In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 12 juli 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser], interim-directeur, en Gro-up Staf en Services B.V. De procedure volgde op een overeenkomst van opdracht die op 18 januari 2022 was gesloten, waarbij [eiser] werd aangesteld om interim-directeur te zijn op de [naam school] in Rotterdam. [eiser] heeft zijn werkzaamheden in januari 2023 beëindigd en een factuur van € 6.590,34 ingediend voor zijn diensten, welke door Gro-up niet is betaald. Gro-up betwistte de betaling en stelde dat [eiser] tekortgeschoten was in zijn verplichtingen, wat leidde tot een opschorting van de betaling en een beroep op gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst.
De kantonrechter heeft de vordering van [eiser] volledig toegewezen. De rechter oordeelde dat Gro-up niet had aangetoond dat [eiser] tekortgeschoten was in de nakoming van de overeenkomst. De kantonrechter concludeerde dat er geen concrete afspraken waren gemaakt over de resultaten die [eiser] moest behalen, en dat de kwaliteit van het onderwijs al onvoldoende was voordat [eiser] zijn werkzaamheden begon. Bovendien was er geen bewijs dat [eiser] zich ongewenst met het personeelsbeleid had bemoeid of dat hij onrechtmatig had gehandeld door het plaatsen van een vlog of het geven van een interview.
De kantonrechter veroordeelde Gro-up tot betaling van de factuur van [eiser], inclusief incassokosten en wettelijke rente. Daarnaast werd Gro-up veroordeeld in de proceskosten, die aan de kant van [eiser] werden begroot op € 1.166,44. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk uitgevoerd kan worden, ook als Gro-up in hoger beroep gaat.