ECLI:NL:RBROT:2024:6083

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 maart 2024
Publicatiedatum
2 juli 2024
Zaaknummer
10239440 / HA VERZ 22-106
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en ernstige verwijtbaarheid in arbeidsrelatie met psychische stoornis

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 14 maart 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoeker] en Veerbedrijf Hoorweg B.V. Het betreft een verzoek van [verzoeker] om het ontslag op staande voet te vernietigen, alsook om loondoorbetaling en een transitievergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat [verzoeker] lijdt aan een obsessieve-compulsieve stoornis, maar oordeelt dat hij niet onder invloed van deze stoornis heeft gehandeld bij het verduisteren van geld van zijn werkgever. De deskundige heeft geconcludeerd dat er geen causaal verband is tussen de stoornis en het gedrag van [verzoeker]. Hierdoor wordt het handelen van [verzoeker] als ernstig verwijtbaar gekwalificeerd, wat leidt tot de afwijzing van zijn verzoeken. De rechtbank heeft bepaald dat Hoorweg geen transitievergoeding aan [verzoeker] hoeft te betalen en dat [verzoeker] een gefixeerde schadevergoeding van € 3.824,71 aan Hoorweg verschuldigd is. Tevens is [verzoeker] veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 949,-. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 10239440 / HA VERZ 22-106
uitspraak: 14 maart 2024
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,
in de zaak van
[verzoeker],
woonplaats: [woonplaats],
verzoeker,
verweerder in het (voorwaardelijk) tegenverzoek,
gemachtigde: mr. M. Degelink (DAS Rechtsbijstand),
tegen
Veerbedrijf Hoorweg B.V.,
vestigingsplaats: Nieuw-Beijerland,
verweerster,
verzoekster in het (voorwaardelijk) tegenverzoek,
gemachtigde: mr. I.C.M.C. Henriquez-van de Wetering, advocaat te Oud-Beijerland.
Partijen worden hierna [verzoeker] en Hoorweg genoemd.

