ECLI:NL:RBROT:2024:5799

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
24 juni 2024
Zaaknummer
10-203333-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Organized bank helpdesk fraud targeting elderly victims resulting in multiple convictions

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 30 mei 2024 uitspraak gedaan in een omvangrijke bankhelpdeskfraudezaak, waarbij de verdachte gedurende een periode van vijf maanden samen met anderen ouderen heeft opgelicht. De verdachte en zijn medeverdachten hebben zich voorgedaan als bankmedewerkers en hebben op slinkse wijze slachtoffers gemanipuleerd om hun bankpas, pincode en scanner af te geven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de tenlastelegging voldoende duidelijk was. De verdachte is veroordeeld voor (poging tot) oplichting, computervredebreuk, witwassen, en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft de vorderingen van benadeelde partijen grotendeels toegewezen, waaronder schadevergoedingen voor de Volksbank en Rabobank, die aanzienlijke schade hebben geleden door de frauduleuze activiteiten. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar en de rechtbank heeft een schadevergoedingsmaatregel opgelegd. De rechtbank heeft de ernst van de feiten benadrukt, vooral gezien de kwetsbaarheid van de slachtoffers en de georganiseerde aard van de fraude. De verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en heeft geen verantwoording afgelegd tijdens de rechtszaak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-203333-21
Datum uitspraak: 30 mei 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] ,
raadsman mr. N. Hendriksen, advocaat te Hoorn.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 3 februari 2022, 19, 21, 22 en 25 maart 2024 en 30 mei 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de vordering nadere omschrijving tenlastelegging, waarbij de oorspronkelijke opgave van de feiten als bedoeld in artikel 261, derde lid van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) op vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de nader omschreven tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdachte wordt -kort gezegd- verweten dat hij zich samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan meerdere bankhelpdeskfraudes (een vorm van oplichting waarbij, doorgaans oudere, slachtoffers worden gebeld door iemand die zich voordoet als medewerker van de bank) en daaraan gerelateerde feiten in de periode van 23 maart tot en met 14 september 2021. Aan hem zijn de volgende zeven feiten ten laste gelegd:
-het medeplegen van oplichting van vijf personen en een aantal banken (feit 3);
-het meermalen medeplegen van het binnendringen van een netwerk/server van een bank (feit 2);
-het medeplegen van gewoontewitwassen van geldbedragen (totaal € 260.568,-) en cryptovaluta (feit 1);
-het witwassen van luxe goederen (feit 4);
-het medeplegen van twee pogingen tot oplichting (feit 6);
-het voorhanden hebben van niet-openbare (lijsten met) persoonsgegevens (‘leads’), terwijl hij tijdens het voorhanden krijgen wist dat deze uit misdrijf afkomstig waren (feit 7);
-deelname aan een criminele organisatie met de medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] (feit 5).

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J.M. Bonnes heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek van voorarrest.

