ECLI:NL:RBROT:2024:6735

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 juli 2024
Publicatiedatum
19 juli 2024
Zaaknummer
10993669 GZ VERZ 24-2226
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van een oud-bewindvoerder voor slecht bewind en schadevergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 19 juli 2024 uitspraak gedaan over de aansprakelijkheid van een voormalige bewindvoerder voor slecht bewind. Betrokkene, die sinds 4 augustus 2017 onder bewind stond vanwege problematische schulden, heeft de voormalige bewindvoerder aangeklaagd wegens nalatigheid en het niet voldoen aan zijn verplichtingen. De bewindvoerder heeft gedurende zijn 5,5 jaar durende bewind geen aangifte inkomstenbelasting gedaan, heeft betrokkene niet geïnformeerd over zijn financiële situatie en heeft geen adequate actie ondernomen om de schulden van betrokkene op te lossen. Dit leidde tot nieuwe schulden en een onterecht verlengd bewind.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de bewindvoerder ernstig tekort is geschoten in zijn zorgplicht en dat deze tekortkomingen aan hem kunnen worden toegerekend. De kantonrechter heeft de schade van betrokkene, die door het slecht bewind is ontstaan, vastgesteld op € 8.000,-. De bewindvoerder is veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan betrokkene. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de bewindvoerder direct moet betalen, ongeacht een eventueel hoger beroep.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van bewindvoerders en de noodzaak om transparant te zijn in hun handelen. De kantonrechter heeft ook opgemerkt dat betrokkene zelf eerder actie had kunnen ondernemen, maar dat dit de aansprakelijkheid van de bewindvoerder niet vermindert. Tegen deze beschikking kan binnen drie maanden hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 10993669 GZ VERZ 24-2226
registernummer: BM 26241
uitspraak: 19 juli 2024

beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,

over de goederen van:

[betrokkene],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres],
hierna te noemen betrokkene;
inzake een klacht over de bewindvoerder:

[naam 1] h.o.d.n. [handelsnaam],

hierna te noemen de bewindvoerder.

Verloop van de procedure

Op 11 april 2024 heeft de kantonrechter in een tussenbeschikking het bewind opgeheven per 15 april 2024 en de bewindvoerder (nogmaals) de gelegenheid gegeven om nader schriftelijk te reageren op de klacht van betrokkene. Dat heeft de bewindvoerder niet gedaan.
Op 15 juli 2024 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Aanwezig waren betrokkene, zijn partner [naam 2] en de voormalige bewindvoerder.

Het verzoek

De kantonrechter begrijpt dat betrokkene zich op het standpunt stelt dat de bewindvoerder slecht bewind heeft gevoerd en dat hij als gevolg daarvan schade heeft geleden. De verwijten die ter zitting zijn besproken zijn onder andere dat de bewindvoerder:
  • jarenlang geen aangifte inkomstenbelasting heeft gedaan, waardoor betrokkene achteraf ten onrechte voor € 10.000,-- huur- en zorgtoeslagen bleek te hebben ontvangen, die hij op dit moment nog aan het aflossen is;
  • onvoldoende actie heeft ondernomen in verband met een oude hypotheekschuld. Die schuld, zo blijkt uit eigen onderzoek door betrokkene, is al bijna 5 jaar geleden in het BKR op € 0,- gezet in verband met verjaring. Daarover heeft de bewindvoerder hem nooit geïnformeerd. In november 2024 zal de BKR registratie definitief worden doorgehaald;
  • in 2023 achterstanden heeft laten ontstaan in het betalen van de maandelijkse zorgverzekeringspremie. Er stonden daarom in drie zaken bij einde bewind incassokosten open;
  • tijdens de periode dat hij bewindvoerder was (ruim 6 jaar lang) geen actie ondernomen om betrokkene toe te leiden naar een minnelijke schuldenregeling of een wettelijke schuldsanering
  • jarenlang in de praktijk alleen maar de vaste lasten betaald, tegen betaling van het hoge maandelijkse schuldentarief, terwijl de bewindvoerder geen werk heeft verricht in verband met de openstaande schulden;
  • vrijwel gedurende de gehele periode van het bewind geen rekening en verantwoording afgelegd aan betrokkene en ook niet op ander wijze inzicht gegeven over zijn financiële situatie van betrokkene, behalve af en toe toezending van een overzicht van mutaties op de rekening van betrokkene.
Betrokkene heeft tijdens de zitting in het kader van een verkenning naar de mogelijkheden van een schikking aangegeven dat als hij € 5.000,-- aan schadevergoeding zou ontvangen, hij daarmee zijn laatste schulden kan afbetalen. Zijn werkelijke schade is echter groter, omdat hij met nog meer schulden uit het bewind is gekomen (waaronder een schuld aan de Belastingdienst van € 10.000,-) en het bewind veel langer is doorgelopen dan nodig. Betrokkene heeft de kosten van bewindvoerder steeds zelf betaald.

Het verweer

De bewindvoerder erkent in grote lijnen dat een en ander is gelopen zoals betrokkene heeft gesteld. Hij erkent ook dat hij sommige dingen beter had kunnen doen en op sommige punten adequater had moeten handelen. Hij geeft aan dat er gedurende het bewind problemen waren met de werkgever en het salaris van betrokkene. Er zijn salarisbetalingen buiten de beheerrekening om gelopen, vakantiegeld en zwart verdiend geld werd overgemaakt naar de rekening van de vader van betrokkene. Als gevolg hiervan kon de bewindvoerder jarenlang geen aangifte inkomstenbelasting doen omdat hij niet kon verklaren dat hij de aangifte naar waarheid had ingevuld. Met de huur- en zorgtoeslag kon de bewindvoerder op dat moment het budget van betrokkene rond krijgen. Had hij dat niet gedaan dan waren er schulden ontstaan in de andere vaste lasten, omdat het loon dat de werkgever uitbetaalde in bepaalde periodes te laag was om de vaste lasten te kunnen betalen.
De bewindvoerder geeft met betrekking tot de hypotheekschuld aan dat hij keer op keer geprobeerd heeft een schriftelijke bevestiging te ontvangen via deurwaarders en de bank dat de schuld was verjaard, maar dat is hem nooit gelukt. De deurwaarder bleef zich tot het eind toe op het standpunt stellen dat hij nog steeds de hypotheekschuld mocht incasseren. Vandaar dat die schuld altijd terugkwam in de rekening en verantwoording.
Met betrekking tot het gevraagde schadebedrag geeft de bewindvoerder aan dat hij geen financiële middelen heeft om een schadevergoeding te betalen. Hij is op dit moment arbeidsongeschikt maar zijn arbeidsongeschiktheidsverzekering heeft nog niets uitgekeerd in verband een wachttijd. Als de kantonrechter hem veroordeelt tot het vergoeden van schade, dan zal hij mogelijk een beroep kunnen doen op zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekering, voor zover die verzekering nog dekking biedt omdat de bewindvoerder inmiddels zijn werkzaamheden als bewindvoerder heeft gestaakt.

