Beoordeling door de voorzieningenrechter
4. Verzoeker woont op het adres [adres]. Hij is ook de eigenaar van deze woning.
5. Op 16 april 2024 is de politie naar verzoekers woning gegaan in verband met een melding over een woningoverval. De politie heeft vervolgens de woning doorzocht. In de woning zijn onder meer 2.375 pillen Valium Diazepam (10 mg per stuk), 59.850,44 gram (bruto) gedroogde henneptoppen en een vacuüm sealapparaat met bijbehorend verpakkingsmateriaal aangetroffen. Dit blijkt uit een bestuurlijke rapportage van de politie van 17 april 2024. Hennep en Diazepam staan op lijst II (softdrugs) van de Opiumwet.
Waar gaat het in deze zaak om?
6. Naar aanleiding van de bestuurlijke rapportage heeft de burgemeester besloten om de woning van verzoeker te sluiten voor drie maanden. Verzoeker is het daar niet mee eens. Hij wil met het verzoek om een voorlopige voorziening bereiken dat hij voorlopig in zijn woning kan blijven wonen. De burgemeester heeft toegezegd dat de woning open mag blijven tot de uitspraak van de voorzieningenrechter.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af
7. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
8. Op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen harddrugs en softdrugs wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
9. De burgemeester voert beleid om de handel in drugs in Lansingerland tegen te gaan. Dit beleid staat in het Damoclesbeleid artikel 13b Opiumwet gemeente Lansingerland 2024. In dit beleid staat in welke gevallen de burgemeester in beginsel overgaat tot sluiting van een woning.
Was de burgemeester bevoegd om de woning te sluiten?
10. De burgemeester is in beginsel bevoegd om de woning te sluiten als er een handelshoeveelheid drugs in een woning wordt aangetroffen. Bij softdrugs is er sprake van een handelshoeveelheid als er meer dan 5 gram wordt aangetroffen.
11. Verzoeker voert aan dat de sluiting een punitief karakter heeft en strijd oplevert met artikel 6 van het EVRM.
12. Het recht op een eerlijk proces is neergelegd in artikel 6 van het EVRM. Een onderdeel van een eerlijk proces is de zogenaamde onschuldpresumptie. Dit houdt in dat een ieder tegen wie een vervolging is ingesteld, voor onschuldig wordt gehouden totdat zijn schuld in rechte is komen vast te staan. De reikwijdte van deze bepaling is niet beperkt tot strafrechtelijke procedures, maar kan zich in een voorkomend geval uitstrekken tot een bestuursrechtelijke procedure, als de geschilpunten in die procedure voortvloeien uit en samenhangen met een strafrechtelijke procedure.
15. De sluitingsbevoegdheid van de burgemeester op grond van artikel 13b van de Opiumwet heeft betrekking op de feitelijke situatie in het pand en de voorwerpen en stoffen die daar zijn aangetroffen en vereist een bestuurlijke beoordeling. Omdat voor het sluiten van het pand niet is vereist dat de schuld van verzoeker wordt vastgesteld, is ook geen sprake van het schenden van de onschuldpresumptie.
16. Verder is de sluiting van een woning op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet niet aan te merken als een punitieve sanctie. Dit blijkt uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling).
17. De burgemeester was daarom bevoegd om de woning te sluiten.
Is er een noodzaak om de woning te sluiten?
18. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding dient vervolgens te worden beoordeeld in hoeverre sluiting van de woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde.
19. Verzoeker voert aan dat er geen noodzaak is om de woning te sluiten. De aangetroffen hennep betreft de externe exploitatievoorraad ten behoeve van een coffeeshop die hij eenmalig voor een vriend heeft bewaard. Er heeft geen feitelijke handel vanuit de woning plaatsgevonden en er is ook geen ‘loop’ naar de woning vastgesteld. Volgens verzoeker zijn de pillen niet bedoeld als versnijdingsmiddel en dient het sealapparaat voor huis-, tuin- en keukengebruik en niet om drugs in te verpakken. Verzoeker heeft twee verklaringen van buren ingebracht, waaruit blijkt dat zij vrezen dat de onveiligheid in de buurt toeneemt als de woning wordt gesloten. Verzoeker vindt dat de burgemeester had kunnen volstaan met een lichter middel, zoals het opleggen van een last onder dwangsom.
20. In de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet is in algemene zin vermeld dat bij een eerste overtreding nog niet tot sluiting van de woning dient te worden overgegaan, maar dat moet worden volstaan met een waarschuwing of soortgelijke maatregel. Dit moet worden beschouwd als een uitgangspunt waarvan in ernstige gevallen mag worden afgeweken.