4.Geldigheid dagvaarding feiten 2 en 3

4.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft onder verwijzing naar de uitspraak van de rechtbank Amsterdam (ECLI:NL:RBAMS:2022:36920) aangevoerd dat de dagvaarding nietig moet worden verklaard ten aanzien van de feiten 2 en 3. Het procesdossier is een onoverzichtelijk dossier dat bestaat uit verschillende zaaksdossiers. Het is een grote zoektocht welk zaaksdossier bij welk feit hoort. Verder blijkt uit de tekst van de tenlastelegging niet op welk feit de handelingen zien die de verdachte volgens het dossier zou hebben verricht. Het is daarom niet duidelijk waar de verdediging zich tegen dient te verweren.
4.2.
Beoordeling
Op grond van artikel 261 Sv behelst de dagvaarding een opgave van het feit dat ten laste wordt gelegd, met vermelding van tijd en plaats en van de omstandigheden waaronder het feit zou zijn begaan. De opgave van het feit moet duidelijk en begrijpelijk, niet innerlijk tegenstrijdig en voldoende feitelijk zijn, zodat het voor de verdachte, in combinatie met het onderliggende dossier, voldoende duidelijk is waartegen hij zich moet verdedigen.
De rechtbank is van oordeel dat de tenlastelegging, bezien in samenhang met het dossier, voldoende feitelijk en duidelijk is omschreven. Daarbij komt dat, anders dan in de door de verdediging aangehaalde uitspraak, de officier van justitie al in een vroeg stadium van het strafproces een schriftelijke toelichting heeft gegeven op de nadere omschrijving tenlastelegging en een bewijsmiddelenoverzicht heeft overgelegd, waaruit blijkt welke bewijsmiddelen zij ten aanzien van de verdachte per feit aanwezig acht en dus welke handelingen de verdachte ten aanzien van ieder feit wordt verweten. De verdachte heeft op basis hiervan kunnen weten waartegen hij zich diende te verdedigen. Uit de behandeling op de terechtzitting blijkt ook dat bij de verdachte geen onduidelijkheid heeft bestaan over hetgeen hem wordt verweten en met name ook niet waaruit de hem verweten gedragingen hebben bestaan. De dagvaarding voldoet dan ook aan de vereisten van artikel 261 lid 1 en 2 Sv. Het verweer wordt verworpen.
4.3.
Conclusie
De dagvaarding is geldig.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Inleiding
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt.
5.1.1.
Algemeen
De Volksbank (moederorganisatie van onder andere SNS) heeft op 23 april 2021 aangifte bij de politie gedaan van bankhelpdeskfraude. De Volksbank zag sinds januari 2021 een toename van het aantal meldingen van klanten die slachtoffer waren geworden van deze vorm van fraude. Op basis van die meldingen heeft zij geconstateerd dat de wijze waarop de bankhelpdeskfraude werd gepleegd in meerdere gevallen grote overeenkomsten vertoonde. Veel klanten hebben ook zelf aangifte van oplichting gedaan. Op 28 april 2021 is de politie gestart met een strafrechtelijk onderzoek (genaamd ‘Dwarsfluit’) naar deze fraudegevallen. Gedurende het onderzoek, op 16 juli 2021, heeft ook Rabobank bij de politie aangifte van bankhelpdeskfraude gedaan. In het voorafgaande jaar waren ook tientallen van haar klanten slachtoffer hiervan geworden.
5.1.2.
Modus operandi
Uit het dossier Dwarsfluit blijkt dat in een groot aantal gevallen van de tenlastegelegde bankhelpdeskfraudes sprake is van eenzelfde modus operandi met specifieke kenmerken. Deze modus operandi was als volgt.
Bankrekeninghouders werden gebeld door een persoon die zich voordeed als medewerker van de bank waar zij klant waren. Een vrouwelijke nepbankmedewerker van SNS stelde zich veelal voor als [naam 1] en van Rabobank als [naam 2] , een mannelijke nepbankmedewerker van SNS als [naam 3] en van Rabobank als [naam 4] . Deze vier namen zijn namen van personen die daadwerkelijk bij de desbetreffende bank werken of hebben gewerkt. In meerdere gevallen belde de nepbankmedewerker met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] of was zichtbaar dat met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] werd gebeld. Laatstgenoemd nummer behoort toe aan de klantenservice van Rabobank.
De slachtoffers die werden gebeld, waren over het algemeen op hoge leeftijd. De nepbankmedewerker vertelde de slachtoffers dat was geconstateerd dat er een verdachte transactie plaatsvond vanaf hun bankrekening en dat criminelen mogelijk probeerden te frauderen met hun bankrekening (of woorden van gelijke strekking). De nepbankmedewerker belde om het geld van de klant veilig te stellen. De bankrekening zou worden geblokkeerd, waarna de slachtoffers een nieuwe bankpas zouden krijgen. De nepbankmedewerker vertelde de slachtoffers dat zij hun oude bankpas en SNS-digipas (hierna: ‘digipas’) of Rabo-scanner (hierna: ‘scanner’) in een envelop moesten doen en dat de envelop door een andere bankmedewerker bij hun woning zou worden opgehaald. De namen van de ophalers/koeriers die aan de slachtoffers werden doorgegeven, waren [naam 5] , [naam 6] , [naam 7] , [naam 8] , [naam 9] of [naam 10] . Ook hoorden de slachtoffers een code van letters en cijfers die de koerier ter verificatie aan hen moest doorgeven, voordat zij de envelop met bankpas en digipas of scanner aan de koerier zouden meegeven. Verder moesten de slachtoffers, nadat zij een piep door de telefoon hoorden, de pincode behorend bij hun huidige bankpas inspreken. Vervolgens werd bij de woning van het slachtoffer aangebeld door een andere persoon die zich als koerier van de bank voordeed en de cijfer- en lettercode doorgaf die het slachtoffer via de telefoon te horen had gekregen. In een aantal gevallen heeft de koerier de bankpas van het slachtoffer doorgeknipt, zonder daarbij de chip door te knippen, waardoor nog steeds pintransacties met de bankpas konden worden uitgevoerd. De nepbankmedewerker was vaak nog aan de telefoon met het slachtoffer op het moment dat de koerier aan de deur kwam.
Nadat de koerier de envelop met pinpas(sen) en digipas of scanner erin had opgehaald, vonden er vrijwel direct handelingen met de bankrekeningen van de slachtoffers plaats: er werd geld van de spaarrekening overgeboekt naar de lopende bankrekening, de opnamelimiet werd verhoogd, er werden grote contante geldbedragen opgenomen bij een geldautomaat en/of er werden met de bankpas van het slachtoffer luxe goederen gekocht bij exclusieve winkels (veelal in de P.C. Hooftstraat in Amsterdam), zoals Louis Vuitton, Prada en Gucci. In een aantal gevallen zijn met het geld van de slachtoffers bitcoins gekocht via bitcoinaccounts die op naam stonden van zogenoemde geldezels.
Op grond van de hiervoor beschreven modus operandi stelt de rechtbank vast dat elke bankhelpdeskfraude steeds door ten minste twee daders werd gepleegd. Er was in elk geval sprake van een nepbankmedewerker die belde (de beller), iemand die de pinpas en digipas of scanner ophaalde (de koerier) en een persoon die de geldbedragen opnam of de luxe goederen kocht (de pinner). Uit het dossier blijkt dat er vaak ook nog andere personen achter de schermen bezig geweest met het verhogen van de pinlimiet, het zoeken naar geschikte geldautomaten en het aansturen van al deze daders.
5.1.3.
Aanknopingspunten betrokkenheid dadergroep
Op 14 september 2021 zijn de verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] door de politie aangehouden. Zij zijn vrienden dan wel bekenden van elkaar. [medeverdachte 4] . en [medeverdachte 5] zijn zussen van elkaar.
Tijdens doorzoekingen in hun woningen en in een auto zijn onder de verdachten gegevensdragers in beslag genomen, zoals telefoons, USB-sticks en een laptop.
Onder de verdachte is een iPhone 12 in beslag genomen met het (op dat moment) bijbehorende telefoonnummer [telefoonnummer 3] . De iPhone 12 lag in zijn slaapkamer en aan de telefoon was een Apple account met zijn naam (‘ [accountnaam 1] ’) gekoppeld. De rechtbank concludeert op basis hiervan dat de verdachte de gebruiker was van deze telefoon. Op de telefoon was de app snapchat gedownload. In deze app was ingelogd met het account ‘ [accountnaam 2] ’ en de weergavenaam van dit account was ‘ [naam 11] ’. In de telefoon van [medeverdachte 1] stond in de contactenlijst bij het telefoonnummer van de verdachte ( [telefoonnummer 3] ) de naam ‘ [naam 12] ’. De rechtbank concludeert hieruit dat de verdachte de gebruiker was van het snapchataccount ‘ [accountnaam 2] ’.
Op de in beslag genomen gegevensdragers zijn zaken aangetroffen die direct zijn te relateren aan aangiftes van bankhelpdeskfraude in het dossier Dwarsfluit:
  • (groeps)snapchatgesprekken en whatsappgesprekken, waar één of meer van de verdachten deel van uitmaakten en die zijn gevoerd kort voor, tijdens of vlak na het plegen van een bankhelpdeskfraude. In die gesprekken werden gegevens met betrekking tot die fraude vermeld en gedeeld, zoals de naam en het adres van de aangever, een ophaalcode, pincode en een naam van één van de hiervoor genoemde koeriers. Ook werden in die gesprekken instructies gegeven wat iemand moest doen, wat achteraf overeen blijkt te komen met handelingen die door de beller, koerier of pinner in die fraudezaak zijn verricht;
  • notities met een (aanmaak)datum en een inhoud die te relateren zijn aan een specifieke aangifte;
  • onder andere op de telefoons van de verdachte en [medeverdachte 1] : screenshots van bankpassen van aangevers, zoekopdrachten naar adressen van aangevers, gevolgd door het openen van Google Maps, en gegevens van geldautomaten die zich in de buurt van de woningen van verschillende aangevers bevinden;
  • op de telefoons van de verdachte, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] : belscripts voor het plegen van bankhelpdeskfraude. De belscripts beginnen met “Goedendag” of “U spreekt met’, gevolgd door één of meer namen van de vier hiervoor genoemde bankmedewerkers. In het belscript met als bellers [naam 3] en [naam 4] wordt achter de naam een telefoonnummer vermeld: [telefoonnummer 1] respectievelijk [telefoonnummer 2] . Meerdere aangevers zijn gebeld door één van deze telefoonnummers. Uit de aangiftes blijkt verder dat de inhoud van de belscripts overeenkomt met het praatje dat de nepbankmedewerkers met de aangevers aan de telefoon hebben gevoerd. Op de telefoons van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] zijn screenshots van de LinkedInprofielen van [naam 3] respectievelijk [naam 1] aangetroffen;
  • op een kladblok in de woning van [medeverdachte 1] : het telefoonnummer [telefoonnummer 1] ;
  • lijsten met persoonsgegevens, veelal van bejaarde personen, waarop naast namen en adressen ook telefoonnummers en bankrekeningnummers van die personen werden vermeld (zogenoemde leads). De gegevens van veel aangevers stonden op deze lijsten vermeld;
  • chatgesprekken over luxe goederen of waarin wordt doorgegeven welk luxe goed iemand wil hebben (‘ben nu in lv, nu Shoebaloo’, ‘pak shirtjes, Moncler, die Balenciaga trui’ en ‘nette broek Balenciaga’). Bij alle verdachten zijn luxe goederen (van onder andere de genoemde merken) aangetroffen en in beslag genomen;
  • overige chatgesprekken en notities waarin termen worden gebezigd die te relateren zijn aan bankhelpdeskfraude, zoals ‘bellen’, ‘ophalen’, ‘ophaalcode’, ‘kaarten pakken’, ‘naar muur gaan’ ‘xk trekken’ en ‘leads’.
Met name op de telefoon van de verdachte is een enorme hoeveelheid informatie met betrekking tot bankhelpdeskfraudes aangetroffen, waaronder vijf lijsten met persoonsgegevens, 389 notities en 165 snapchatgesprekken waarvan het merendeel bankhelpdeskfraude gerelateerd is, 51 screenshots van bankpassen en 150 bestanden met gegevens van geldautomaten. Uit onderzoek aan de telefoon is verder gebleken dat met de telefoon was ingelogd op verschillende accounts (bijvoorbeeld bij banken, Hotmail en een cryptoplatform), die op naam stonden van, zo is achteraf gebleken, zogenoemde katvangers.
[medeverdachte 3] heeft bekend dat hij als beller betrokken is geweest bij meerdere van de hiervoor beschreven bankhelpdeskfraudes, dat hij zich daarbij heeft voorgedaan als ‘ [naam 4] ’ van Rabobank en dat hij het belscript heeft gebruikt dat op zijn telefoon is aangetroffen. Verder heeft hij verklaard dat hij met het bellen geld heeft verdiend en dat een deel van de luxe goederen die bij hem zijn aangetroffen, is bekostigd met het geld dat afkomstig is van die fraudes.
Naast de zes verdachten figureren ook andere personen in het dossier. Zij nemen bijvoorbeeld deel aan chatgesprekken die te relateren zijn aan een bankhelpdeskfraude of zijn herkend of op camera vastgelegd als koerier of pinner.
5.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs om de verdachte als (mede)pleger van de ten laste gelegde feiten te kunnen aanmerken. Deze verweren zullen, voor zover deze niet worden weerlegd door de bewijsmiddelen, hierna bij de beoordeling worden besproken.
5.3.
Beoordeling
5.3.1.
Inleidende overwegingen
(Medeplegen van) oplichting (feit 3)
De in deze zaak gepleegde oplichting heeft hierin bestaan dat de daders door het aannemen van een valse naam (de beller) en valse hoedanigheid (de beller en koerier) en door listige kunstgrepen (bellen waarbij het echte telefoonnummer van een bank zichtbaar is voor het slachtoffer) en/of door een samenweefsel van verdichtsels (de hele toedracht is gebaseerd op leugens) zich hebben voorgedaan als bonafide bankmedewerkers en zodoende bankpassen, digipassen of scanners en pincodes van de slachtoffers hebben ontfutseld. De banken zijn (vervolgens) ook opgelicht doordat de daders zich hebben voorgedaan als klanten van die bank door met de bankpas van de slachtoffers in te loggen op de bankrekening van de slachtoffers en/of pinopnames te verrichten en/of aankopen te doen. Al deze gedragingen zijn naar het oordeel van de rechtbank oplichtingshandelingen die deel uitmaken van één en dezelfde toedracht, zoals onder feit 3 ten laste is gelegd.
