Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 juni 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Woonstad Rotterdam en twee gedaagden, die niet zijn verschenen. De eiseres, Woonstad, heeft de huurovereenkomst met de gedaagden opgezegd omdat zij de woning willen slopen en vervangen door nieuwe woningen. De gedaagden zijn veroordeeld om de woning uiterlijk op 31 juli 2024 te ontruimen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de opzegtermijn van minder dan vijf maanden te kort was, aangezien de gedaagde die de woning sinds 2012 huurt recht heeft op een opzegtermijn van zes maanden. De opzegging geldt daarom pas per 1 augustus 2024. Ondanks deze tekortkoming in de opzegtermijn, heeft de kantonrechter geoordeeld dat de eis tot ontruiming gerechtvaardigd is, gezien de spoed van de situatie en de onderbouwde renovatieplannen van Woonstad. De gedaagden zijn ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 945,47, omdat zij voor het grootste deel ongelijk hebben gekregen. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als een van de partijen in hoger beroep gaat.