21. De voorzieningenrechter staat dus voor de vraag of er sprake is van een ernstig geval. Uit jurisprudentie blijkt dat verschillende factoren een rol kunnen spelen bij de vraag of er sprake is van een ernstig geval. Zo is de noodzaak tot sluiting groter als er sprake is van een grote hoeveelheid drugs.
22. Door de grote hoeveelheid aangetroffen softdrugs is het aannemelijk dat deze geheel of gedeeltelijk bestemd was voor verkoop, aflevering of verstrekking. De burgemeester mag dan aannemen dat de woning een rol speelt binnen de keten van drugshandel. Dit levert op zichzelf al een belang op bij sluiting, ook als er geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd.Daarnaast heeft de burgemeester kunnen meewegen dat verzoeker als voormalig coffeeshopexploitant bekend is in de wereld van coffeeshops en het daarom riskant mogen achten dat verzoeker de voorraad bewaart voor een bevriende coffeeshopexploitant. Een zichtbare sluiting zorgt er naar het oordeel van de voorzieningenrechter voor dat bij iedereen die weet dat de woning als bewaarpand fungeert, bekend wordt dat de drugs er niet meer zijn. Daarmee wordt het risico van een ripdeal en mogelijk onveilige situatie voor omwonenden weggenomen. Mede gelet op de grote hoeveelheid aangetroffen drugs kon niet met een minder verstrekkende maatregel worden volstaan ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. De omstandigheid dat er ook een grote hoeveelheid pillen, een sealapparaat en bijbehorend verpakkingsmateriaal is aangetroffen, kan daarom buiten beschouwing blijven.
Daarnaast blijkt uit jurisprudentie dat de met het gedoogbeleid van coffeeshops samenhangende achterdeurproblematiek niet met zich brengt dat de burgemeester in zijn beleid de bevoorrading van coffeeshops met softdrugs zou moeten gedogen.
23. Uit deze omstandigheden volgt dat de burgemeester het noodzakelijk mocht achten de woning te sluiten.
Is de sluiting van de woning evenwichtig?
24. Als de burgemeester zich redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat sluiting van het pand noodzakelijk is, dient hij zich ervan te vergewissen dat de sluiting evenwichtig is. De nadelige gevolgen van de sluiting moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig.
25. Verzoeker voert aan dat hij onevenredig zwaar wordt getroffen door de sluiting van zijn woning. Hij heeft een serre met planten en vissen die verzorgd moeten worden. Ook heeft hij een tuin die verzorging nodig heeft en de tuin is alleen bereikbaar via zijn woning. Tijdens de zitting heeft hij aangevoerd dat hij bezig is met voorbereidingen voor de verkoop van zijn woning. De sluiting en de melding daarvan op de woning zijn niet bevorderlijk voor de verkoop van de woning. Verzoeker doet verder een beroep op artikel 10 van de Grondwet, artikel 8 van het EVRM en artikel 17 van het IVBPR.
26. De voorzieningenrechter vindt de gevolgen van de sluiting in dit geval niet onevenwichtig. Verzoeker kan een verwijt worden gemaakt van de aangetroffen drugs in zijn woning. Verzoeker heeft verklaard dat hij niet heeft beseft dat een woningsluiting (ook) het gevolg kan zijn van het bewaren van een handelshoeveelheid drugs in zijn woning, maar dit is wel het gevolg van de keuzes die hij zelf heeft gemaakt. Die keuzes brengen ook mee dat hij zelf verantwoordelijk is voor het vinden van een oplossing voor zijn vissen, de planten in de serre en de tuin. Verder valt niet in te zien waarom verzoeker zijn woning na de sluiting niet in de verkoop kan zetten.
27. De bevoegdheid van de burgemeester tot het sluiten van de woning is neergelegd in artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet en daarom bij de wet voorzien. De sluiting dient daarnaast een legitiem doel, namelijk het herstel van de openbare orde. Zoals onder overwegingen 22 en 23 al is geoordeeld, mocht de burgemeester de sluiting van de woning noodzakelijk achten. De sluiting is daarom ook niet in strijd met artikel 10 van de Grondwet, artikel 8 van het EVRM of artikel 17 van het IVBPR.
28. Gelet op dit alles heeft de burgemeester naar voorlopig oordeel de belangen bij sluiting van de woning zwaarder mogen laten wegen dan de belangen van verzoeker bij het voortgezet gebruik van de woning.