Het plegen van een dergelijke oplichting vergt een gezamenlijke planmatige aanpak, intensieve en nauwe samenwerking en duidelijke afstemming tussen de verschillende daders. Zij verrichten namelijk handelingen die tegelijkertijd of kort na elkaar plaatsvinden en die moeten worden afgestemd om de bankhelpdeskfraude tot een geslaagd einde te kunnen brengen en het gezamenlijke doel te bereiken: in korte tijd zoveel mogelijk geld van de bankrekening van een slachtoffer halen. Deze handelingen kunnen dan ook niet los van elkaar worden gezien. Uit de groepschatgesprekken en de aangetroffen (screenshots van) appberichten blijkt dat deze planning, samenwerking en afstemming ook daadwerkelijk plaatsvonden. Zo gaven de beller en de koerier aan elkaar door welke namen werden gebruikt, welke cijfer- en lettercode moest worden genoemd bij het slachtoffer en op welk tijdstip de pas moest worden opgehaald. De pinner werd vervolgens op de hoogte gebracht van de pincode, de locatie van de geldautomaat en het moment dat de pinlimiet was verhoogd. Achteraf deelden alle ‘spelers’ (zoals zij in chats werden genoemd) in de buit: zij kregen een deel van het geld of de aangekochte luxe goederen of ontvingen een deel van de cryptovaluta. Dit betekent dat indien de rechtbank vaststelt dat de verdachte tenminste één van de hiervoor genoemde handelingen heeft verricht, dat medeplegen van de ten laste gelegde oplichting oplevert.
(Medeplegen van) computervredebreuk (feit 2)
Van computervredebreuk als bedoeld in artikel 138ab van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) is onder meer sprake als met de van een slachtoffer ontfutselde bankpas, inloggegevens, digipas of scanner en/of pincode wordt ingelogd op diens digitale bancaire omgeving of als er met die bankpas pinopnames van die bankrekening worden gedaan. Ook in dat laatste geval dringt de dader met een valse sleutel (de door oplichting verkregen pincode) binnen op het netwerk van de bank.
Computervredebreuk op deze wijze maakte een essentieel onderdeel uit van de gepleegde oplichtingen en was daarmee onlosmakelijk verbonden. Er werd ingelogd op de bankrekeningen van de slachtoffers om geld van de spaarrekening naar de lopende bankrekening over te maken en/of opnamelimieten te verhogen en/of er werd gepind met de bankpas van een slachtoffer. Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van (medeplegen van) oplichting van een slachtoffer, komt zij daarom tevens tot een bewezenverklaring van (medeplegen van) computervredebreuk in de zaak van dat slachtoffer, voor zover dat ten laste is gelegd.
Rol verdachte
Uit de hiervoor weergegeven feiten en de overige bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat de rol van de verdachte bij de bankhelpdeskfraudes met name die van coördinator achter de schermen is geweest. Zijn telefoon was zijn archief en bron van criminele informatie. Hij gaf die informatie telefonisch door aan de medeverdachten en stuurde hen aan. Hij stuurde naar de koeriers de adressen van de slachtoffers, ophaalcodes, de naam die de koerier moest gebruiken en de tekst die de koerier moest zeggen. De koeriers mochten pas vertrekken als de verdachte ‘go’ had gezegd. En hij stuurde naar de pinners de pincodes van de bankpassen van de slachtoffers, gaf hen opdracht naar ‘de geldmuur’, oftewel de dichtstbijzijnde geldautomaat, te gaan, stuurde de gegevens van die geldautomaat door en spoorde hen aan op te schieten. Ook hield hij de financiën bij, in die zin dat hij noteerde hoeveel ‘ophaals’ er waren geweest, welk bedrag een pinner had buitgemaakt en welk deel van de buit aan een medeverdachte toekwam.
De verdediging heeft ten aanzien van de ten laste gelegde bankhelpdeskfraudes (verschillende zaaksdossiers die zijn opgenomen onder de feiten 1, 2, 3 en 6) bewijsverweren gevoerd. Hieronder zal de rechtbank die bewijsverweren per zaaksdossier (en de daarbij behorende ten laste gelegde feiten) bespreken, onder ieder kopje te beginnen met de feiten die op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand kunnen worden aangemerkt, vervolgens de conclusie die de rechtbank daaruit trekt en, indien de rechtbank tot de conclusie komt dat de verdachte betrokken is geweest, de beoordeling of hij als medepleger kan worden aangemerkt.
Daarna zal de rechtbank de verweren bespreken die zijn gevoerd ten aanzien van de feiten 4 (witwassen), 7 (leads) en 5 (deelname aan een criminele organisatie).
5.3.2.
Bewijswaardering feiten 1, 2, 3 en 6
Zaak Volksbank, aangeefster [aangeefster 1] (feiten 1, 2 en 3)
Op 20 april 2021 is aangeefster [aangeefster 1] slachtoffer geworden van bankhelpdeskfraude, gepleegd conform de hiervoor beschreven modus operandi.
Het telefoonnummer waarmee werd gebeld en dat vaker werd gebruikt ( [telefoonnummer 1] ), stond op een kladblok dat is aangetroffen in de woning van [medeverdachte 1] . Er zijn interne overboekingen geweest van de spaarrekening van de aangeefster naar haar betaalrekening. Er is dezelfde avond meerdere keren geld opgenomen van haar bankrekening bij een geldautomaat. De persoonsgegevens van de aangeefster, waaronder haar telefoonnummer en bankrekeningnummer, stonden op een lijst met persoonsgegevens op de telefoon van de verdachte. Daarnaast kan op grond van de bewijsmiddelen worden vastgesteld dat de verdachte heeft gedeeld in het geld dat van de aangeefster is buitgemaakt, zoals hierna wordt uiteengezet.
Op 21 april 2021 is met de bankpas van de aangeefster voor een bedrag van totaal € 14.663,- gepind in de winkels Louis Vuitton, Shoebaloo en Oger, gevestigd aan de P.C. Hooftstraat en Azzuro Kids aan de Van Baerlestraat in Amsterdam. [medeverdachte 1] heeft op 21 april 2021 in de ochtend een whatsapp gesprek gevoerd met [naam 13] , waarin hij zegt dat hij naar Amsterdam gaat. Zijn telefoon straalde tussen 11.24 en 12.50 uur zendmasten aan in de omgeving van de P.C. Hoofstraat in Amsterdam. Om 11.28 uur heeft [medeverdachte 1] [naam 13] geappt dat hij in ‘lv’ is, om 11.41 uur ‘nu Shoebaloo’ en om 12.07 uur dat hij nog naar Azzuro moet. Uit het vorenstaande leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 1] op 21 april 2021 rond het middaguur in (de buurt van) de P.C. Hooftstraat in Amsterdam in de winkels Louis Vuitton (de rechtbank gaat ervan uit dat de verdachte met ‘lv’ Louis Vuitton bedoelt), Shoebaloo en Azzuro is geweest. Het tijdstip waarop [medeverdachte 1] appt dat hij in of onderweg naar een winkel is, scheelt steeds slechts minuten met het tijdstip waarop met de bankpas van [aangeefster 1] in diezelfde winkel is gepind en past daar precies bij. Uit de camerabeelden van de pintransacties die zijn gedaan met de bankpas van [aangeefster 1] bij Louis Vuitton, Azzuro en Oger blijkt dat in die winkels is gepind door steeds dezelfde persoon. Dit betreft een man met een blanke huid, een baard en mondkapje die een blauwe baseballpet draagt met de tekst “ICON” erop. Dit signalement komt overeen met het signalement van [medeverdachte 1] en bij de doorzoeking van de woning van [medeverdachte 1] is een soortgelijke pet aangetroffen. Op grond van het vorenstaande stelt de rechtbank vast dat het [medeverdachte 1] is geweest die heeft gepind met de bankpas van [aangeefster 1] .
Op de telefoon van de medeverdachte [medeverdachte 6] zijn twee filmpjes aangetroffen, die zijn gemaakt op 21 april 2021 in de ochtend. Op de filmpjes zijn twee mannen te zien, van wie de ene voldoet aan het signalement van [medeverdachte 1] (blank, mondkapje en blauwe baseballcap) en de andere aan het signalement van [medeverdachte 6] . Beide mannen laden tassen van Louis Vuitton in de kofferbak van een zwarte auto. Diezelfde ochtend heeft [medeverdachte 6] op zijn telefoon een foto via snapchat ontvangen, waarop hij samen met de verdachte en [medeverdachte 2] te zien is in een zwarte auto die precies dezelfde bekleding heeft als de bekleding in de auto op het eerder genoemde filmpje.
[medeverdachte 1] heeft bij Shoebaloo onder andere drie paar Dior schoenen voor een bedrag van
€ 990,- per stuk gekocht met de bankpas van de aangeefster. In de woning van de verdachte zijn soortgelijke Dior schoenen ter waarde van € 990,- in beslag genomen.
De rechtbank concludeert uit het vorenstaande dat de verdachte in de buurt was van [medeverdachte 1] toen [medeverdachte 1] winkelde met de door oplichting verkregen bankpas van aangeefster en dat de verdachte vervolgens hoogstwaarschijnlijk een deel van de buit heeft gekregen, conform de modus operandi van de verdachten.
Gelet op de in de telefoon van de verdachte aangetroffen persoonsgegevens van aangeefster en het delen in de buit, in samenhang met hetgeen hiervoor onder 5.3.1 is overwogen, wordt de verdachte als medepleger van de ten laste gelegde oplichting, computervredebreuk en het ten laste gelegde witwassen (het omzetten van het geld van de aangeefster in luxe goederen) aangemerkt.
Zaak Volksbank, aangever [aangever 1] , partiële vrijspraak feiten 1, 2 en 3
Uit de aangifte van [aangever 1] blijkt dat hij op 23 maart 2021 slachtoffer is geworden van bankhelpdeskfraude, gepleegd conform de hiervoor beschreven modus operandi. De daders hebben de opnamelimiet verhoogd en vervolgens zijn met de bankpas van de aangever geldopnames bij een geldautomaat en overboekingen gedaan.
Op de telefoon van de verdachte zijn de persoonsgegevens van de aangever aangetroffen.
Het dossier bevat echter geen bewijs dat de verdachte informatie ten behoeve van deze oplichting heeft verstrekt aan anderen, hen heeft aangestuurd of op een andere wijze betrokken is geweest bij de oplichting. Het enkel aanwezig hebben van de persoonsgegevens van de aangever op zijn telefoon, is onvoldoende om hem als (mede)pleger van de ten laste gelegde oplichting, computervredebreuk en witwassen aan te merken. De verdachte wordt daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijgesproken.
Zaak Uden, aangeefster [aangeefster 2] (feit 3)
Aangeefster [aangeefster 2] is op 25 juni 2021 slachtoffer van bankhelpdeskfraude geworden, gepleegd conform de hiervoor beschreven modus operandi. Zij is opgelicht en daardoor bewogen tot afgifte van haar bankpas, digipas en pincode. Wel had zij, achteraf gezien, een verkeerde pincode doorgegeven, waardoor het de daders niet lukte om op haar bankrekening in te loggen. Nadat haar pas was opgehaald, werd zij (om die reden) nogmaals door de nepbankmedewerker gebeld met de vraag of zij nog een bankpas in haar bezit had, want die zou ook opgehaald moeten worden. De aangeefster bevestigde dat, maar had inmiddels door dat zij werd opgelicht. Zij heeft een fictieve pincode in de telefoon ingesproken en aan de tweede koerier een stuk karton in een envelop meegegeven.
[medeverdachte 3] heeft bekend dat hij in deze zaak beller is geweest.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat ook de verdachte bij deze oplichting betrokken is geweest.
In zijn telefoon zijn de persoonsgegevens van de aangeefster aangetroffen. Verder heeft [medeverdachte 1] op de dag waarop de aangeefster werd opgelicht via snapchat het adres van de aangeefster naar de verdachte gestuurd. Terwijl de aangeefster het eerste telefoongesprek met de nepbankmedewerker voerde, is er met de telefoon van de verdachte een screenshot gemaakt van de gegevens van een geldautomaat dichtbij de woning van de aangeefster.
Deze feiten passen bij de hiervoor beschreven rol van de verdachte bij de bankhelpdeskfraudes, als coördinator achter de schermen, informatieverzamelaar en
-verstrekker. In dat kader en op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte ten tijde van deze bankhelpdeskfraude ten behoeve van de op dat moment actieve koerier en pinner de dichtstbijzijnde geldautomaat bij het adres van de woning van het slachtoffer heeft opgezocht en doorgegeven, zodat na het verkrijgen van de bankpas van het slachtoffer daarmee zo snel mogelijk naar de dichtstbijzijnde geldautomaat kon worden gegaan om geld op te nemen.
Daarmee leverde de verdachte een wezenlijke bijdrage aan deze bankhelpdeskfraude en daarom wordt hij als medepleger van de ten laste gelegde oplichting aangemerkt.
Zaak Noordeloos, aangever [aangever 2] (feiten 1, 2 en 3)
Op 24 juni 2021 is de aangever [aangever 2] slachtoffer geworden van bankhelpdeskfraude, gepleegd conform de hiervoor beschreven modus operandi. De aangever werd gebeld door het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . Hij heeft zijn bankpassen, pincodes en reader in een envelop gedaan en meegegeven aan een koerier, die [naam 9] heette.
Er zijn interne overboekingen geweest van zijn spaarrekening naar de betaalrekening en de opnamelimiet van de betaalrekening is verhoogd. Vervolgens is met zijn bankpas tussen 16.33 uur en 17.24 uur voor een bedrag van € 19.720,- aan luxe kleding gekocht bij Louis Vuitton, Prada en Gucci in de P.C. Hooftstraat in Amsterdam. [medeverdachte 3] heeft bekend dat hij de beller bij deze bankhelpdeskfraude is geweest.
Uit het dossier blijkt dat het peilbaken, dat de politie onder de auto van [medeverdachte 1] had geplaatst, en de telefoon van [medeverdachte 1] omstreeks de momenten waarop met de bankpas van de aangever is gepind, zich bevonden nabij de P.C. Hooftstraat in Amsterdam. [medeverdachte 3] heeft kort voordat met de bankpas van de aangeefster werd gewinkeld een foto van een riem van Louis Vuitton via whatsapp naar [medeverdachte 1] gestuurd.
Uit het vorenstaande leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 1] betrokken is geweest bij het winkelen met de bankpas van de aangeefster en dat [medeverdachte 3] , conform de modus operandi van de verdachten, zijn bestelling aan [medeverdachte 1] doorgaf voor zijn bijdrage aan deze bankhelpdeskfraude.
