In deze eindbeschikking van de Rechtbank Rotterdam, uitgesproken op 28 mei 2024, wordt de rechtsgeldigheid van een ontslag op staande voet beoordeeld. De zaak betreft een werknemer die onder beschermingsbewind staat en die door zijn werkgever, Aylish Advies B.V., op staande voet is ontslagen. De kantonrechter concludeert dat het ontslag niet rechtsgeldig is, omdat de werkgever niet heeft aangetoond dat er sprake was van dringende redenen voor het ontslag. De kantonrechter oordeelt dat de werknemer recht heeft op een transitievergoeding van € 1.644,71, een vergoeding voor onregelmatige opzegging van € 2.016,04, en een billijke vergoeding van € 1.000,-. Daarnaast heeft de werknemer recht op achterstallig salaris van in totaal € 16.740,18, verminderd met een bedrag van € 4.452,30 dat door de werkgever aan derden is betaald op verzoek van de werknemer. De kantonrechter wijst ook een bedrag van € 1.159,90 netto toe voor onterecht ingehouden boetes en € 1.221,75 bruto voor vakantie-uren. De werkgever wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1.845,-. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de werkgever onmiddellijk moet voldoen aan de veroordelingen, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.