Beoordeling

Het gaat in deze zaak om de vraag of de voormalige bewindvoerder zijn verplichtingen ten aanzien van betrokkene geschonden heeft en daarom aansprakelijk is. Betrokkene stond sinds 4 augustus 2017 onder bewind vanwege problematische schulden. Per 1 oktober 2018 heeft de bewindvoerder het bewind overgenomen. Hij is ruim 5,5 jaar bewindvoerder geweest van betrokkene.
In artikel 1:444 BW is bepaald dat de bewindvoerder jegens de betrokkene aansprakelijk is, indien hij in de zorg van een goed bewindvoerder tekortschiet, tenzij de tekortkoming hem niet kan worden toegerekend. Van aansprakelijkheid is slechts sprake als de bewindvoerder keuzes maakt die een redelijk handelend bewindvoerder in vergelijkbare omstandigheden niet gemaakt zou hebben. Op grond van artikel 1:445, vijfde lid, BW juncto artikel 1:362 BW is de kantonrechter bevoegd om – zo nodig ambtshalve – de schade vast te stellen die het gevolg is geweest van slecht bewind en om de voormalig bewindvoerder tot vergoeding daarvan te veroordelen.
De kantonrechter is van oordeel dat de bewindvoerder in de zorg van een goed bewindvoerder ernstig tekort is geschoten. Het bewind heeft onnodig lang geduurd, er is jarenlang geen aangifte inkomstenbelasting gedaan en er zijn tijdens het bewind zelfs nieuwe schulden ontstaan. Daar komt bij dat de bewindvoerder betrokkene tijdens het bewind nauwelijks heeft geïnformeerd over de financiële stand van zaken en evenmin over de voortgang met betrekking tot de schulden, waardoor betrokkene er kennelijk op vertrouwde dat alles goed ging. De rekening- en verantwoordingen over de voorgaande jaren zijn niet met betrokkene besproken en ook niet ter goedkeuring aan betrokkene voorgelegd. Dit terwijl door de kantonrechter was bepaald dat betrokkene in staat was om zelf de rekening en verantwoording te controleren. De bewindvoerder heeft betrokkene daartoe naar nu is gebleken geen gelegenheid geboden en op het formulier steeds aangekruist dat betrokkene niet in staat moest worden geacht de rekening en verantwoording te controleren, zonder daarbij enige toelichting te geven. Verder is ook tot op heden nog geen eindrekening- en verantwoording afgelegd over de periode 1 januari 2023 tot 15 april 2024. De termijn daarvoor is allang verstreken. Dat de bewindvoerder zijn licentie heeft laten verlopen om financiële redenen, waardoor hij op dit moment geen toegang meer heeft tot de (bank)gegevens van betrokkene en daarom geen eindrekening en verantwoording kan afleggen, ligt volledig in de risicosfeer van de bewindvoerder en kan niet aan betrokkene worden tegengeworpen.
De uitleg die de bewindvoerder verder ter zitting heeft gegeven over deze gang van zaken is volstrekt onvoldoende. Als het al zo was dat de bewindvoerder meende dat hij geen belastingaangifte kon doen namens betrokkene, omdat hij had begrepen dat de jaaropgaven van de werkgever niet juist waren, dan had het op de weg van de bewindvoerder gelegen de kantonrechter daarover te informeren. Dit heeft hij nooit gedaan. En als het zo was dat betrokkene de toeslagen – waarop hij geen recht had – nodig had om zijn (vaste) lasten te kunnen betalen omdat zijn werkgever hem niet het loon betaalde waarop hij recht had, terwijl hij wel fulltime als steigerbouwer werkte, dan had het op de weg gelegen van de bewindvoerder om de werkgever daarover (meer dan alleen telefonisch) aan te spreken en zo nodig een loonvorderingsprocedure tegen de werkgever te voeren. Ook dit heeft de bewindvoerder niet gedaan. Ook had hij de kantonrechter moeten informeren als hij meende dat er betalingen door de werkgever werden gedaan, die ten onrechte buiten het bewind werden gehouden door betrokkene.
De bewindvoerder heeft niet kunnen uitleggen waarom hij vanaf het moment dat hij het bewind heeft overgenomen van een andere bewindvoerder – hij is zoals gezegd al per 1 oktober 2018 benoemd – tot aan het einde van het bewind (dus ruim 5,5 jaar lang) geen actie heeft ondernomen om betrokkene aan te melden voor een schuldenregeling. Verder heeft de bewindvoerder ter zitting erkend dat betrokkene wel degelijk in staat was om de rekening en verantwoording te begrijpen en kon hij ook niet uitleggen waarom hij betrokkene daartoe niet in de gelegenheid had gesteld en de rechtbank hierover bovendien fout heeft geïnformeerd.
Deze tekortkomingen kunnen de bewindvoerder ernstig worden aangerekend en er is sprake geweest van slecht bewind. Als gevolg van deze handelwijze heeft betrokkene ook financiële schade geleden. De hoogte daarvan is niet exact vast te stellen, daarom zal de kantonrechter de schade naar billijkheid vaststellen. Zo kunnen bijvoorbeeld de onterecht ontvangen toeslagen, die betrokkene na einde bewind moest terugbetalen aan de Belastingdienst, niet één op één als schade worden aangemerkt, omdat betrokkene die toeslagen ook daadwerkelijk heeft ontvangen. Het staat in ieder geval vast dat betrokkene aanzienlijk langer dan nodig onder bewind heeft gestaan, omdat de bewindvoerder geen adequate actie heeft ondernomen om de schulden van betrokkene op te lossen. Daardoor heeft hij ook langer dan nodig kosten moeten betalen voor het bewind. De kantonrechter houdt bij de bepaling van de hoogte van de schade ook in zekere mate rekening met de eigen rol van betrokkene, die in een eerder stadium bij de rechtbank een klacht had kunnen indienen over de handelwijze van zijn bewindvoerder, waaronder het gebrek aan informatie van de zijde van zijn bewindvoerder. Dan had wellicht al in een eerder stadium de schade beperkt kunnen worden.
De kantonrechter zal gelet op alles wat hiervoor is overwogen de hoogte van de schade in goede justitie bepalen op een bedrag van € 8.000,-. De bewindvoerder wordt veroordeeld tot betaling van deze schadevergoeding. De beschikking wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Beslissing

De kantonrechter
- veroordeelt de voormalige bewindvoerder [naam 1] h.o.d.n. [handelsnaam] tot betaling van een bedrag van € 8.000,- aan betrokkene;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.J. Frikkee en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
834
Tegen deze beschikking kan in hoger beroep worden gegaan bij het gerechtshof Den Haag. Dit kan alleen worden ingesteld door een advocaat. Verzoeker en degenen aan wie een kopie van de beschikking is verstrekt moeten hoger beroep instellen binnen drie maanden na de datum van de beschikking. Voor andere belanghebbenden moet dit binnen drie maanden nadat zij van de beschikking op de hoogte zijn geraakt.