Kort nadat de koerier de bankpassen en pincodes bij de aangever had opgehaald, is in de telefoon van [medeverdachte 1] een notitie aangepast waarin de namen van zes personen staan met daarachter een getal: “ [naam 14] 4300, [medeverdachte 2] 6000, [naam 12] 4600, [naam 15] 1100, [naam 16] 1750, [naam 17] 2000”. Opnieuw kort daarna zijn met de bankpas van aangever aankopen gedaan voor een bedrag dat op € 30,- na gelijk is aan de optelsom van deze genoemde getallen.
Naar het oordeel van de rechtbank laat deze aangepaste notitie in de telefoon van [medeverdachte 1] de verdeling zien van het van de aangever buitgemaakte bedrag over de bij deze zaak betrokken verdachten. Zij baseert dit op het tijdstip waarop de notitie is aangepast -kort nadat bekend was hoeveel geld er op de bankrekeningen van de aangever stond-, het feit dat de daarin genoemde bedragen nagenoeg even hoog zijn als het bedrag waarvoor vervolgens werd gepind met de bankpas van de aangever, en de (bij)namen van [medeverdachte 1] ( [naam 14] ) en [medeverdachte 3] ( [naam 15] ) in de notitie, die beiden bij deze oplichting zijn betrokken. Omdat ook de (bijnaam van de) verdachte ( [naam 12] ) in de verdeling wordt genoemd en het op één na hoogste bedrag aan hem wordt toebedeeld, concludeert de rechtbank dat hij ook aan deze bankhelpdeskfraude een wezenlijke bijdrage heeft geleverd, zodat hij als medepleger van de ten laste gelegde oplichting, computervredebreuk en witwassen wordt aangemerkt.
Zaak Grou, aangeefster [aangeefster 3] (feiten 1 en 2)
Op 19 mei 2021 is aangeefster [aangeefster 3] slachtoffer geworden van bankhelpdeskfraude, gepleegd conform de hiervoor beschreven modus operandi. Er zijn bedragen van de spaarrekening overgemaakt naar de betaalrekening. In totaal is er € 189.338,- van haar rekening afgeschreven. Een deel daarvan is opgenomen bij een geldautomaat en de rest is in twaalf transacties overgeboekt naar twee Binance accounts op naam van [naam 18] en [naam 19] . Zij bleken zogenoemde katvangers te zijn.
Op de telefoon van [medeverdachte 1] is een foto aangetroffen van een beeldscherm met daarop een zogenoemde "recovery seed". Rechts boven op het beeldscherm is de naam " [naam 20] " zichtbaar, één van de voornamen van de verdachte. Een recovery seed is een wachtwoord waarmee toegang kan worden verkregen tot alle bitcoins in een cryptowallet. Deze recovery seed bleek bij een wallet te horen met 50 bitcoinadressen (door de politie genoemd ‘het cluster [medeverdachte 1] / [verdachte] ’). Binnen een half uur nadat het geld vanaf de rekening van de aangeefster op de accounts van [naam 19] en [naam 18] was ontvangen, is het geld omgezet in bitcoins en weggeboekt naar andere accounts, waarvan 1,8260 bitcoins in het cluster ‘ [medeverdachte 1] / [verdachte] ’ terecht zijn gekomen. Uit onderzoek is gebleken dat de aankopen van zowel het account van [naam 18] als het account van [naam 19] zijn gedaan met een device met dezelfde kenmerken, waardoor aannemelijk is dat die aankopen met hetzelfde device zijn verricht.
Uit onderzoek aan de telefoon van de verdachte is gebleken dat de naam van dat toestel ‘iPhone (12p)’ was. De politie heeft vervolgens in de data van Binance onderzocht welke personen met een Binance account daarbij gebruik maakten van een device met de naam ‘iPhone (12p). Hieruit bleek een device met de naam ‘iPhone (12p)’ slechts gebruikt werd bij twee Binance accounts, te weten die van [naam 19] en [verdachte] . Voorts bleek dat het device ‘iPhone (12p)’ op 19 mei 2021 om 22:49 uur, en dus binnen het tijdsbestek waarin het geld van de aangeefster werd overgeboekt naar de Binance accounts van [naam 18] en [naam 19] , heeft ingelogd op het Binance account van [naam 19] .
Uit het vorenstaande leidt de rechtbank het volgende af.
De naam van het telefoontoestel van de verdachte is binnen de Binance accounts uniek, omdat die slechts bij twee accounts wordt gebruikt. De rechtbank concludeert daaruit dat de verdachte met zijn telefoon toegang had tot en kon beschikken over het Binance account van [naam 19] en op 19 mei 2021 heeft ingelogd op het account van [naam 19] , in het tijdsbestek waarin het geld van de aangeefster daarop en op het account van [naam 18] werd gestort.
Vervolgens zijn met dat geld door één en dezelfde device bitcoins gekocht. De rechtbank concludeert dat dit door de verdachte is gedaan. Hij had de beschikking over het account van [naam 19] en was op dat account ingelogd om 22.49 uur, terwijl slechts enkele minuten later, om 22.56 uur, vanaf dat account bitcoins zijn gekocht en weggeboekt.
De bitcoins zijn terechtgekomen in een wallet waar de verdachte en [medeverdachte 1] toegang tot hadden. Zij waren immers beiden in het bezit van het “wachtwoord” voor die wallet (de recovery seed) en konden daardoor beschikken over de bitcoins in de wallet. De rechtbank acht het niet aannemelijk dat het beeldscherm met de recovery seed aan een andere ‘ [naam 20] ’ dan de verdachte toebehoort, zoals de verdediging heeft aangevoerd. De verdachte maakte immers deel uit van dezelfde dadergroep als [medeverdachte 1] die het met bankhelpdeskfraude verkregen geld uitgaf of wegsluisde en er is geen enkel aanknopingspunt voor betrokkenheid van nog een andere persoon met deze naam binnen deze groep. De verdachte heeft dus een deel van de buit van de onderhavige bankhelpdeskfraude ontvangen.
Gezien het vorenstaande en hetgeen onder 5.3.1 is overwogen, wordt de verdachte aangemerkt als medepleger van de computervredebreuk en het witwassen van 1,8260 bitcoins (het verbergen en/of verhullen van de werkelijke aard en herkomst van de bitcoins door geld op accounts van katvangers te storten, bitcoins te kopen en te storten op accounts van de verdachte en een medeverdachte).
De verdachte wordt partieel vrijgesproken van het medeplegen van witwassen van 0,03283 en 0,06001 bitcoin, omdat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat deze bitcoins zijn gekocht met het geld dat afkomstig is van de bankrekening van de aangeefster.
Zaak Diatomiet, aangever [aangever 3] (feiten 1, 2 en 3)
Op 28 april 2021 is aangever [aangever 3] slachtoffer geworden van bankhelpdeskfraude, gepleegd conform de hiervoor beschreven modus operandi. De beller noemde zichzelf [naam 4] en door de koerier werd gebruik gemaakt van de naam [naam 9] . Diezelfde dag is van de rekening van de aangever een bedrag van € 33.500 euro overgemaakt naar een account van Binance, een exchange voor de handel/aankoop van cryptovaluta. Dit account staat op naam van [naam 21] met het e-mailadres [e-mailadres] . [naam 21] diende, zo is achteraf gebleken, als katvanger.
[medeverdachte 1] heeft op 28 april 2021, niet lang voordat de koerier bij de aangever aan de deur stond, een whatsapp gesprek gevoerd met een persoon, genaamd ‘ [naam 22] ’. Hij zegt daarin dat er maar 1 spoof is vandaag, dat [medeverdachte 3] aan het bellen is, dat ‘we nu een man aan de lijn hebben’ en dat hij naar Friesland moet. Het is een feit van algemene bekendheid dat met de term “spoof” wordt bedoeld het aannemen van een valse identiteit om iemand op te lichten. Aangever [aangever 3] woont daarnaast in Friesland. De telefoon van [medeverdachte 1] straalde kort voordat de bankpas bij de aangever werd opgehaald zendmasten aan op de route naar en uiteindelijk in de omgeving van de woonplaats van de aangever in Friesland en [medeverdachte 1] voldoet aan het signalement dat door de aangever van de pasophaler is gegeven (blanke man, slank, 25-35 jaar, blond haar, Nederlands sprekend). Uit het vorenstaande concludeert de rechtbank dat het whatsappgesprek dat [medeverdachte 1] voerde, te maken had met de bankhelpdeskfraude waarvan [aangever 3] slachtoffer is geworden, dat [medeverdachte 3] de beller was en [medeverdachte 1] de koerier.
Uit de bewijsmiddelen is verder af te leiden dat [medeverdachte 1] op en rond de pleegdatum (28 april 2021) toegang en beschikking had over het hiervoor genoemde Binance account dat op naam stond van [naam 21] .
Uit de telefoon van de verdachte blijkt dat hij omstreeks het moment waarop de aangever werd opgelicht, het adres van de aangever heeft opgezocht in de app Google Maps. Verder is gebleken dat aan de telefoon van de verdachte het hotmailaccount [accountnaam 3] gekoppeld was en dat de verdachte in het bezit was van verschillende inloggegevens van accounts die op naam stonden van [naam 21] , zoals zijn DigiD code, inloggegevens van banken en van Coinbase, een platform voor cryptovalutahandel. Dit betreft dus zeer persoonlijke gegevens van deze [naam 21] .
De rechtbank concludeert uit het vorenstaande dat de verdachte ook bij deze bankhelpdeskfraude betrokken was. De gebruikte modus operandi is gelijk is aan de andere zaken in dit dossier. De verdachte begaf zich weer in dezelfde groep daders met [medeverdachte 3] als beller, [medeverdachte 1] als koerier en hij vervulde een rol achter de schermen gezien de zoekopdracht naar het adres van de aangever op zijn telefoon en betrokkenheid bij de accounts op naam van de katvanger [naam 21] , van welke katvanger [medeverdachte 1] ook gebruik maakte. De verdachte wordt daarom als medepleger van de ten laste gelegde oplichting, computervredebreuk en witwassen (overdragen en/of omzetten en/of gebruik maken van het bedrag van € 33.500,-) aangemerkt.
Zaak Papendrecht, aangeefster [aangeefster 4] (feit 6)
Op 2 juli 2021 is geprobeerd aangeefster [aangeefster 4] op te lichten conform de hiervoor beschreven modus operandi. De aangeefster had door dat zij werd opgelicht en heeft haar buren om hulp gevraagd. Toen de koerier haar bankpas op kwam halen, heeft de buurman de koerier vastgehouden tot de politie aanwezig was. De koerier bleek [medeverdachte 1] te zijn.
In de telefoon van de verdachte zijn de persoonsgegevens van de aangeefster, waaronder haar bankrekeningnummer en telefoonnummer aangetroffen. Verder is met de telefoon van de verdachte een screenshot gemaakt van de gegevens van een geldautomaat dichtbij de woning van de aangeefster. Het screenshot is gemaakt op het moment dat de aangeefster aan de telefoon was met de nepbankmedewerkster.
Deze feiten passen wederom bij de hiervoor door de rechtbank beschreven rol van de verdachte bij de bankhelpdeskfraudes als man achter de schermen die informatie verzamelt en verstrekt aan de andere spelers binnen de fraudeconstructie. De verdachte was in het bezit van precies dezelfde gegevens als in de zaak van de aangeefster [aangeefster 2] (zaak Uden) die een week eerder was opgelicht, te weten de persoonsgegevens van de aangeefster en een screenshot met geldautomaatgegevens, gemaakt tijdens het telefoongesprek van de nepbankmedewerkster met de aangeefster en nog voordat de koerier was langsgekomen.
De rechtbank concludeert daarom dat ook in deze zaak kan worden vastgesteld dat de verdachte informatie heeft opgezocht en doorgegeven aan de medeverdachten om hun rol bij de bankhelpdeskfraude uit te kunnen voeren, wat een wezenlijke bijdrage aan deze poging tot oplichting is geweest, zodat hij als medepleger wordt aangemerkt.
Zaak ’t Zand, aangever [aangever 4] (feit 6)
Op 13 september 2021 omstreeks 19.30 uur is geprobeerd aangever [aangever 4] op te lichten conform de hiervoor beschreven modus operandi. Hij werd op zijn huistelefoon gebeld door een vrouw, maar vertrouwde het gesprek met de nepbankmedewerkster niet en is naar een andere kamer gelopen om daar met zijn mobiele telefoon de Rabobank te bellen.
In de telefoon van de verdachte zijn twee snapchatgesprekken aangetroffen die verband houden met deze zaak. Kort voordat de aangever werd gebeld, heeft de verdachte aan [naam 23] opdracht gegeven alle persoonsgegevens naar hem te sturen. [naam 23] stuurde vervolgens de naam, geboortedatum en het bankrekeningnummer van de aangever aan de verdachte. Verder is een groepschatgesprek aangetroffen, waar onder andere de verdachte, [medeverdachte 2] en [naam 23] aan deelnamen en dat is gevoerd terwijl de aangever werd opgelicht. [naam 23] heeft kort voordat de aangever werd gebeld de naam en het adres van de aangever in deze chat gedeeld en een ophaalcode. Verder kan worden vastgesteld dat zij vervolgens met de aangever heeft gebeld. In de chat zei zij: “hij belt iemand, hij belt op ze
[de rechtbank begrijpt: zijn]mobiel en ik bel z’n huistel. Hij is weggelopen.” Dit is gelijkluidend aan de verklaring van de aangever over wat er is gebeurd tijdens het telefoongesprek. Nadat [naam 23] in de groepschat doorgaf dat de aangever was weggelopen -en de oplichting dus mis dreigde te gaan-, reageerde de verdachte met “Jezus”. [naam 23] heeft vervolgens in het snapchatgesprek met alleen de verdachte aan hem gevraagd om snel te komen, omdat de man had opgehangen en niet opnieuw opnam.
Uit het vorenstaande blijkt dat de verdachte de belster [naam 23] aanstuurde bij deze bankhelpdeskfraude. Zij moest hem informatie geven en zij vroeg hem om hulp toen de bankhelpdeskfraude dreigde te mislukken. De verdachte heeft daarmee een wezenlijke bijdrage aan deze poging tot oplichting geleverd, zodat hij als medepleger wordt aangemerkt.
5.3.3.
Bewijswaardering feit 4 (witwassen)
Standpunt verdediging
De verdachte moet worden vrijgesproken van dit feit, omdat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat hij de op de tenlastelegging vermelde goederen heeft gekocht met geld met een criminele herkomst.
Juridisch kader
Voor een veroordeling van witwassen zoals neergelegd in artikel 420bis, eerste lid, onder a en b, Sr dient te worden bewezen dat het tenlastegelegde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Het is voor een bewezenverklaring van het bestanddeel “afkomstig uit enig misdrijf” niet vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het tenlastegelegde voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf.
