ECLI:NL:RBROT:2024:652

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 februari 2024
Publicatiedatum
2 februari 2024
Zaaknummer
10-020623-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor groepsbelediging van homoseksuelen in Rotterdam

Op 5 februari 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 21 januari 2023 op de Lijnbaan in Rotterdam beledigende uitlatingen heeft gedaan over homoseksuelen. De verdachte heeft via een luidspreker in het openbaar geuit dat homoseksuelen en lesbiennes naar de hel zullen gaan en dat hun ouders hen niet goed hebben opgevoed. De officier van justitie eiste een geldboete, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan groepsbelediging en legde een gevangenisstraf van 6 dagen op. De rechtbank oordeelde dat de uitlatingen van de verdachte niet alleen beledigend waren, maar ook dat de context waarin deze zijn gedaan, het beledigende karakter niet wegnam. De verdachte had eerder soortgelijke vergrijpen gepleegd en de rechtbank achtte het recidiverisico hoog. De rechtbank verklaarde de verdachte strafbaar en legde de gevangenisstraf op, evenals de verbeurdverklaring van de in beslag genomen luidspreker. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de oudste rechter niet in staat was het vonnis te ondertekenen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-020623-23
Datum uitspraak: 5 februari 2024
Verstek
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ) op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres01] te ( [postcode01] ) [plaats01] .

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 22 januari 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K. Mandos heeft gevorderd:
  • het jaartal 2021 uit de tenlastelegging aan te merken als een kennelijke verschrijving en het verbeterd te lezen als 2023;
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, te weten de belediging van een groep mensen;
  • veroordeling van de verdachte tot een geldboete van € 300,-;
  • verbeurdverklaring van de in beslag genomen luidspreker.

