ECLI:NL:RBROT:2024:6106
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Dwangsom wegens niet tijdig beslissen op bezwaar en de mogelijkheid van onderling overleg over beslistermijnen
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 17 juni 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam. Eiseres had een dwangsom geëist wegens het niet tijdig beslissen op haar bezwaarschrift van 20 april 2022. De rechtbank oordeelde dat partijen in onderling overleg andere afspraken konden maken over de termijn voor het nemen van een besluit op bezwaar, en achtte het aannemelijk dat dit in deze zaak is gebeurd.
Eiseres had eerder een aanvraag ingediend voor ontheffing van een parkeerverbod voor grote voertuigen, welke aanvraag door verweerder was afgewezen. Na een eerdere uitspraak van de rechtbank, waarin het bezwaar van eiseres gegrond werd verklaard, had verweerder de beslistermijn verlengd. Eiseres stelde dat verweerder ten onrechte geen dwangsom verschuldigd was, omdat de wettelijke termijn voor het nemen van een besluit was verstreken.
De rechtbank concludeerde dat, hoewel de wettelijke termijn was overschreden, eiseres niet in gebreke hoefde te stellen, omdat er in onderling overleg afspraken waren gemaakt over de verlenging van de beslistermijn. De rechtbank oordeelde dat verweerder terecht had geweigerd een dwangsom te betalen en verklaarde het beroep van eiseres ongegrond. Eiseres kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.