Dat een voorwerp "afkomstig is uit enig misdrijf", kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Het is daarbij aan het openbaar ministerie om bewijs hiervoor aan te dragen.
Indien door het openbaar ministerie feiten en omstandigheden zijn aangedragen die een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. Indien de verdachte zo'n verklaring heeft gegeven, ligt het op de weg van het openbaar ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring.
Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal dienen te blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de voorwerpen waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Beoordeling
De hiervoor beschreven modus operandi van de door de verdachte en de medeverdachten gepleegde bankhelpdeskfraude rechtvaardigt het vermoeden dat de op de tenlastelegging vermelde goederen alle uit misdrijf afkomstig zijn. De verdachten kochten immers luxegoederen met de bankpassen die zij van de aangevers ontfutseld hadden en die buit werd verdeeld onder de daders. Bij de verdachte zijn veel van dat soort luxe goederen aangetroffen. Gelet hierop mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete,
min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft
over de herkomst van de goederen.
De verdachte heeft geen verklaring gegeven waaruit zou kunnen worden afgeleid dat de goederen - ondanks het vermoeden van witwassen - een legale herkomst hebben. De verdachte heeft helemaal niets over de herkomst van de goederen willen verklaren. Het vermoeden van witwassen is hierdoor onvoldoende ontkracht. Dat betekent naar het oordeel van de rechtbank dat het niet anders kan zijn dan dat de ten laste gelegde goederen
- middellijk of onmiddellijk - uit enig misdrijf afkomstig zijn en dat de verdachte hiervan wetenschap heeft gehad. Het verweer wordt verworpen.
Conclusie
Het aan de verdachte onder 4 tenlastegelegde is wettig en overtuigend bewezen.
5.3.4.
Bewijswaardering feit 7 (zaak Leads)
Aan de verdachte wordt onder feit 7 onder meer verweten dat hij in de periode van 19 april tot en met 14 september 2021, al dan niet samen met een ander of anderen, niet-openbare gegevens heeft verworven en/of voorhanden gehad, terwijl hij bij het verwerven en/of voorhanden krijgen daarvan wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze door misdrijf waren verkregen.
Standpunt verdediging
De verdachte dient van dit feit te worden vrijgesproken. Het aan de verdachte gemaakte verwijt is gebaseerd op artikel 139g Sr. In dit artikel wordt - kort gezegd - strafbaar gesteld de heling van niet-openbare gegevens. Voor een bewezenverklaring van heling van niet-openbare gegevens is vereist dat kan worden vastgesteld dat deze gegevens door misdrijf zijn verkregen. Zie het arrest van het Hof Den Haag van 14 februari 2024 (ECLI:NL:GHDHA:2024:217). Bij de verdachte zijn leads aangetroffen op een telefoon. Van wie die gegevens afkomstig zijn en hoe die op zijn telefoon terecht zijn gekomen, kan niet worden vastgesteld. Er is dan ook niet gebleken dat de bij de verdachte aangetroffen leads afkomstig zijn uit enig misdrijf of dat de verdachte dit had moeten vermoeden.
Beoordeling
De verdachte heeft een grote hoeveelheid persoonsgegevens voorhanden gehad op zijn telefoon. Het ging om lijsten met het geslacht en de initialen, namen, geboortedata, woonadressen, e-mailadressen, telefoonnummers en bankrekeningnummers van personen.
De verdachte heeft een beroep gedaan op zijn zwijgrecht en geen verklaring afgelegd over de herkomst en de wijze waarop hij de beschikking heeft gekregen over deze leads. Ook is uit het onderzoek niet gebleken dat de verdachte deze leads uit eigen misdrijf heeft verkregen. Wel zijn in het dossier aanwijzingen te vinden dat door de verdachte en de medeverdachten leads zijn gekocht en zijn ook bij de medeverdachten leads aangetroffen. Het voorhanden hebben van leads past binnen het kader van de door de verdachte en zijn medeverdachten gepleegde bankhelpdeskfraude, voor de uitvoering waarvan de daarin opgenomen persoonsgegevens het noodzakelijk beginpunt vormen.
Niet valt in te zien hoe deze lijsten met persoonsgegevens, die vallen onder de bescherming van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), overeenkomstig de daarin vervatte bepalingen op rechtmatige wijze in het bezit van de verdachte kunnen zijn gekomen. Reeds omdat het volstrekt onwaarschijnlijk is dat is voldaan aan de voor rechtmatige verstrekking vereiste toestemming van de betrokkenen om hun persoonsgegevens te gebruiken met een ander doel dan waarvoor deze zijn afgegeven, laat staan voor het plegen van bankhelpdeskfraude. Tegen deze achtergrond kan de rechtbank zich dan ook geen aannemelijk scenario voorstellen waarbij deze leads op een legale manier zijn verkregen en volgt daaruit de conclusie dat de verdachte op het moment van het voorhanden krijgen van die leads minst genomen redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze van misdrijf afkomstig waren.
Het verweer wordt dan ook verworpen.
Conclusie
Het aan de verdachte onder 7 tenlastegelegde is wettig en overtuigend bewezen.
5.3.5.
Bewijswaardering feit 5 (deelneming aan criminele organisatie)
Standpunt verdediging
De verdachte moet worden vrijgesproken van dit feit, omdat geen sprake is van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband en omdat het aandeel van de verdachte in de samenwerking niet zodanig groot was om als deelnemer van een criminele organisatie te kunnen worden aangemerkt.
Beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr slechts dan sprake kan zijn, indien sprake is van een samenwerkingsverband dat bestaat uit twee of meer personen, met een zekere duurzaamheid en structuur, dat de verdachte tot dat samenwerkingsverband behoort en een aandeel heeft in gedragingen, dan wel die ondersteunt, die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk. Niet is vereist dat deelnemers met alle personen in de organisatie samenwerken of alle personen in de organisatie kennen.
Op grond van de bewezenverklaarde feiten in de afzonderlijke zaakdossiers en de daaraan ten grondslag liggende bewijsmiddelen, stelt de rechtbank vast dat de verdachte zich samen met de medeverdachten, in wisselende samenstellingen, gedurende een periode van vijf maanden meerdere keren aan het plegen van bankhelpdeskfraude schuldig heeft gemaakt. Zoals hiervoor is overwogen, is een aanzienlijke mate van organisatie en samenwerking inherent aan dit feit. Er moesten gegevens van personen op leeftijd worden verkregen, de slachtoffers zijn gebeld, pincodes afhandig gemaakt, de pinpassen en digipassen of scanners opgehaald, er is ingelogd op hun digitale bancaire omgeving, er zijn geldbedragen overgeschreven van hun spaarrekening naar hun lopende bankrekening, opnamelimieten verhoogd, geldopnames met de bankpassen gedaan en/of goederen aangeschaft. Deze handelingen werden steeds door verschillende daders verricht, die via hun telefoons in nauw contact stonden met elkaar, ieder om hun eigen rol bij de bankhelpdeskfraude te kunnen uitvoeren voor het gezamenlijke doel: de bankrekeningen van de slachtoffers -zo snel mogelijk- leeghalen. Vervolgens werd een verdeling van ‘de opbrengst’ gemaakt. Veelal werd door één of meer van de daders gewinkeld met de pinpas van het slachtoffer en gaven andere daders hun bestelling door, waarna de gekochte goederen werden verdeeld onder de daders.
Uit deze handelwijze blijkt dat sprake is geweest van een gestructureerd samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid, dat tot oogmerk had het plegen van bankhelpdeskfraude (bestaand uit het plegen van oplichting, computervredebreuk en witwassen). De rechtbank merkt de verdachte als deelnemer van dit samenwerkingsverband aan. Hij is als coördinator steeds actief betrokken geweest bij de bankhelpdeskfraudes. Hij verzamelde de benodigde informatie, gaf de informatie door aan de mededaders die zij nodig hadden om hun rol bij in een bankhelpdeskfraude uit te kunnen voeren en hij stuurde hen aan. Met deze gedragingen heeft de verdachte een substantieel aandeel gehad in de gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Het verweer wordt verworpen.
Conclusie
Het aan de verdachte onder 5 tenlastegelegde is wettig en overtuigend bewezen.
5.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in de periode van
20 april 2021tot en met 13 september 2021 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, van voorwerpen te weten ongeveer
1,8260bitcoin ,de werkelijke aard en de herkomst heeft verborgen en/of verhulden een voorwerp,
te weten
257.221 euro, heeft overgedragen en/of omgezet en/of van voornoemd voorwerp gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte en zijn mededader(s) wist(en), dat die voorwerpen – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf, en van het plegen van witwassen een gewoonte hebben gemaakt;
2.
hij in de periode van
20 april2021 tot en met 14 september 2021 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en wederrechtelijk één of meer geautomatiseerde werken, te weten
- een server en/of netwerk van een bank en/of
- een server en/of netwerk in gebruik bij een bank en/of
- een netwerk en/of een server die de bancaire omgeving host van [aangeefster 1] en [aangever 2] en [aangeefster 3] en [aangever 3] ,
is binnengedrongen, doordat verdachte en/of zijn mededader(s) met behulp van één of meerdere (verkregen) pincode(s) en/of inloggegevens toebehorende aan die [aangeefster 1] en/of [aangever 2] en/of [aangeefster 3] en/of [aangever 3] en behorende bij de bankrekening(en) van die [aangeefster 1] en/of [aangever 2] en/of [aangeefster 3] en/of [aangever 3] is/zijn ingelogd op voornoemde geautomatiseerd
ewerken, en vervolgens
- binnen die geautomatiseerde werken overboekingen heeft/hebben verricht (van spaar- naar betaalrekening) en/of
- de opnamelimiet van (een) (betaal/bank) rekening(en) heeft/hebben verhoogd en/of
- vanaf (die) (betaal/bank)rekening(en) betaling(en) heeft/hebben verricht en/of
- vanaf (die) (betaal/bank)rekening(en) pinopnames heeft/hebben verricht;
3.
hij in de periode van
20 april2021 tot en met 14 september 2021s in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels [aangeefster 1] en [aangeefster 2] en [aangever 2] en [aangever 3]
enb. de Volksbank en Rabobank heeft bewogen tot de afgifte van
ad a. bankpas(sen) en/of digipas(sen) en/of (Rabo-)scanner(s) en/of pincode(s) en/of inloggegeven(s) en/of ad b. geldbedragen,
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar met vorenomschreven oogmerk zakelijk weergegeven- valselijk en/of listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid ad a. voornoemde bankpas(sen), digipas(sen) en/of (Rabo-)scanner(s) en/of pincode(s) en/of inloggegeven(s) onder valse voorwendselen verworven door zich voor te doen als (een) bonafide bankmedewerker(s), waardoor die [aangeefster 1] , [aangeefster 2] , [aangever 2] en/of [aangever 3] werden bewogen tot bovenomschreven afgifte, en/of (vervolgens)
ad. b. met die goederen en/of gegevens op bankrekeningen ingelogd als zijnde hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) die [aangeefster 1] , [aangeefster 2] , [aangever 2] en/of [aangever 3] , en/of vervolgens goederen en/of cryptovaluta aangekocht/betaald en/of pinopnames verricht, waardoor de Volksbank en/of Rabobank werden bewogen tot bovenomschreven afgifte;
4.
hij op 14 september 2021 te Almere voorwerpen, te weten
- schoenen en- luxe kleding en- riemen en- tassen en- één hoedje en petje en- een luxe bril en- sieraden,
heeft voorhanden gehad, terwijl hij, verdachte, wist, dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
5.
hij in de periode van 10 mei 2021 tot en met 14 september 2021 in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie die werd gevormd door hem, verdachte, en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] ,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van bankhelpdeskfraude bestaande uit misdrijven, te weten - het plegen van computervredebreuk en- het plegen van oplichting en- het plegen van witwassen ;
6.
hij op 2 juli 2021 en/of 13 september 2021 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van
het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [aangeefster 4] en/of [aangever 4]
te bewegen tot de afgifte van enig goed en/of het ter beschikking stellen van gegevens, te weten zijn/haar bankpas en Digi-kastje en zijn/haar pincode, voornoemde personen heeft gebeld en zich voorgedaan als bankmedewerker en/of gezegd dat de bankpas geblokkeerd moest worden en/of dat de bankpas nog diezelfde dag opgehaald zou worden door een koerier en/of dat de pincode gewijzigd of vernieuwd moest worden en daarbij gevraagd wat de oude pincode was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
7.
hij in de periode van 19 april 2020 tot en met 14 september 2021 in Nederland niet-openbare gegevens, te weten lijsten van persoonsgegevens, te weten: geslacht en initialen en namen en geboortedata en woonadressen en e-mailadressen en telefoonnummers en bankrekeningnummers, van 3864 personen (1000 personen geboren tussen 20 januari 1945 en 1 januari 1962; en 500 personen geboren tussen 13 januari 1940 en 30 december 1950; en 979 personen geboren tussen 4 januari 1935 en 20 november 1960; en 106 personen geboren tussen 14 januari 1949 en 6 september 1949; en 1299 personen geboren tussen 20 maart 1936 en 14 januari 2000) op een Apple Iphone 12Pro (B.2.3.2.1)
voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, ten tijde van het voorhanden krijgen van deze gegevens redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze door misdrijf waren verkregen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