4.Geldigheid dagvaarding

4.1.
Standpunt officier van justitie
De betekening van de oproeping is op juiste wijze geschied maar ter zitting bleek niet dat vertaling van deze oproeping aan verdachte is verzonden. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het vereiste zoals bedoeld in artikel 260 lid 5 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) niet is nageleefd en de vervolging dient te worden geschorst. De zaak dient derhalve te worden aangehouden voor onbepaalde tijd.
4.2
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte is eerder gedagvaard voor de zitting van de politierechter op 5 april 2023 en de zitting van de meervoudige kamer van 1 december 2023. Beide dagvaardingen zijn vertaald en op de juiste wijze aan verdachte verzonden. Verdachte had op beide zittingen kunnen verschijnen maar heeft dat niet gedaan en heeft geen bericht van verhindering achtergelaten.
De oproeping voor de zitting van 22 januari 2024 is op juiste wijze betekend. De vertaling van deze oproeping ontbreekt echter en is niet aan verdachte verzonden. Hoewel verdachte een GBA-adres heeft, blijkt uit het dossier dat hij daar op dat moment niet meer woonde. Verdachte heeft geen andere bekende woon- of verblijfplaats opgegeven. Blijkens het dossier heeft hij een asielprocedure doorlopen en is zijn aanvraag afgewezen. Van hoger beroep daartegen of enige andere verblijfsrechtelijke procedure blijkt niet. Of op korte termijn alsnog een verblijfplaats van hem bekend wordt is dus zeer onzeker. Betekening heeft dus uitsluitend middels het Openbaar Ministerie kunnen plaatsvinden en er is op dit moment ook niet te verwachten dat dat op korte termijn anders zal zijn. Gelet op het voorgaande is er nu evident geen rechtens te respecteren belang bij een vertaling van de oproep. Het beroep op artikel 260 lid 5 Sv wordt derhalve gepasseerd.
4.3
Conclusie
De oproeping is geldig.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Beoordeling door de rechtbank
Op grond van de inhoud van het dossier, waaronder aangifte van [aangeefster01] , de getuigenverklaring van [getuige01] , het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten ter plaatse en de verklaring van verdachte, staan de volgende feiten vast.
Verdachte heeft op 21 januari 2023 in het openbaar, op de Lijnbaan in het centrum van Rotterdam, met behulp van een microfoon in de Engelse taal geroepen dat alle homoseksuelen en lesbiennes naar de hel zullen gaan, dat de ouders van homoseksuelen en lesbiennes hun kinderen niet goed opgevoed hebben en zij daarom homoseksueel of lesbisch geworden zijn en dat LHBTIQA-personen zullen branden in de hel, dat God ze niet zo gemaakt heeft en dat zij volgens hem niet rond mogen lopen. De bewijsmiddelen ondersteunen elkaar voor wat betreft de bewoordingen die door verdachte zijn geuit. Weliswaar steunt het gedeelte van de tenlastelegging dat ziet op de zinsnede dat “
de ouders van homoseksuelen en lesbiennes hun kinderen niet goed opgevoed hebben en zij daarom homoseksueel of lesbisch geworden zijn” alleen op de verklaring van aangeefster [aangeefster01] , maar gelet op de samenhang met de andere door verdachte gedane uitlatingen en de verklaringen hieromtrent acht de rechtbank ook deze zinsnede wettig en overtuigend bewezen.
Door zijn uitlatingen op de Lijnbaan, in het centrum van Rotterdam, in een microfoon – schreeuwend - te uiten, heeft verdachte willens en wetens het risico aanvaard dat die uitlatingen een negatief beeld over homoseksuelen zouden oproepen. Dat verdachte zich bewust moet zijn geweest van het beledigende karakter van zijn uitlatingen blijkt niet alleen uit zijn verhoor, waarin hij aangeeft dat het woord van God pijnlijk en confronterend is en dat hij achter zijn uitlatingen staat, maar tevens uit zijn woordkeus en de wijze waarop hij de uitlatingen heeft geuit.
De vraag die vervolgens beoordeeld moet worden is of deze uitlatingen onder de reikwijdte van artikel 137c van het Wetboek van Strafrecht (Sr) vallen. De Hoge Raad heeft met betrekking tot deze strafbepaling in zijn jurisprudentie een toetsingskader ontwikkeld om te kunnen beoordelen in hoeverre dergelijke uitlatingen strafbaar zijn in het kader van voornoemd artikel (zie onder andere ECLI:NL:HR:2014:3583). In die jurisprudentie zijn de volgende drie stappen te onderscheiden:
  • is de uitlating op zichzelf beledigend voor een groep mensen en zo ja,
  • neemt de context het beledigende karakter weg en zo ja,
  • is de uitlating onnodig grievend?
De rechtbank zal de aan verdachte verweten uitlatingen beoordelen aan de hand van dit toetsingskader.
Om te beoordelen of een uitlating beledigend is voor een groep mensen dient een objectieve toets plaats te vinden. Daarbij is van belang of een uitlating naar algemeen spraakgebruik beledigend is. De Hoge Raad heeft overwogen dat een uitlating beledigend is wanneer zij de strekking heeft een ander, dan wel een groep, bij het publiek in een kwaad daglicht te stellen (ECLI:NL:HR:2001:AB3143). De uitlating moet daarnaast om (een kenmerk van) een groep mensen gaan. Naar oordeel van de rechtbank is hier sprake van belediging van homoseksuelen en leden van de LHBTQIA-gemeenschap. Met wat hij gezegd heeft stelt verdachte deze groepen op basis van hun seksuele voorkeur(en) in een kwaad daglicht. De stelling dat zij niet goed opgevoed zijn door hun ouders en daarom homoseksueel zijn geworden is beledigend omdat elk wetenschappelijk onderzoek ontbreekt waarop dat gebaseerd zou kunnen zijn. Daarmee is voldaan aan de eerste stap van het toetsingskader.
De volgende vraag is of de uitlating is gedaan in een bepaalde context en zo ja welke. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kan de context het beledigende karakter van de uitlating wegnemen indien die uitlating een bijdrage levert of dienstig is aan een publiekelijk, maatschappelijk debat, een geloofsovertuiging of aan een artistieke expressie. De grondslag hiervan is gelegen in het recht op vrije meningsuiting zoals bedoeld in artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
In het verhoor bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij niet discrimineerde maar het woord van God predikte. Hij verwijst daarbij naar 1 Korinthe 6 vers 9 tot en met 11 en stelt dat hij slechts de Bijbel citeerde. Tijdens het doen van de uitlatingen had hij echter geen Bijbel bij zich, en hij heeft ook niet aangegeven dat hij de Bijbel dan wel in het bijzonder één of meerdere van de verzen uit 1 Korinthe 6 citeerde. Verdachte sprak ook niet in een kerkdienst of bij een andere (godsdienstige) bijeenkomst, waarin over de uitleg van Bijbelteksten over dit thema van gedachten gewisseld zou kunnen worden.
Naar oordeel van de rechtbank zijn de uitlatingen van verdachte dus niet dienstig aan, en leveren geen bijdrage aan, een geloofsopvatting. De context waarin deze uitlatingen zijn gedaan neemt dus het beledigende karakter daarvan niet weg. De tweede stap van het toetsingskader leidt tot een negatief antwoord. Aan de derde stap van het hierboven geschetste beoordelingskader komt de rechtbank dus niet toe. Uit het voorgaande volgt dan ook dat sprake is van belediging in de zin van artikel 137c Sr.
5.1.1.
Conclusie
Het aan verdachte ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
5.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 21 januari 2023 te Rotterdam,
zich in het openbaar mondeling, opzettelijk beledigend
heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten homoseksuelen,
wegens hun homoseksuele gerichtheid,
door in de binnenstad van Rotterdam op de Lijnbaan middels een microfoon (in de Engelse taal) te roepen dat
- alle homoseksuelen en lesbiennes naar de hel zullen gaan en- dat de ouders van homoseksuelen en lesbiennes hun kinderen niet goed opgevoed hebben en zij daarom homoseksueel of lesbisch geworden zijn en
- dat lhbtqia+ personen zullen branden in de hel, dat God ze niet zo gemaakt heeft endat zij volgens hem, verdachte, niet rond mogen lopen;
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke verschrijvingen voorkomen, zijn deze in
cursiefverbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

