ECLI:NL:RBROT:2024:6514
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor inrichtings- en stofferingskosten
Op 17 juli 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. N. Talhaoui, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, vertegenwoordigd door mr. S. Duinhouwer. Eiseres had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor inrichtings- en stofferingskosten, welke door verweerder was afgewezen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening behandeld op 8 juli 2024 en heeft besloten dat nader onderzoek niet nodig was, waardoor ook het beroep van eiseres werd beoordeeld.
Eiseres, die sinds 27 december 2022 in Nederland verblijft, had een aanvraag ingediend op 31 augustus 2023. Verweerder had de aanvraag afgewezen op basis van het argument dat de kosten geen noodzakelijke kosten waren, aangezien deze voortvloeiden uit een niet noodzakelijke verhuizing. Eiseres stelde dat zij vanwege huiselijk geweld naar Nederland was gevlucht, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat zij niet aannemelijk had gemaakt dat er een acute noodzaak was om te verhuizen. De voorzieningenrechter concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand op goede gronden was gedaan.
De uitspraak resulteerde in de ongegrondverklaring van het beroep van eiseres, wat betekende dat er geen aanleiding was om een voorlopige voorziening te treffen. Eiseres kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.