ECLI:NL:RBROT:2024:593

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 januari 2024
Publicatiedatum
1 februari 2024
Zaaknummer
C/10/658976 / HA ZA 23-503
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot herziening van een vonnis in een bevoegdheidsincident afgewezen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 januari 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot herziening of verbetering van een eerder vonnis in een bevoegdheidsincident. De eiseres, Hoogwegt Cheese B.V., had verzocht om herziening van het vonnis dat op 27 december 2023 was gewezen, omdat zij meende dat het vonnis ten onrechte was gebaseerd op de aanname dat zij niet had geconcludeerd voor antwoord in het incident. Hoogwegt stelde dat zij op 6 september 2023 een conclusie van antwoord had ingediend, maar deze niet was verwerkt door de rechtbank.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de brief van Hoogwegt niet was ontvangen en dat de conclusie daarom niet op de rol was verwerkt. De rechtbank oordeelde dat Hoogwegt, ondanks de mogelijkheid om de rechtbank te wijzen op de onjuistheid van de akte niet-dienen, dit niet had gedaan. De rechtbank concludeerde dat de procedure ex artikel 31 Rv niet van toepassing was, omdat er geen sprake was van een kennelijke rekenfout of schrijffout die voor eenvoudig herstel in aanmerking kwam. Hoogwegt werd ook niet in de gelegenheid gesteld om het vonnis aan te vullen op basis van artikel 32 Rv, omdat er geen verzuim was in de beslissing over het gevorderde.

De rechtbank wees het verzoek van Hoogwegt af en benadrukte dat voor inhoudelijke bezwaren tegen het vonnis alleen de weg van hoger beroep openstond. Het vonnis is ondertekend door de rolrechter en openbaar uitgesproken op 24 januari 2024.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/658976 / HA ZA 23-503
Vonnis van 24 januari 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HOOGWEGT CHEESE B.V.,
gevestigd te Arnhem,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. T.F.J. van Oorschot te Stevensbeek,
tegen
de vennootschap naar Duits recht
GIROLAC GmbH,
gevestigd te Ludwigsburg, Duitsland,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaten mr. K.S. Guldemond en mr. S.A. Lang te Amsterdam.
Partijen worden hierna Hoogwegt en Girolac genoemd.

1.Het verzoek tot herziening/verbetering

1.1.
Bij e-mail van 4 januari 2024 (met bijlagen) heeft Hoogwegt verzocht om het op 27 december 2023 tussen partijen gewezen vonnis in het bevoegdheidsincident (C/10/658976 / HA ZA 23-503), met inachtneming van haar verweer tegen de incidentele vordering van Girolac, “te herzien dan wel te verbeteren”. Hoogwegt voert daartoe – samengevat – aan dat het vonnis ten onrechte is gebaseerd op de aanname dat Hoogwegt niet zou hebben geconcludeerd voor antwoord in het incident. Hoogwegt stelt dat deze aanname onjuist is, omdat zij op 6 september 2023 een brief met de conclusie van antwoord in het incident heeft gestuurd aan de rechtbank en Girolac. Omdat Hoogwegt de brief niet retour heeft ontvangen, is zij ervan uitgegaan dat deze is ontvangen.
1.2.
Op 8 januari 2024 is Girolac door de rechtbank in kennis gesteld van het verzoek van Hoogwegt en is zij in de gelegenheid gesteld zich hierover uiterlijk op 15 januari 2024 uit te laten. Bij e-mail van 12 januari 2024 heeft Girolac gereageerd, concluderend tot afwijzing van het verzoek van Hoogwegt. Volgens Girolac is in het vonnis geen sprake van een rekenfout, schrijffout of andere kennelijke fout die zich voor eenvoudig herstel leent, zoals bedoeld in artikel 31 Rv en de jurisprudentie. Hierop is nog dezelfde dag gereageerd namens Hoogwegt gevolgd door een reactie namens Girolac.

2.De beoordeling

2.1.
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek tot herziening, dan wel verbetering moet worden afgewezen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
2.2.
De rechtbank heeft de brief van Hoogwegt van 6 september 2023, met als bijlagen een B-formulier van 6 september 2023 met de conclusie van antwoord in het bevoegdheidsincident voor de rol van 13 september 2023, destijds niet ontvangen. Daarom is de conclusie niet verwerkt op de rol van 13 september 2023 en is aan Hoogwegt toen akte niet-dienen verleend. Dit is vervolgens ook op de rol verwerkt en is ook zichtbaar voor de advocaten van partijen. Vervolgens is de zaak op de rol van 27 september 2023 gezet voor uitlaten partijen (ex art. 2.14 LPR), waarna Hoogwegt bij B-formulier van 25 september 2023 om vonnis in het incident heeft gevraagd. Het voorgaande betekent dat Hoogwegt op de rol heeft kunnen zien dat haar ter zake van de conclusie van antwoord in het incident op de rol van 13 september 2023 akte niet-dienen was verleend. Indien zij van oordeel was dat dit onjuist was, had zij de rechtbank daarop toentertijd moeten wijzen. Dat heeft zij niet gedaan hoewel zij die gelegenheid wel had. De gevolgen daarvan komen dan ook voor haar rekening.
2.3.
De procedure ex artikel 31 Rv is niet bedoeld voor het onderhavige geval. Op grond van artikel 31 lid 1 Rv verbetert de rechter in zijn vonnis op verzoek van een partij of ambtshalve een kennelijke rekenfout, schrijffout of andere kennelijke fout die zich voor eenvoudig herstel leent. Volgens jurisprudentie van de Hoge Raad is van een dergelijke fout sprake als het voor partijen en derden direct duidelijk is dat sprake is van een vergissing die zich voor eenvoudig herstel leent (vgl. HR 19 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:580). Hiervan is geen sprake. Voor zover Hoogwegt zich daarnaast heeft willen beroepen op een aanvulling van het vonnis op grond van artikel 32 Rv, geldt dat ook dat artikel in dit geval toepassing mist. De rechtbank heeft niet verzuimd te beslissen over een onderdeel van het gevorderde.
2.4.
Dat een herziening of verbetering volgens Hoogwegt om proceseconomische redenen (voor haar) voor de hand ligt, levert evenmin grond op voor herstel of aanvulling. Voor haar inhoudelijke bezwaren tegen het vonnis staat in dit geval slechts de weg van hoger beroep open.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
wijst het verzoek van Hoogwegt af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J. Arts. Het is ondertekend door de rolrechter en in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2024. [3758/3455]