In deze zaak gaat het om een huurovereenkomst tussen eiser en gedaagde 1, waarbij eiser een woning verhuurt aan gedaagde 1 voor € 1.200,00 per maand. De huurperiode was oorspronkelijk van 15 juli 2022 tot en met 30 november 2022. Gedaagde 2, een werkneemster van gedaagde 1, huurde een kamer in de woning voor € 400,00 per maand. Eiser stelt dat er een betalingsachterstand is en vraagt de kantonrechter om de huurovereenkomst te ontbinden en gedaagde 1 te veroordelen tot ontruiming van de woning. Gedaagde 1 betwist de betalingsachterstand en stelt dat zij gedupeerd is door gedaagde 2, die weigert te vertrekken. De kantonrechter oordeelt dat de huurovereenkomst is verlengd voor onbepaalde tijd en dat gedaagde 1 € 14.425,00 aan huurachterstand moet betalen. De huurovereenkomst wordt ontbonden omdat gedaagde 1 niet op tijd heeft betaald, wat ernstig genoeg is om de overeenkomst te beëindigen. Gedaagde 1 moet de woning binnen veertien dagen ontruimen en een gebruiksvergoeding van € 1.200,00 per maand betalen. Gedaagde 2 moet de ontruiming gedogen. De kantonrechter wijst ook de proceskosten toe aan eiser, die in totaal € 1.907,15 bedragen. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.