college op het gebied van cultuur.
2. De beleidsspeerpunten bedoeld in het eerste lid zijn voor het jaar 2020 publieksbereik, talentontwikkeling en innovatie en voor de jaren 2021 tot en met 2024 inclusiviteit, innovatie en interconnectiviteit.
3. Activiteiten die onderdeel vormen van stedelijke evenementen waarvoor een financiële bijdrage door Stichting Rotterdam Festivals is verstrekt, komen uitsluitend voor subsidie op basis van deze regeling in aanmerking indien er sprake is van een artistieke meerwaarde ten opzichte van het actuele culturele aanbod.
4. De volgende activiteiten komen niet voor subsidie in aanmerking:
a. activiteiten die onlosmakelijk onderdeel zijn van het curriculum van een opleiding;
b. commerciële activiteiten of producten;
c. projecten waarvoor al eerder een subsidieaanvraag is ingediend bij het college, met uitzondering van projecten waarvan de aanvraag op grond van de Subsidieregeling Pitcher Perfect 010 is geweigerd, omdat op basis van onderhavige subsidieregeling subsidie kan worden aangevraagd;
d. projecten die de individuele beroepspraktijk van beeldend kunstenaars niet overstijgen.
Artikel 4 Rotterdams belang
Een project dient een Rotterdams belang als bedoeld in artikel 3 indien:
a. de activiteit plaatsvindt in Rotterdam en overwegend inwoners uit Rotterdam bereikt; of
b. de activiteit bijdraagt aan de eigen ontwikkeling van een aanvrager, woonachtig of gevestigd in de gemeente Rotterdam.
Artikel 5 Doelgroep
1.Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan:
a. rechtspersonen zonder winstoogmerk;
b. rechtspersonen waarvan de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd passen binnen de eigen statutaire doelstelling en feitelijke werkzaamheden van deze rechtspersoon;
c. natuurlijke personen.
2. Niet voor subsidie in aanmerking komen rechtspersonen of natuurlijke personen die:
a. jaarlijks subsidie ontvangen op basis van het Cultuurplan;
b. onderdeel zijn van de Rotterdamse Culturele Basis;
c. subsidie ontvangen op basis van de Subsidieregeling Impulsregeling Cultuur; of
d. subsidie ontvangen uit de landelijke BIS-regeling.
Artikel 6 Subsidiabele kosten
1. De subsidie heeft uitsluitend betrekking op de kosten die resteren na aftrek van de bijdragen van derden en die naar het oordeel van het college noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de in artikel 3 genoemde activiteiten.
2. Niet voor subsidiëring in aanmerking komen de kosten die door subsidieontvanger zijn gemaakt vóór de indiening van de aanvraag.
3. Naast de aangevraagde subsidie dient de aanvrager als dekking van de kosten aantoonbaar andere fondsen, sponsoren of inkomstenbronnen te zoeken.
4. Niet voor subsidie in aanmerking komen de kosten voor de aanschaf van goederen voor duurzaam gebruik.
Artikel 13 Uitbrengen advies aan college
1. De Adviescommissie Cultuur brengt een schriftelijk en gemotiveerd advies aan het college uit, zowel over het al dan niet verlenen van de subsidie als over de hoogte van de te verlenen subsidie.
2. De Adviescommissie Cultuur baseert haar advies op het bepaalde in de artikelen 3 tot en met 6 en de volgende criteria:
a. artistieke kwaliteit, die moet blijken uit de integriteit, creativiteit, oorspronkelijkheid, vakmanschap en zeggingskracht van het project;
b. Rotterdams belang;
c. bijdrage aan gemeentelijke beleidsspeerpunten voor cultuur;
d. of het project een aanvulling is op het bestaande cultuuraanbod;
e. de mate van haalbaarheid van het plan, de kwaliteit van de organisatie en de financiële onderbouwing.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt de vraag of het college terecht de subsidieaanvraag heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
5.1.
De rechtbank acht het beroep van eiseres gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5.2.
De afwijzing van de subsidieaanvraag is gebaseerd op een advies van de adviescommissie Cultuur. Dit is een zogenaamd deskundigenadvies. Volgens vaste rechtspraak moet een bestuursorgaan op grond van artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) beoordelen of het deskundigenadvies – naar de wijze van totstandkoming – zorgvuldig en – naar inhoud – inzichtelijk en concludent is. Indien een partij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht, mag het bestuursorgaan niet zonder nadere motivering op het advies afgaan.
Zorgvuldigheid totstandkoming advies
5.3.
Eiseres heeft aangevoerd dat het advies van de adviescommissie Cultuur onzorgvuldig tot stand is gekomen omdat geen verslag is gemaakt van de toelichting die eiseres heeft gegeven. In bezwaar is de maximale beslistermijn overschreden. Verder heeft eiseres aangevoerd dat de regels als neergelegd in de artikelen 7:5 en 7:6 van de Awb omtrent het horen zijn geschonden. Zo was er geen vertegenwoordiging van het college aanwezig. Daarnaast heeft eiseres niet het laatste woord gekregen.
5.4.