6.Strafbaarheid feiten

6.1.
Ten aanzien van de feiten 1 en 4
6.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde witwassen van geldbedragen, cryptovaluta en luxe goederen (feiten 1 en 4) dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat de kwalificatie-uitsluitingsgrond van toepassing is. Indien de feiten worden bewezen verklaard, is aannemelijk dat deze voorwerpen afkomstig zijn uit een door de verdachte zelf begaan misdrijf. Omdat in dat geval slechts kan worden bewezen dat de verdachte deze voorwerpen verworven of voorhanden heeft gehad en er geen sprake is van een verhullingshandeling, kunnen die gedragingen niet als witwassen als bedoeld in artikel 420bis, eerste lid, Sr worden gekwalificeerd.
Ten aanzien van feit 1
Van de door de verdediging geschetste situatie is hier geen sprake.
Ten aanzien van de bewezenverklaarde 1,8260 bitcoins geldt dat de rechtbank heeft bewezenverklaard dat de verdachte verbergings-/verhullingshandelingen heeft verricht.
Uit de bewijsmiddelen volgt daarnaast dat het bewezen verklaarde geldbedrag, dat uit de bankhelpdeskfraude afkomstig is, is uitgegeven aan (luxe) goederen en cryptovaluta. De verdachte heeft dat geldbedrag dus overgedragen, omgezet en/of daarvan gebruik gemaakt en niet ‘enkel verworven of voorhanden gehad’.
Het verweer wordt verworpen.
Ten aanzien van feit 4
Met de door de verdachte (mede)gepleegde oplichtingen is geld buitgemaakt. Dat geld is nadien omgezet, want daarmee zijn de luxe goederen en bitcoins gekocht die op de tenlastelegging worden vermeld. Deze voorwerpen zijn dus ‘middellijk’ afkomstig uit eigen misdrijf. De kwalificatie-uitsluitingsgrond gaat niet op in gevallen waarin sprake is van het verwerven en/of voorhanden hebben van voorwerpen die ‘middellijk’ afkomstig zijn uit een door de verdachte zelf begaan misdrijf. Het verweer wordt om die reden verworpen.
6.2.
De bewezen feiten leveren op:
1.
medeplegen van, van het plegen van witwassen een gewoonte maken;

2.

medeplegen van computervredebreuk, meermalen gepleegd;

3.

medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;

4.

witwassen;

5.
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
6.
medeplegen van poging tot oplichting, meermalen gepleegd;
7.
niet-openbare gegevens voorhanden hebben, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van deze gegevens redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze door misdrijf zijn verkregen, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf

8.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich gedurende een periode van vijf maanden samen met anderen in georganiseerd verband schuldig gemaakt aan het plegen van bankhelpdeskfraude en twee pogingen daartoe. In ieder geval zes personen en twee banken zijn daarvan het slachtoffer geworden en daarbij opgelicht voor een totaalbedrag van ruim € 250.000,-. De verdachte en zijn medeverdachten hebben doelbewust mensen van veelal hoge leeftijd uitgezocht als doelwit van hun frauduleuze praktijken. Zij maakten daarbij gebruik van illegaal verkregen lijsten met persoonsgegevens (leads), soms gesorteerd op leeftijd. De gebelde slachtoffers werd wijsgemaakt dat hun banktegoed gevaar liep en op slinkse en geraffineerde wijze werden zij gemanipuleerd om hun bankpas, pincode en digipas of scanner af te geven. De bankrekeningen van de slachtoffers werden vervolgens zo snel mogelijk leeggehaald door te pinnen bij de dichtstbijzijnde geldautomaat, de bankpas te gebruiken voor het aankopen van luxe merkartikelen of geld door te sluizen naar verschillende bitcoinaccounts. De fraudeconstructie was professioneel opgezet en core business voor de verdachte. Het dossier bevat concrete aanwijzingen dat het onderhavige aantal slachtoffers slechts een fractie is van het daadwerkelijke aantal gedupeerden van de door de verdachte en zijn medeverdachten gepleegde bankhelpdeskfraudes.
De rechtbank rekent de verdachte zijn berekenende, doortrapte en enkel op geld beluste handelen ernstig aan.
De verdachte en zijn medeverdachten hebben moedwillig misbruik gemaakt van het gewekte vertrouwen bij kwetsbare slachtoffers, door hen te overrompelen met een leugen en zo uit hun evenwicht te brengen. Zij kozen hun slachtoffers uit op hun hoge leeftijd. Zij hebben zodoende niet alleen het geld van de slachtoffers afgenomen -in sommige gevallen hadden de slachtoffers niets meer op hun bankrekeningen staan en konden zij zelfs geen boodschappen meer doen-, maar ook hun zelfvertrouwen en gevoel van veiligheid en vertrouwen in de medemens in ernstige mate aangetast, zoals blijkt uit de aangiftes van de slachtoffers. Verder hebben veel slachtoffers verklaard dat het handelen door de verdachte en zijn mededaders voor gevoelens van schaamte, stress en angst hebben gezorgd.
Daarnaast is bankhelpdeskfraude een misdrijf dat het vertrouwen ondermijnt dat rekeninghouders in het algemeen in het betalingsverkeer en het bankwezen mogen hebben. Dit vertrouwen is van groot belang voor het maatschappelijk en economisch verkeer. Ook leidt bankhelpdeskfraude tot hoge kosten voor de banken. De verdachte heeft zich niet bekommerd om de gevolgen van zijn handelen, maar alleen gedacht aan zijn eigen financiële gewin: een makkelijke manier om snel aan veel geld te komen om een luxe leventje met dure kleding en spullen te bekostigen. Door te zwijgen en geen antwoord te geven op vragen, zowel van de politie als de rechtbank op de zitting, heeft de verdachte bovendien geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 7 februari 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor vermogensdelicten, zij het niet in de afgelopen vijf jaren.
8.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft twee rapporten over de verdachte opgemaakt, gedateerd 1 februari en 23 maart 2022 en twee voortgangsverslagen, gedateerd 7 april 2023 en 13 maart 2024. De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud van deze rapporten.
In het eerstgenoemde reclasseringsrapport heeft de reclassering gerapporteerd dat uit het dossier veel zorgen naar voren komen. De verdachte leeft ondanks de inzet van de jeugdreclassering en diverse hulpverleningsinstanties al jarenlang zonder structurele vorm van dagbesteding en zonder inkomen en die trajecten hebben niet voldoende bijgedragen aan gedragsverandering en het beperken van risico’s. Ook is er sprake van een negatief sociaal netwerk. Verder baren houding en het gedrag van de verdachte zorgen. In het verleden werd psychische problematiek aangetoond door het NIFP, maar die diagnostiek is verouderd en omdat de verdachte niet voldoende wilde meewerken aan een NIFP-onderzoek in 2020, is er geen duidelijk beeld van zijn persoonlijkheid. Omdat de verdachte onvoldoende ontvankelijk lijkt voor gedragsverandering en geen inzicht geeft in zijn gedrag, worden geen mogelijkheden gezien om door middel van voorwaarden te werken aan
beheersing van de risico's.
De reclassering heeft in het meest recente voortgangsverslag gerapporteerd dat de verdachte zich goed heeft gehouden aan de schorsingsvoorwaarden, behoudens het feit dat hij moeite had met het op tijd op afspraken verschijnen, en inmiddels een dagbesteding en inkomen heeft. Hij werkt 24 uur per week als ZZP-er voor een uitzendbureau. Verder volgt hij een cursus om te leren over de cryptohandel. Hij woont bij zijn ouders en heeft geen schulden.
8.4.
Strafmaatverweer verdediging
De verdediging heeft verzocht om in strafverminderende zin mee te wegen dat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn met zes maanden.
Daarnaast is sprake van schending van artikel 8 van het EVRM, omdat de politie aan meerdere contactpersonen van de verdachten een bericht heeft gestuurd dat zij personen had aangehouden wegens bankhelpdeskfraude en daarbij foto’s van goederen die onder de verdachten in beslag zijn genomen, heeft meegestuurd en in een persbericht van het openbaar ministerie heeft getoond. Er was geen wettelijke grondslag voor deze daderpreventieactie. Zodoende heeft de politie de privacy van de verdachte geschonden. Dit levert een vormverzuim op als bedoeld in art. 359a Sv, dat tot strafvermindering dient te leiden.
8.5.
Conclusies van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat vanwege de aard, ernst en duur van de bewezen verklaarde feiten niet kan worden volstaan met een andere straf dan een gevangenisstraf van forse duur. Daarbij wegen het doelbewust kiezen van kwetsbare slachtoffers, de doortrapte werkwijze, de professioneel opgezette fraude en de omvang van de schade zwaar mee.
Redelijke termijn
Op grond van artikel 47 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie en artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden dient een verdachte binnen een redelijke termijn te worden berecht. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdediging op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
De redelijke termijn is in de onderhavige zaak aangevangen op 14 september 2021, de dag waarop de verdachte is aangehouden. Dat betekent dat het eindvonnis ruim tweeëneenhalf jaar na aanvang van de redelijke termijn is gewezen. De rechtbank is evenwel van oordeel dat in deze zaak sprake is geweest van bijzondere omstandigheden, die de overschrijding van de redelijke termijn rechtvaardigen. Het betreft een omvangrijke zaak met meerdere verdachten en waarin mede op verzoek van de verdediging veel getuigen zijn gehoord.
Dit betekent dat de redelijke termijn niet is geschonden.
De rechtbank houdt wel in licht strafverminderende zin rekening met het tijdsverloop sinds de aanhouding van de verdachte.
Schending privacy
Voor toepassing van strafvermindering op grond van artikel 359a Sv is vereist dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim, dat de verdachte door dat vormverzuim daadwerkelijk nadeel heeft ondervonden en dat strafvermindering ook in het licht van het belang van het geschonden voorschrift en de ernst van het verzuim gerechtvaardigd is. Het moet dus gaan om een voldoende ernstig vormverzuim dat concreet de belangen van de verdachte in de strafzaak heeft aangetast.
Uit het proces-verbaal ‘Verantwoording daderpreventie actie’ blijkt dat de politie op 19 oktober 2021 met een telefoon van de politie aan totaal 15 contactpersonen van de verdachten een bericht heeft gestuurd. Dat bericht hield in dat de politie zes jongens en vier meisjes, die de contactpersoon kende, had aangehouden wegens ‘het belazeren van kwetsbare ouderen’, en eindigde met de zin ‘weet met wie je omgaat, want de politie treedt hard op tegen babbeltrucs; of je nou belt met een alias, een pinpasje ophaalt of één keer pint voor iemand anders’. Het doel hiervan was volgens het proces-verbaal (dader)preventie van deze specifieke groep personen, die waarschijnlijk op de hoogte waren van de strafbare feiten. Daarnaast was het doel om te laten zien dat de politie op de hoogte is van dit soort vormen van fraude en oplichting. Bij het bericht zijn foto’s van onder de verdachten in beslag genomen voorwerpen toegevoegd. De officier van justitie heeft aangevoerd dat deze daderpreventieactie was gegrond op artikel 3 van de Politiewet 2012.
De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat de daderpreventieactie onrechtmatig is geweest. Daarbij komt dat, indien en voor zover er wel sprake zou zijn een vormverzuim, dit niet tot strafvermindering leidt, omdat niet is gebleken dat de verdachte enig nadeel van de daderpreventieactie heeft ondervonden. De inhoud van het politiebericht bevat geen gegevens die te herleiden zijn naar de persoon van de verdachte en hetzelfde geldt voor de foto’s die met het bericht zijn meegestuurd. Op de foto’s waren veelvoorkomende en bekende merkkleding en accessoires te zien, zonder specifieke, naar de verdachte te herleiden kenmerken. Dit strafmaatverweer wordt dan ook verworpen.
Gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en omdat de verdachte van een bankhelpdeskfraude wordt vrijgesproken, komt de rechtbank tot een lagere strafoplegging dan de officier van justitie heeft geëist.
Alles afwegend acht de rechtbank het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren passend en geboden.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de voorlopige hechtenis te schorsen, zoals de raadsman heeft verzocht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

9.In beslag genomen voorwerpen

9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de op de beslaglijst (van 11 maart 2024) vermelde
kleding, schoenen, accessoires en sieraden (alle voorwerpen vermeld op blz. 1 en 2 met uitzondering van de Apple MacBook pro) en cryptovaluta (nrs. 44, 45 en 46) verbeurd te verklaren en de iPhone 12 en Apple MacBook pro te onttrekken aan het verkeer.
9.2.
Beoordeling
De in beslag genomen voorwerpen behoren aan de verdachte toe.
De kleding, schoenen, accessoires, sieraden en cryptovaluta zijn geheel of grotendeels verkregen uit de door hem (mede)gepleegde, bewezen verklaarde feiten. Deze voorwerpen zullen daarom worden verbeurd verklaard.
De in beslag genomen iPhone 12 bevatten gegevens die zijn gebruikt bij het plegen van de feiten, zoals lijsten met persoonsgegevens. Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet en het algemeen belang en zij kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke feiten. De telefoon zal daarom worden onttrokken aan het verkeer.
Ten aanzien van de Apple MacBook pro zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte, nu niet is komen vast te staan dat dit voorwerp verband houdt met de bewezen verklaarde feiten.