1.De procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende processtukken:
  • de beschikking van 9 februari 2023;
  • de akte van de zijde van [verzoeker] op de rol van 9 maart 2023;
  • de akte van de zijde van Hoorweg op de rol van 9 maart 2023;
  • de beschikking van 14 juli 2023;
  • het deskundigenbericht zoals ingekomen ter griffie op 4 december 2023;
  • de akte na deskundigenbericht van de zijde van [verzoeker];
  • de akte na deskundigenbericht van de zijde van Hoorweg.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij beschikking van 14 juli 2023 is [naam 1], psychiater, verbonden aan [naam bedrijf], benoemd tot deskundige. Aan haar zijn de volgende vragen voorgelegd:
Constateert u dat [verzoeker] lijdt aan een psychische stoornis? Zo ja, welke stoornis? En kunt u daarbij duiden hoe lang daarvan al sprake is?
Indien u vraag 1 bevestigend heeft beantwoord: kunt u in algemene termen uitleggen wat deze stoornis inhoudt? Kunt u in uw antwoord betrekken hoe dit in het dagelijks leven tot uitdrukking komt?
Indien u een stoornis constateert: kan het gedrag van [verzoeker] – het verduisteren van geld van zijn werkgever – hierdoor verklaard worden? Waarom wel/niet? En indien wel: is er een causaal verband?
Acht u [verzoeker] in staat zijn gedrag – dus verduistering – na te laten? Of acht u hem in staat in te zien dat dit gedrag ontoelaatbaar is?
Welke rol speelt de medicatie die [verzoeker] gebruikt€?
Heeft u overigens nog opmerkingen die u van belang acht?
2.2.
De deskundige heeft het volgende vermeld in het deskundigenbericht (voor zover van belang):
‘Er wordt op basis van onderhavig onderzoek geconstateerd dat er sprake is van een obsessieve-compulsieve stoornis (dwangstoornis) bij onderzochte. (…)
Bij een obsessieve-compulsieve stoornis kunnen obsessieve gedachten en compulsieve handelingen bestaan, waardoor iemand de ervaring heeft bepaalde handelingen te móeten uitvoeren. Het horen van een stem die opdracht geeft tot stelen is niet typisch passend bij een obsessieve-compulsieve stoornis. Ook bij het gerapporteerde beloop van de stoornis bij onderzochte wordt dit niet passend geacht, aangezien de stoornis hem niet eerder in zijn leven heeft aangezet tot het stelen of plegen van gedragingen die niet mogen. Het horen van een stem die opdrachten geeft doet hallucinatoir aan, echter zijn er geen overige aanwijzingen dat er sprake zou zijn of zijn geweest van psychotische belevingen. Ook is er sprake van enige inconsistenties in het verhaal en een verhoogde score op een symptoomvaliditeitstaak. Een causaliteit tussen de aanwezige psychiatrische stoornis en zijn gedragingen kan onderzoeker op basis van onderhavig onderzoek onvoldoende onderbouwen. (…)
Dus hoewel er sprake is van een psychiatrische stoornis, namelijk de obsessieve-compulsieve stoornis, is onderzochte een man die desondanks zijn leven op meerdere levensgebieden naar behoren heeft kunnen leiden, niet eerder is uitgevallen wegens psychische klachten en niet eerder in de problemen is gekomen vanwege gedragingen waartoe hij zou zijn aangezet. Derhalve zijn er geen reden om aan te nemen dat onderzochte niet in staat zou zijn om de ontoelaatbaarheid van zijn gedragingen in te zien. (…)er zijn onvoldoende aanwijzingen om aan te nemen dat onderzochte derhalve beperkt was in zijn gedragskeuzes in deze. (…)
De voornoemde medicatie is derhalve zowel qua doseringen als qua type middelen een adequate combinatie. Onderzochte zou deze medicatie trouw hebben gebruikt tijdens de voornoemde periode. Er lijken dan ook geen aanwijzingen te bestaan voor inadequaat medicatiegebruik wat tot toename van klachten zou hebben geleid. (…)’
2.3.
[verzoeker] heeft in zijn akte na deskundigenbericht gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Daarbij heeft hij nog vermeld dat zijn stoornis door de behandelend sector serieus wordt genomen en dat dat blijkt uit het feit dat hij door psychotherapeut [naam 2] van Psyq is doorverwezen en dat hij drie soorten behandelingen zal krijgen. [verzoeker] is het niet eens met de verklaring van de deskundige dat het horen van een stem die opdracht geeft tot stelen niet typisch passend is bij een obsessieve-compulsieve stoornis. Hij is stemmen gaan horen door drukte op de pont.
2.4.
Hoorweg heeft in haar akte na deskundigenbericht geconcludeerd dat [verzoeker] niet is geslaagd in het leveren van bewijs van zijn stelling dat hij onder invloed van zijn dwangstoornis heeft gehandeld bij het verduisteren van geld van Hoorweg. Zij meent dat het handelen van [verzoeker] gekwalificeerd moet worden als ernstig verwijtbaar, als gevolg waarvan hij geen recht heeft op een transitievergoeding. Zij meent voorts dat er sprake is van opzet of schuld, dat [verzoeker] aan Hoorweg de gefixeerde schadevergoeding verschuldigd is en dat Hoorweg bevoegd is de gefixeerde schadevergoeding te verrekenen.
Handelen niet onder invloed van ziekte
2.5.
Gelet op de bevindingen van de deskundige wordt geoordeeld dat weliswaar sprake is van ziekte, zijnde een obsessieve-compulsieve stoornis, maar dat [verzoeker] niet heeft gehandeld onder invloed van die ziekte althans dat is niet komen vast te staan. Het horen van een stem die opdracht geeft tot stelen wordt door de deskundige immers niet passend geacht bij een obsessieve-compulsieve stoornis. Het past volgens de deskundige ook niet bij het beloop van de stoornis in die zin dat de stoornis [verzoeker] niet eerder in zijn leven heeft aangezet tot stelen. Volgens de deskundige zijn er ook geen redenen om aan te nemen dat [verzoeker] niet in staat zou zijn om de ontoelaatbaarheid van zijn gedragingen in te zien. Inadequaat medicatiegebruik wat tot toename van klachten zou hebben geleid is volgens de deskundige evenmin aan de orde. Bovendien is het maar de vraag of een toename van klachten het horen van een stem die opdracht geeft tot stelen wél passend zou maken bij een obsessieve-compulsieve stoornis.