De rechtbank overweegt dat de beschreven gang van zaken rondom de totstandkoming van het advies niet geheel inzichtelijk is. Doordat er geen verslag is van een gesprek dat heeft plaatsgevonden tussen de aanvrager van een subsidie en de adviescommissie Cultuur is het voor het college lastiger om te toetsen en te motiveren waarom eiseres niet voldoet aan de voorwaarden voor toekenning. Immers, niet volledig is vastgelegd wat eiseres nader heeft toegelicht. In het licht van de Awb heeft het niet schriftelijk vastleggen van de toelichting die eiseres heeft gegeven aan de adviescommissie Cultuur niet direct tot gevolg dat sprake is van een onzorgvuldige voorbereiding van het besluit. Er bestaat geen wettelijke verplichting om een nader gegeven toelichting schriftelijk vast te leggen. De vraag of de door eiseres gegeven toelichting door het college onvoldoende gemotiveerd terzijde is geschoven, komt aan de orde bij de beoordeling van de motivering van het bestreden besluit.
5.5.
De rechtbank stelt vast dat eiseres terecht heeft aangevoerd dat de beslistermijn in bezwaar door het college is overschreden. De overschrijding van deze beslistermijn heeft echter geen verdere gevolgen. Dit zou enkel anders zijn geweest als eiseres een ingebrekestelling bij het college zou hebben ingediend. Eiseres heeft voorts aangevoerd dat de procedure rondom het horen in de bezwaarfase in strijd is met de artikelen 7:5 en 7:6 van de Awb. Deze beroepsgrond slaagt niet. Het college heeft gebruik gemaakt van een onafhankelijke bezwaaradviescommissie zoals dat in artikel 7:13 van de Awb is neergelegd. Het bestuursorgaan hoeft zich niet af te melden en is niet gehouden om zich op een hoorzitting te laten vertegenwoordigen. [1] Van belang is wel dat de voorzitter van de bezwaaradviescommissie onafhankelijk is. De partijdigheid van de voorzitter is door eiseres niet nader onderbouwd. Na de hoorzitting heeft eiseres met de e-mail van 8 mei 2023 nog gereageerd op de antwoorden van het college op de vragen die na de hoorzitting nog aan het college zijn gesteld. Het college heeft zich dus gehouden aan het beginsel van hoor en wederhoor.
5.6.
Het besluit is naar het oordeel van de rechtbank niet onzorgvuldig tot stand gekomen. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Motivering advies
5.7.
Eiseres heeft aangevoerd dat het advies onvoldoende gemotiveerd is en dat de conclusies niet logisch volgen uit de inhoud van het advies. Met de Subsidieregeling Projectsubsidies Cultuur is invulling gegeven aan artikel 8, sub k, van de Subsidieverordening Rotterdam 2014. Het college heeft toegelicht dat in het bestreden besluit abusievelijk alleen artikel 8 is genoemd, maar dat het bij de beoordeling van deze subsidieaanvraag alleen gaat om de weigeringsgrond van artikel 8, sub k, van de Subsidieverordening Rotterdam 2014. De subsidieaanvraag dient door de adviescommissie Cultuur te worden getoetst aan de artikelen 3 tot en met 6 en artikel 13 van de Subsidieregeling Projectsubsidies Cultuur. Het gaat daarbij om de volgende criteria: artistieke kwaliteit, Rotterdams belang, bijdrage aan gemeentelijke beleidsspeerpunten voor cultuur, een aanvulling op het bestaande cultuuraanbod, de mate van haalbaarheid van het plan, de kwaliteit van de organisatie en de financiële onderbouwing. Het advies van de adviescommissie Cultuur luidt:

De commissie dankt u allereerst voor uw toelichting in de vergadering. Helaas heeft ze onvoldoende vertrouwen gekregen in de opzet van uw project. De commissieleden hebben twijfels bij de workshopvorm in combinatie met concerten. Amateurs die meezingen zijn naar hun mening niet interessant voor bezoekend publiek. Ook krijgen de commissieleden geen beeld van de inhoud van de workshops. De expertise die uw project onderbouwing geeft, komt niet van een mediëvist maar van een geschoolde in klassieke zang die zichzelf programmeert. Dat kan leiden tot belangenconflicten. Zakelijk gezien beschouwt men de constructie met de Doelen als vreemd. Als u onderdeel vormt van de reguliere programmering dan zou de Doelen een deel van het financieel risico op zich moeten nemen. Kunt u daar niet over onderhandelen? Tot slot ontbreekt een promotieplan over het daadwerkelijk bereiken van de Rotterdammer om dit te bezoeken. Alles overziend heeft de commissie te weinig aanknopingspunten gevonden voor honorering van uw aanvraag”.
5.8.
Eiseres heeft aangevoerd dat onvoldoende is gemotiveerd waarom wordt getwijfeld aan de deskundigheid van [naam 3]. Evenmin is gemotiveerd waarom sprake zou zijn van belangenverstrengeling omdat [naam 3] ook bestuurslid is van eiseres. Voorts heeft eiseres naar voren gebracht dat niet is gemotiveerd waarom het meezingen van amateurs voor het publiek niet interessant is, de inhoud van de workshops onduidelijk is en dat de samenwerking met de Doelen vreemd is. Kortom, de korte beschrijving van de negatieve conclusies van het advies is volgens eiseres onjuist en niet helder te volgen. De rechtbank is van oordeel dat deze beroepsgrond slaagt.
