ECLI:NL:RBROT:2024:6335

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 juni 2024
Publicatiedatum
8 juli 2024
Zaaknummer
11081215
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot ontruiming van huurwoning in kort geding met betrekking tot opzegtermijn en proceskosten

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 juni 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Woonstad Rotterdam en twee gedaagden, die niet zijn verschenen. De eiseres, Woonstad, heeft de huurovereenkomst met de gedaagden opgezegd omdat zij de woning willen slopen en vervangen door nieuwe woningen. De gedaagden zijn veroordeeld om de woning uiterlijk op 31 juli 2024 te ontruimen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de opzegtermijn van minder dan vijf maanden te kort was, aangezien de gedaagde die de woning sinds 2012 huurt recht heeft op een opzegtermijn van zes maanden. De opzegging geldt daarom pas per 1 augustus 2024. Ondanks deze tekortkoming in de opzegtermijn, heeft de kantonrechter geoordeeld dat de eis tot ontruiming gerechtvaardigd is, gezien de spoed van de situatie en de onderbouwde renovatieplannen van Woonstad. De gedaagden zijn ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 945,47, omdat zij voor het grootste deel ongelijk hebben gekregen. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als een van de partijen in hoger beroep gaat.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11081215 VV EXPL 24-236
datum uitspraak: 25 juni 2024
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Woonstad Rotterdam,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. R. van der Hoeff,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

2.
[gedaagde 2],
woonplaats: [woonplaats] ,
gedaagden,
die niet zijn verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de dagvaarding van 3 juni 2024, met bijlagen.
1.2.
Op 11 juni 2024 is de zaak tijdens een zitting met mr. R. van der Hoeff besproken. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn niet verschenen. Tegen hen is verstek verleend.

2.De beoordeling

Waar gaat het om?
2.1.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] huren een woning van Woonstad. Woonstad wil binnenkort deze woning slopen en er andere woningen voor in de plaats bouwen. Ze heeft daarom de huurovereenkomst opgezegd. Woonstad eist dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden veroordeeld om de woning te ontruimen.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] moeten de woning uiterlijk 31 juli 2024 ontruimen
2.2.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de eisende partij hierbij zoveel spoed heeft dat die de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten (artikel 254 lid 1 Rv). Uit de stellingen van Woonstad volgt dat deze spoed aanwezig is.
2.3.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden veroordeeld om de woning te ontruimen. Deze eis lijkt namelijk niet onrechtmatig of ongegrond (artikel 139 Rv). Het is voldoende aannemelijk dat de kantonrechter in een gewone procedure een tijdstip zal vaststellen waarop de huurovereenkomst zal eindigen. Dat komt omdat Woonstad concrete en onderbouwde renovatieplannen heeft, er andere passende woonruimte beschikbaar is voor [gedaagde 1] en [gedaagde 2] en zij een verhuiskostenvergoeding krijgen (artikel 7:272-274 BW). Het is daarom gerechtvaardigd om in deze procedure vooruit te lopen op dit oordeel en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] te veroordelen de woning te ontruimen.
2.4.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] moeten de woning op 31 juli 2024 ontruimen. Op 3 januari 2024 heeft Woonstad namelijk aan hen allebei een brief gestuurd waarin zij de huurovereenkomst heeft opgezegd (artikel 7:271 lid 3 BW). De daarin genoemde opzegtermijn van minder dan vijf maanden is echter te kort. Omdat [gedaagde 1] de woning al sinds 2012 huurt is de opzegtermijn zes maanden (artikel 7:271 lid 5 onder b BW). Dat betekent dat Woonstad pas per 1 augustus 2024 mocht opzeggen. De opzegging geldt dus per die datum (artikel 7:271 lid 6 BW).
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] moet de proceskosten betalen
2.5.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] moet de proceskosten betalen, omdat zij voor het grootste deel ongelijk krijgen (artikel 237 Rv). Zij zijn daarvoor hoofdelijk aansprakelijk (artikel 6:7 BW). [1] De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van Woonstad op € 137,47 aan dagvaardingskosten, € 130,- aan griffierecht, € 543,- aan salaris voor de gemachtigde en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 945,47. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.6.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard , omdat Woonstad dat eist (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , ieder afzonderlijk, om de woning aan de [adres] ( [postcode] ) in Rotterdam uiterlijk op 31 juli 2024 te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege hen bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van Woonstad te stellen;
3.2.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk in de proceskosten, die aan de kant van Woonstad worden begroot op € 945,47;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege en in het openbaar uitgesproken.
33394

Voetnoten

1.Hoge Raad 23 december 2022, ECLI:NL:HR:2022:1942