6.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
het zich in het openbaar mondeling opzettelijk beledigend uitlaten over homoseksuelen wegens hun homoseksuele gerichtheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf

8.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan groepsbelediging van homoseksuelen wegens hun homoseksuele gerichtheid. Vrijheid van godsdienst en vrijheid van meningsuiting is een groot goed maar kent ook grenzen. Verdachte heeft die grenzen overschreden en zich onnodig grievend uitgelaten over homoseksuelen, onder meer door hen, gebruikmakend van een geluidsinstallatie middenin een drukke winkelzone in Rotterdam, te bestempelen als het product van een verkeerde opvoeding en eraan toe te voegen dat zij eigenlijk sowieso het recht niet zouden hebben om er te zijn.
De uitlatingen van verdachte zijn zeer kwetsend voor homoseksuelen, zo blijkt ook uit de getuigenverklaring en verklaring van aangeefster in het dossier. Het onnodig kwetsen van anderen vanwege ras, godsdienst of seksuele geaardheid – kortom het wezen van een persoon – past ook niet in een samenleving waarin iedereen – ongeacht ras, geaardheid, godsdienst of geloofsovertuiging – veilig moet kunnen voelen en zichzelf moet kunnen zijn. Dat laatste is nog steeds niet overal zo in ons land en gedrag als dat van verdachte kan dat verergeren.
De op te leggen straf dient verdachte duidelijk te maken dat de samenleving zijn uitlatingen veroordeelt. Tevens dient deze straf in het algemeen en ook voor verdachte persoonlijk een preventief effect te hebben omdat hij in het verleden kennelijk al veelvuldig met dit gedrag is opgemerkt, maar daarmee doorgaat en desgevraagd ook in dit geval heeft laten weten niet van plan te zijn om ermee op te houden.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 30 oktober 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Verdachte is op 6 februari 2023 veroordeeld voor eenzelfde strafbaar feit, gepleegd op 24 september 2022 in Arnhem. Artikel 63 Sr is derhalve van toepassing.
Ook zijn er sinds juli 2022 een achttal strafbeschikkingen aan verdachte opgelegd ter zake van soortgelijke verdenkingen als de onderhavige. Verdachte is tegen al deze strafbeschikkingen in verzet gegaan.
8.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 21 maart 2023. Dit rapport houdt het volgende in. Verdachte heeft ten overstaande van de reclassering te kennen gegeven geenszins te willen stoppen met het delict gedrag. Hij komt rond van een bedrag van € 60,- per week. De verblijfsstatus van verdachte is, na een eerdere afwijzing van zijn asielaanvraag, onzeker. De reclassering ziet risicofactoren in het psychosociaal functioneren en de houding van verdachte. Het recidiverisico wordt als hoog aangemerkt. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De ten uitvoerlegging van een geldboete of van een taakstraf zal op grote problemen stuiten, nu de verdachte geen middelen heeft om een forse geldboete te voldoen en het feit dat de verdachte een vreemdeling is, en geen verblijfsadres heeft laten registreren.
Gezien de ernst van het feit, het recidiverisico en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, in het bijzonder zijn beperkte financiële positie, de onzekerheid over zijn verblijfsstatus en de onduidelijkheid over zijn verblijfplaats kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf.
De rechtbank ziet voorts geen ruimte voor een voorwaardelijke straf nu het recidiverisico als hoog wordt aangemerkt en verdachte te kennen geeft niet te zullen stoppen met zijn delict gedrag.
Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd, alsmede de eis van de officier van justitie.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaring, passend en geboden.

9.In beslag genomen voorwerpen

De in beslag genomen luidspreker (met 2 microfoons en koptelefoon) zal worden verbeurd verklaard. Het bewezen feit is met behulp van dit voorwerp begaan.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 63 en 137c van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) dagen;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd de luidspreker (met 2 microfoons en koptelefoon, goednummer [proces-verbaalnummer01] ) als bijkomende straf voor het bewezenverklaarde feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van der Leeden, voorzitter,
en mrs. A.P. Hameete en M.A.M. Dekkers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Grubben, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 21 januari 2021 te Rotterdam,
zich in het openbaar
mondeling, bij geschrift en/of bij afbeelding
opzettelijk
beledigend
heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten homoseksuelen,
wegens hun homoseksuele gerichtheid,
door in de binnenstad van Rotterdam en/of op de Lijnbaan middels een microfoon en/of een speaker (in de Engelse taal) te roepen dat
- alle homoseksuelen en lesbiennes naar de hel zullen gaan en/of
- dat de ouders van homoseksuelen en lesbiennes hun kinderen niet goed opgevoegd hebben en zij daarom homoseksueel of lesbisch geworden zijn en/of
- dat lhbtqia+ personen zullen branden in de hel, dat God ze niet zo gemaakt heeft en/of dat zij volgens hem, verdachte, niet rond mogen lopen;