Het advies van de adviescommissie Cultuur betreft, naar het oordeel van de rechtbank, vooral niet nader gemotiveerde conclusies en meningen. Door de adviescommissie Cultuur is onvoldoende inzichtelijk gemaakt op basis van welke van de genoemde criteria waaraan de adviescommissie moet toetsen, zij tot een negatief oordeel is gekomen. Door de adviescommissie is niet uitgelegd wat onduidelijk is aan de workshopvormen en waarom dit niet interessant zou zijn voor het grotere publiek en vervolgens welk criterium deze (niet onderbouwde) conclusie raakt. De rechtbank is van oordeel dat uit de aanvraag duidelijk volgt dat er workshops zullen worden gegeven, waarbij een aantal liederen wordt ingestudeerd door het aanwezige publiek (de zogenaamde amateurzangers). Deze liederen worden tijdens het concert later op de dag uitgevoerd. Op de zitting is toegelicht dat het gaat om de laatste 15 minuten van het concert.
5.9.
Eiseres heeft verder terecht naar voren gebracht dat door de adviescommissie Cultuur niet is onderbouwd dat sprake zou zijn van (ontoelaatbare) belangenverstrengeling. Evenmin is inzichtelijk dat en waarom [naam 3] onvoldoende gekwalificeerd zou zijn. Op de zitting in beroep heeft het college naar voren gebracht dat eiseres te weinig heeft gesteld en dat zij de deskundigheid van [naam 3] als mediëvist had moeten onderbouwen met bijvoorbeeld recensies. De rechtbank kan het college hier niet in volgen. Uit het advies van de adviescommissie Cultuur en ook uit het bestreden besluit volgt dat het college de eis stelt dat het bestuur dient te beschikken over deskundigheid. Dat de eis van artikel 13, tweede lid, sub a, van de Subsidieregeling Projectsubsidies Cultuur door het college op deze wijze wordt ingevuld was niet (direct) kenbaar voor eiseres. Het college had eiseres in de gelegenheid moeten stellen dit nader te onderbouwen. Hier komt bij dat door het college niet is ingegaan op de stelling van eiseres dat gebruik wordt gemaakt van de expertise van [naam 4] van [naam college]. Ook is sprake van een samenwerking van eiseres met [naam college] aan een grote Europese subsidieaanvraag op het gebied van middeleeuwse zang. Op de zitting heeft eiseres toegelicht dat, ondanks een afwijzing van deze grote Europese subsidieaanvraag, de aanvraag een zeer positieve beoordeling heeft gehad. Deze beoordeling was zo goed dat eiseres om een herbeoordeling van de aanvraag van deze grote Europese subsidieaanvraag heeft gevraagd. Voorts is de stelling in het advies van de adviescommissie Cultuur dat sprake zou zijn van belangenverstrengeling ongemotiveerd. De rechtbank ziet geen onderbouwing van deze stelling die door de adviescommissie Cultuur is opgenomen.
5.10.
De adviescommissie Cultuur heeft in het advies evenmin de bezoekersaantallen bij eerdere edities betrokken. In het kader van bijvoorbeeld het criterium Rotterdams belang zou dit een rol kunnen spelen. Ook is de kwalificatie ‘vreemd’ die door de adviescommissie Cultuur voor de ‘constructie’ met de Doelen is gebruikt, niet nader onderbouwd. Door eiseres is reeds in bezwaar toegelicht dat de Doelen geregeld activiteiten die niet onder de verantwoordelijkheid van de Doelen vallen, opneemt in de programmering van de Doelen. Op de zitting heeft eiseres toegelicht dat op de hoorzitting en ook in bezwaar is besproken dat de opname in het programma van de Doelen een zeer kosteneffectief vehikel is gebleken om de Rotterdammer te bereiken. Eiseres heeft dit nader onderbouwd door te wijzen op de vergelijking met andere steden en de bezoekersaantallen daar. Het college heeft hier slechts tegenin gebracht dat zij niet weet wat er op de hoorzitting is besproken. Kortom, de rechtbank is van oordeel dat eiseres concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering naar voren heeft gebracht en dat de conclusies in het advies niet concludent zijn. Het college had niet zonder nadere motiering op het advies van de adviescommissie Cultuur mogen afgaan. De beroepsgrond slaagt.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat het college zal moeten bezien of en op welke wijze opnieuw advies wordt gevraagd aan de adviescommissie Cultuur. Het college zal een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van tien weken na de dag vanaf de verzending van deze uitspraak.
7. Nu geen sprake is van kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand is er geen aanleiding voor een veroordeling in de door eiseres gemaakte proceskosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Het college dient wel het door eiseres betaalde griffierecht te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank :
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt het college op binnen tien weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt het college op het betaalde griffierecht van € 365,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.A. Hage, rechter, in aanwezigheid van E.J. van den Doel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 januari 2024.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 15 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1551.