Voorts is volgens de deskundige geen sprake van psychotische belevingen, althans daar zijn geen aanwijzingen voor en dit is bovendien ook niet (door [verzoeker]) gesteld.
2.6.
Van belang is ook dat de deskundige inconsistenties heeft geconstateerd in het verhaal van [verzoeker] en een verhoogde score op een symptoomvaliditeitstaak. Er is dus aanleiding tot twijfel over de geldigheid van de door [verzoeker] vermelde symptomen/klachten.
2.7.
De doorverwijzing en behandelingen die [verzoeker] ondergaat maken het voorgaande niet anders. Dat de stoornis aanwezig is staat vast en daarop zien ook de behandelingen. Daaruit volgt evenwel niet dat [verzoeker] ook heeft gehandeld onder invloed van die stoornis. Daarover heeft de deskundige een andere conclusie getrokken.
Ernstig verwijtbaar
2.8.
Gelet op het voorgaande geldt dat sprake is van ernstige verwijtbaarheid, nu [verzoeker] niet heeft gehandeld onder invloed van zijn ziekte althans dat is niet komen vast te staan.
Geen transitievergoeding
2.9.
Hoorweg hoeft geen transitievergoeding aan [verzoeker] te betalen, omdat het ontslag het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van [verzoeker] (artikel 7:673 lid 7 BW).
Gefixeerde schadevergoeding
2.10.
Verder wordt gelet op het voorgaande geoordeeld dat [verzoeker] door opzet of schuld aan Hoorweg een dringende reden heeft gegeven voor het ontslag op staande voet (artikel 7:677 lid 2 en 3 BW). [verzoeker] is daarom de gefixeerde schadevergoeding verschuldigd. Het gaat om een bedrag van € 3.824,71, dat door [verzoeker] overigens niet is weersproken.
2.11.
Op basis van het loon en de opzegtermijn die geldt voor [verzoeker] [1] is de hoogte van de gefixeerde schadevergoeding € 3.824,71 zoals door Hoorweg verzocht en door [verzoeker] niet weersproken. Dit bedrag moet [verzoeker] betalen. De door Hoorweg verzochte wettelijke rente over dit bedrag zal worden toegewezen en wel vanaf 22 oktober 2022; de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd (artikel 7:686a lid 1 BW) en tot de dag van volledige betaling.
Verrekening
2.12.
Hoorweg mag het bedrag dat zij nog aan [verzoeker] verschuldigd is aan loon en vakantiedagen (€ 2.081,27 bruto, zie r.o. 2.14 van de tussenbeschikking van 9 februari 2023) verrekenen met de gefixeerde schadevergoeding inclusief wettelijke rente, zoals zij heeft verzocht.
Slotsom
2.13.
Zoals reeds bij de tussenbeschikking van 9 februari 2023 overwogen, zullen de primaire verzoeken van [verzoeker] tot vernietiging van het ontslag op staande voet, toelating tot de werkzaamheden en loondoorbetaling worden afgewezen. Eveneens worden afgewezen de (meer) subsidiaire verzoeken van [verzoeker] tot toekenning van een transitievergoeding en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging.
Vastgesteld wordt dat [verzoeker] nog recht heeft op een bedrag van € 2.081,27 bruto aan loon en vakantiedagen. Dat bedrag zal worden toegewezen evenals de wettelijke rente daarover vanaf 1 november 2022 (artikel 7:623 BW) tot de dag van volledige betaling. [verzoeker] is evenwel een bedrag van € 3.824,71 aan Hoorweg verschuldigd uit hoofde van de gefixeerde schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 oktober 2022 tot de dag van volledige betaling.
Het beroep van Hoorweg op verrekening van het bedrag dat zij aan [verzoeker] verschuldigd is met de gefixeerde schadevergoeding, wordt gevolgd.
Proceskosten
2.14.
[verzoeker] moet de proceskosten – waaronder de kosten voor de deskundige – betalen, omdat hij voor het grootste deel ongelijk krijgt. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Hoorweg tot vandaag vast op € 814,- aan salaris voor de gemachtigde en
€ 135,- aan nakosten. Dit is totaal € 949,-. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de primaire verzoeken van [verzoeker] tot vernietiging van het ontslag op staande voet, toelating tot de werkzaamheden en loondoorbetaling af;
3.2.
wijst de (meer) subsidiaire verzoeken van [verzoeker] tot toekenning van een transitievergoeding en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging af;
3.3.
stelt vast dat Hoorweg aan [verzoeker] een bedrag verschuldigd is van € 2.081,27 bruto aan loon en vakantiedagen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf
1 november 2022 tot de dag van volledige betaling en bepaalt dat zij dit bedrag mag voldoen door verrekening met het hierna toe te wijzen bedrag aan gefixeerde schadevergoeding;
3.4.
veroordeelt [verzoeker] om aan Hoorweg te betalen de gefixeerde schadevergoeding van € 3.824,71 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 oktober 2022 tot de dag van volledige betaling, onder verrekening van het hiervoor genoemde bedrag van
€ 2.081,27 bruto en de wettelijke rente daarover;
3.5.
veroordeelt [verzoeker] in de proceskosten, die aan de kant van Hoorweg tot vandaag worden vastgesteld op € 949,-;
3.6.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.R. Roukema en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
773

Voetnoten

1.Hoge Raad 7 juli 2023, ECLI:NL:HR:2023:1058