In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 19 juli 2024 uitspraak gedaan over de aansprakelijkheid van een voormalige bewindvoerder voor slecht bewind. Betrokkene, die sinds 4 augustus 2017 onder bewind stond vanwege problematische schulden, heeft de voormalige bewindvoerder aangeklaagd wegens nalatigheid en het niet voldoen aan zijn verplichtingen. De bewindvoerder heeft gedurende zijn 5,5 jaar durende bewind geen aangifte inkomstenbelasting gedaan, heeft betrokkene niet geïnformeerd over zijn financiële situatie en heeft geen adequate actie ondernomen om de schulden van betrokkene op te lossen. Dit leidde tot nieuwe schulden en een onterecht verlengd bewind.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de bewindvoerder ernstig tekort is geschoten in zijn zorgplicht en dat deze tekortkomingen aan hem kunnen worden toegerekend. De kantonrechter heeft de schade van betrokkene, die door het slecht bewind is ontstaan, vastgesteld op € 8.000,-. De bewindvoerder is veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan betrokkene. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de bewindvoerder direct moet betalen, ongeacht een eventueel hoger beroep.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van bewindvoerders en de noodzaak om transparant te zijn in hun handelen. De kantonrechter heeft ook opgemerkt dat betrokkene zelf eerder actie had kunnen ondernemen, maar dat dit de aansprakelijkheid van de bewindvoerder niet vermindert. Tegen deze beschikking kan binnen drie maanden hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag.