6.4.Eiseres is het er niet mee eens dat haar schuld aan haar moeder van € 14.365,- niet wordt overgenomen. Eiseres was net gescheiden, droeg alleen de zorg voor haar kind en haarzelf en verkeerde door alle schulden en afbetalingen in een financiële noodsituatie. Zij studeerde destijds en kon niet rondkomen. Daarom was zij genoodzaakt geld van haar moeder te lenen. Het totale bedrag is verre van buitensporig gezien de duur van deze terugvorderingen. Zij heeft over de jaren van 2012 tot 2021 te maken gekregen met terugvorderingen van de Belastingdienst/Toeslagen. Na het onterechte derdenbeslag op haar bankrekening durfde eiseres deze bedragen niet via een bank te ontvangen of te betalen. Eiseres heeft nu een baan en een goed inkomen. Zij heeft inmiddels € 10.000,- van de oorspronkelijk geleende € 24.000,- aan haar moeder terugbetaald. Er is sprake is van bijzondere omstandigheden die maken dat er moet worden afgeweken van de beleidsregels op grond van de hardheidsclausule neergelegd in artikel 9 van de Wht dan wel artikel 4:84 van de Awb. Eiseres betwist dat er geen sprake is van problematische schulden. Er was sprake van een noodsituatie waardoor zij wel gedwongen was een schuld bij haar moeder aan te gaan. Er waren geen financiële middelen om een notariële akte te regelen. Bovendien is een notariële akte tussen familieleden niet gebruikelijk. Dat alles maakt dat afgeweken moet worden van het wettelijke vereiste van de notariële akte.
7. De rechtbank beoordeelt de vraag of Belastingdienst /Toeslagen de weigering van het betalen van vier schulden van eiseres terecht heeft gehandhaafd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
8. De voor de beoordeling van het beroep belangrijk wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak. Ten tijde van de primaire besluiten gold als grondslag voor de besluitvorming het Besluit. Het Besluit was vastgesteld vooruitlopend op nieuwe wetgeving over de hersteloperatie om gedupeerde ouders tegemoet te komen. Per 2 november 2022 is het Besluit verankerd in afdeling 4.1 van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht). Deze afdeling heeft terugwerkende kracht tot en met 29 oktober 2021. Besluiten over het al dan niet overnemen van private schulden in het kader van de hersteloperatie toeslagen worden vanaf dan aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens het artikel van afdeling 4.1 waarin de desbetreffende herstelregeling is opgenomen. Dit betekent dat de rechtbank in deze zaak toetst aan de bepalingen van de Wht. De vereisten die de Wht stelt voor het overnemen en het betalen van private schulden zijn dezelfde vereisten die het Besluit stelde.
9. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond moet worden verklaard. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
10. De rechtbank stelt vast dat vast is komen te staan dat de schuld van Bosveld Gerechtsdeurwaarders (inzake Famed/Infomedics Factoring B.V.) van € 5.253,66 feitelijk een schuld van € 655,02 is. Tussen partijen is niet in geschil dat deze schuld middels beslaglegging door de deurwaarder op 25 februari 2020 volledig is voldaan. Vast is komen te staan dat deze schuld ten tijde van de aanvraag niet meer openstond. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat niet is voldaan aan de gestelde voorwaarde dat de schuld nog bestaat op het tijdstip waarop de aanvraag wordt gedaan, als bedoeld in artikel 4.1 lid 2 sub c, van de Wht.
11. Ten aanzien van de schuld bij Santander Consumer Finance Benelux B.V. is niet betwist dat de schuld van € 2.081,- een oorspronkelijk hoofdsom van een krediet betreft dat een financieel product is. Vast is komen te staan dat bij dit krediet geen achterstand is ontstaan, eiseres niet in gebreke is gesteld en de hoofdsommen van het krediet ook niet zijn opgeëist, waardoor op grond van artikel 4.1, lid 2 sub b, Wht, deze niet voor vergoeding in aanmerking komt.
12. De rechtbank stelt vast dat eiseres de schuld van VGZ Zorgverzekeraar na ontvangst van de vergoeding op grond van de Catshuisregeling met een betalingsregeling heeft afgelost. Verweerder heeft toegelicht dat een al betaalde schuld mogelijk in aanmerking kan komen voor vergoeding mits wordt voldaan aan artikel 4.1 Wht. In de memorie van toelichting Wht is als nadere toelichting opgenomen dat de schulden die door een gedupeerde ouder zijn betaald in principe niet vallen onder de private schuldenregeling. Hier is echter een uitzondering op gemaakt als de ouder of toeslagpartner eerst een herstelbedrag heeft ontvangen en nadien een geldschuld (gedeeltelijk) heeft betaald, welke anders door SBN, in opdracht van de Belastingdienst/Toeslagen, zou zijn betaald. Hiervoor is op 28 september 2022 het loket al betaalde schulden geopend. Zoals uit wetgeving alsmede uit de memorie van toelichting Wht blijkt, is het loket al betaalde schulden gestaafd op een andere regeling, die ook SBN, in opdracht van Belastingdienst/Toeslagen uitvoert. Ter zitting is gebleken dat eiseres deze schuld ook heeft aangemeld bij het loket betaalde schulden, maar dat deze niet is vergoed. Dit is een beslissing waar afzonderlijk bezwaar of beroep tegen had kunnen worden ingesteld. Er is geen reden om in deze procedure tot een ander oordeel over deze schuld te komen.
13. De rechtbank stelt vast dat van de schuld van eiseres aan haar moeder van € 14.365,- geen notariële akte is opgemaakt. Het gaat om een informele schuld bij haar moeder die eiseres is aangegaan voor kosten van het levensonderhoud van haar dochter en haar zelf over de jaren dat zij in de financiële problemen is gekomen door terugvorderingen van de Belastingdienst/Toeslagen. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat deze lening van eiseres niet voldoet aan de voorwaarde van artikel 4.1, derde lid, aanhef en onder b, van de Wht.
14. De Wht is een wet in formele zin. Dit betekent dat de rechtbank de vereiste van overneming of betaling privaatrechtelijke geldschuld, zoals deze zijn vastgelegd in artikel 4.1, tweede lid van de Wht, en de vereiste notariële akte in de Wht niet aan het evenredigheidsbeginsel of aan andere algemene rechtsbeginselen mag toetsen. In artikel 120 van de Grondwet is namelijk bepaald dat de rechter niet treedt in de beoordeling van de grondwettigheid van wetten en verdragen en in de rechtspraak is recent (de uitspraak van de Raad van 13 december 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4628) nogmaals bevestigd dat dit toetsingsverbod ook inhoudt dat de rechter een wet in formele zin niet mag toetsen aan algemene rechtsbeginselen. Uit de rechtspraak volgt ook dat er desalniettemin aanleiding kan bestaan om tot een andere uitkomst te komen dan waartoe toepassing van de wettelijke bepaling leidt, als sprake is van bijzondere omstandigheden die niet of niet ten volle zijn verdisconteerd in de afweging van de wetgever. Dat is het geval als die niet verdisconteerde bijzondere omstandigheden de toepassing van de wettelijke bepaling zozeer in strijd doen zijn met algemene rechtsbeginselen of (ander) ongeschreven recht dat die toepassing achterwege moet blijven. 15. De rechtbank is van oordeel dat dergelijke bijzondere omstandigheden zich in dit geval niet voordoen. Uit de parlementaire geschiedenis volgt dat de eisen voor het overnemen van een informele schuld, waaronder de eis van een notariële akte, de opeisbaarheid van de schuld en het niet voldaan zijn van de schuld, uitdrukkelijk ter discussie hebben gestaan. Hoewel uit de parlementaire stukken blijkt dat hierover verschillend werd gedacht, moet met de vaststelling van de Wht in de huidige vorm, de wetgever worden geacht bewust te hebben gekozen om de daarin genoemde eisen voor het overnemen van een informele schuld te willen stellen. Dat wordt niet anders door de stelling van eiseres dat het niet gebruikelijk is tussen familieleden om afspraken notarieel vast te leggen.
16. Eiseres stelt dat het voorgaande niet weg neemt dat de Belastingdienst/Toeslagen niet strikt mag vasthouden aan de eisen als vastgelegd in artikel 4.1, tweede lid van de Wht en de eis van een notariële akte als zich bijzondere omstandigheden voordoen of als blijkt dat de gedupeerde ouder op dit moment in een financiële noodsituatie verkeert. Eiseres heeft hierbij een beroep gedaan op de hardheidsclausule. Artikel 9.1 van de Wht bepaalt dat van artikel 4.1 kan worden afgeweken voor zover toepassing zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard. Deze hardheidsclausule is opgenomen om de mogelijkheid te geven in een schrijnend geval van de bepalingen af te wijken. Een belangrijke voorwaarde is dat vasthouden aan de betreffende bepaling zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.Van belang is dat de schuldenaanpak in de Wht is gericht op het zoveel mogelijk realiseren van een nieuwe start voor de gedupeerde ouders, niet op het herstellen van het verleden. Een nieuwe start impliceert dat de ontvangen compensatie zoveel mogelijk wordt ontzien.
17. Het is zeer voorstelbaar dat eiseres in de geschetste situatie rond de terugvorderingen van de Belastingdienst/Toeslagen over vele jaren, haar moeilijke financiële situatie en het feit dat zij als enige verantwoordelijk was voor het levensonderhoud van haar zelf en haar dochter, een lening bij haar moeder is aangegaan. De rechtbank overweegt dat het ook begrijpelijk is dat eiseres veel stress en frustratie heeft gehad over de beslaglegging (niet door Belastingdienst/Toeslagen doch) door de deurwaarder, geschetst onder 6.1. De rechtbank is echter niet van oordeel dat toepassing van de wet in het geval van eiseres een zodanig schrijnende situatie oplevert dat van de wet zou moeten worden afgeweken. Eiseres heeft -dankzij eigen inspanningen- een goede baan, zij heeft de Catshuisregeling ontvangen en zij heeft een verzoek aanvullende schadevergoeding ingediend bij de Commissie Werkelijke Schade. Van een actuele financiële problematische situatie is niet gebleken. Niet is gebleken dat eiseres nu te maken heeft met deurwaarders of andere omstandigheden die maken dat de onderhavige schulden als een problematische schulden moet worden beschouwd en daardoor de nieuwe start in gevaar brengt.De minister heeft daarom in redelijkheid de hardheidsclausule buiten toepassing kunnen laten.
18. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.