10.Vorderingen benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregelen

10.1.
Benadeelde partijen
Als benadeelde partijen hebben zich ter zake van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten in het geding gevoegd:
a. a) de Volksbank N.V. (hierna ook: de Volksbank), tevens handelende onder de naam SNS, gevestigd te Utrecht
De Volksbank vordert een bedrag van € 55.163,- aan materiële schade, bestaande uit:
-schadeloosstelling van de slachtoffers [slachtoffer 1] (€ 19.440,-) en [slachtoffer 2]
(€ 34.523,-);
-onderzoekskosten ten bedrage van € 1.200,-.
b) [slachtoffer 1] , wonende te Groningen
[slachtoffer 1] vordert een bedrag van € 700,- aan immateriële schade.
c) Coöperatieve Rabobank U.A. (hierna ook: Rabobank), gevestigd te Utrecht
Rabobank vordert een bedrag van € 263.975,- aan materiële schade, bestaande uit:
-schadeloosstelling van de slachtoffers [slachtoffer 3] (€ 5.000,-), [slachtoffer 4]
(€ 5.000,-), [slachtoffer 5] (€ 19.720,-), [slachtoffer 6] (€ 33.500,-), [slachtoffer 7] (€ 189.338,-) en [slachtoffer 8] (€ 11.417,-);
- onderzoekskosten ten bedrage van € 720,-.
d) [naam 24] , nabestaande van het slachtoffer [slachtoffer 5]
[naam 24] vordert een bedrag van € 500,- aan immateriële schade en € 439,74 aan proceskosten.
10.2.
Beoordeling
Ad a) de Volksbank
De verdachte is vrijgesproken van de ten laste gelegde oplichting van het slachtoffer [slachtoffer 1] , waaruit de gevorderde schade van € 19.440,- zou zijn ontstaan. De Volksbank wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard in dit deel van de vordering.
De Volksbank heeft gemotiveerd en met stukken onderbouwd dat zij als gevolg van de bewezen verklaarde oplichting van het slachtoffer [slachtoffer 2] rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 34.523,-, doordat zij het slachtoffer schadeloos heeft gesteld. Dit bedrag wordt daarom toegewezen.
De rechtbank is van oordeel dat ook de post ‘onderzoekskosten’ voor toewijzing in aanmerking komt. Uit de toelichting is voldoende duidelijk waar het onderzoek door de Volksbank uit heeft bestaan en het opgevoerde aantal uren per zaak en uurtarief komen de rechtbank niet onredelijk voor. Omdat het gevorderde bedrag van € 1.200,- ziet op onderzoekskosten die zijn gemaakt in twee zaken, te weten de zaak [naam 25] en [slachtoffer 2] , en de verdachte in de eerstgenoemde zaak is vrijgesproken, zal de helft van het gevorderde bedrag, € 600,-, worden toegewezen,
In totaal zal dus een bedrag van € 35.123,- worden toegewezen.
De Volksbank heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente over € 17.261,50 vanaf 28 mei 2021, over € 17.261,50 vanaf 17 september 2021 en over € 600,- vanaf 23 april 2021, de datum waarop de Volksbank aangifte heeft gedaan.
Nu de vordering van de Volksbank (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de Volksbank gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Ad b) [slachtoffer 1]
Omdat de verdachte is vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten, die zien op de bankhelpdeskfraude waar [slachtoffer 1] het slachtoffer van is geworden en waaruit de door hem gevorderde schade zou zijn ontstaan, wordt [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in zijn vordering verklaard.
Nu [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal hij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
Ad c) Rabobank
Rabobank wordt niet-ontvankelijk verklaard in de vorderingen ter zake van schadeloosstelling van de slachtoffers [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 8] wegens oplichting, omdat die oplichtingen niet aan de verdachte zijn ten laste gelegd.
Rabobank heeft gemotiveerd en met stukken onderbouwd dat zij als gevolg van de bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 242.558,-, doordat zij de slachtoffers [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] schadeloos heeft gesteld. Dit bedrag wordt daarom toegewezen.
Ook de post ‘onderzoekskosten’ komt voor toewijzing in aanmerking. Rabobank heeft voldoende onderbouwd welke verrichtingen er hebben plaatsgevonden om de geleden schade te herstellen. Verder komt het opgevoerde bedrag van € 120,- per zaak de rechtbank niet onredelijk voor. Omdat schadevergoeding wordt toegewezen in vier dossiers is aan onderzoekskosten een bedrag van € 360,- (3x € 120,-) toewijsbaar.
In totaal zal dus een bedrag van € 242.918,- worden toegewezen.
Rabobank heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente over:
-€ 33.500,- vanaf 14 mei 2021;
-€ 189.338,- vanaf 26 juli 2021;
-€ 19.720,- vanaf 9 augustus 2021;
-€ 360,- vanaf 16 juli 2021 (de datum waarop Rabobank aangifte heeft gedaan).
Nu de vordering van Rabobank (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door Rabobank gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Ad d) [naam 24]
De rechtbank stelt vast dat uit de overgelegde stukken genoegzaam is gebleken dat [naam 24] gerechtigd is om als erfgenaam van [slachtoffer 5] de vordering in te dienen.
[naam 24] heeft een vergoeding van immateriële schade wegens nadelige, psychische gevolgen gevorderd. Art. 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek geeft een limitatieve opsomming van gevallen waarin deze bepaling recht geeft op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen, te weten onder meer in geval van aantasting in de persoon op andere wijze, waarvan in ieder geval sprake is indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. De vordering van [naam 24] is hierop gebaseerd.
Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in art. 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
[naam 24] heeft in zijn vordering naar voren gebracht dat [slachtoffer 5] als gevolg van de bankhelpdeskfraude last had van stress en spanning en dat zijn vertrouwen in de medemens was geschaad. Hij heeft geen objectief bewijs geleverd voor het gestelde psychisch letsel. Naar het oordeel van de rechtbank is in het onderhavige geval echter sprake van een situatie waarin de aard en de ernst van de normschendingen door de verdachte en zijn mededaders meebrengen dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor [slachtoffer 5] zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in persoon op andere wijze. Er is immers sprake van een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer. De verdachte en zijn mededaders hebben bewust slachtoffers op leeftijd gekozen en op een zeer geraffineerde wijze misbruik gemaakt van deze kwetsbare personen. Zij hebben de slachtoffers voorgelogen dat zij financieel gevaar liepen en zij als bankmedewerkers degenen waren die hen daarbij konden helpen. Zij hebben soms lang met de slachtoffers aan de telefoon gezeten, ook in het geval van [slachtoffer 5] , en op hen ingepraat om hun vertrouwen te winnen en de pincode te bemachtigen en ze zijn bij de slachtoffers thuis de bankpassen gaan ophalen. Uit hun verklaringen bij de rechter-commissaris blijkt dat vrijwel alle slachtoffers, net als [slachtoffer 5] , nadelige, psychische gevolgen ondervinden van de feiten, zoals stress, angst, slapeloosheid, nervositeit, schaamte en wantrouwen. De geleden immateriële schade komt dan ook voor vergoeding in aanmerking. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank vergoeding van een bedrag van € 500,00 aan immateriële schade billijk.
Het gevorderde bedrag zal dus worden toegewezen.
De opgevoerde kosten van € 439,74 houden rechtstreeks verband met de bewezen feiten en zijn voldoende onderbouwd. De rechtbank zal dit bedrag daarom ook toewijzen.
In totaal zal dus een bedrag van € 939,74 worden toegewezen.
[naam 24] heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente over € 939,74 vanaf 24 juni 2021.
Nu de vordering van [naam 24] zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door [naam 24] gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Hoofdelijke aansprakelijkheid (ter zake van a, c en d)
Nu de verdachte de strafbare feiten, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met zijn mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover een mededader een benadeelde partij betaalt, is de verdachte in zoverre jegens die benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
Schadevergoedingsmaatregel (ter zake van a, c en d)
De rechtbank acht oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sr passend en geboden.
Anders dan de raadsman heeft bepleit, zal de schadevergoedingsmaatregel ook worden opgelegd inzake de toegewezen vorderingen van de Volksbank en Rabobank. Het gaat hier weliswaar om professionele banken die in staat moeten worden geacht met eigen incassomogelijkheden hun vorderingen op de verdachte en de medeverdachten te verhalen, maar de wetsgeschiedenis en de jurisprudentie geven geen aanleiding om de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel te beperken tot natuurlijke personen of (rechts)personen die die mogelijkheid niet hebben. In deze zaak weegt de rechtbank mee dat het grootste deel van hun vorderingen ziet op de schade die hun klanten, natuurlijke personen, hebben geleden. Als deze klanten afzonderlijk hun vorderingen hadden ingediend, had oplegging van de schadevergoedingsmaatregel waarschijnlijk niet ter discussie gestaan. Ook is van belang dat de banken terugbetaling vorderen van de kosten die zijn gemaakt om de schade van de klanten te vergoeden. De banken zijn tot dit laatste niet verplicht, zij hebben dit uit coulance gedaan. Daardoor hebben de slachtoffers in deze zaak op korte termijn hun verdwenen banktegoeden vergoed gekregen en hebben zij niet hoeven wachten op de uitkomst van deze zaak. Ook hoefden zij niet meer zelf een vordering in te stellen en is hen het daarmee gepaarde papierwerk bespaard gebleven. Wanneer de banken deze tegoeden zelfstandig zouden moeten terugvorderen bij verdachten van dergelijke misdrijven, neemt die bereidheid tot coulancevergoedingen in de toekomst wellicht af. De rechtbank acht dat onwenselijk.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 33b, 36b, 36c, 36f, 45, 47, 57, 138ab, 139g, 140, 326, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.

12.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

13.Beslissing

De rechtbank:
verklaart de dagvaarding geldig;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist en aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de feiten 1 t/m 5: de kleding, schoenen, accessoires en sieraden (alle voorwerpen vermeld op blz. 1 en 2 met uitzondering van de Apple MacBook pro) en cryptovaluta (nrs. 44, 45 en 46);
- verklaart de iPhone 12 onttrokken aan het verkeer;
- gelast de teruggave aan verdachte van de Apple MacBook pro;
Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde partij 1] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt en begroot deze kosten op nihil;
Ten aanzien van de benadeelde partij de Volksbank N.V.
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader(s), des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
de Volksbankte betalen een bedrag van
€ 35.123,00 (zegge: vijfendertigduizend honderdendrieëntwintig euro) aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 17.261,50 vanaf 28 mei 2021, over € 17.261,50 vanaf 17 september 2021 en over € 600,- vanaf 23 april 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij de Volksbank niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de Volksbank te betalen
€ 35.123,00 (hoofdsom, zegge: vijfendertigduizend honderdendrieëntwintig euro), vermeerderd met de wettelijke rente over € 17.261,50 vanaf 28 mei 2021, over € 17.261,50 vanaf 17 september 2021 en over
€ 600,- vanaf 23 april 2021 tot aan de dag der algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 35.123,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
46 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
Ten aanzien van de benadeelde partij Coöperatieve Rabobank U.A.,
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader(s), des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
Rabobankte betalen een bedrag van
€ 242.918,00 (zegge: tweehonderdtweeënveertig- duizendnegenhonderdachttien euro)aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 33.500,- vanaf 14 mei 2021, € 189.338,- vanaf 26 juli 2021,
€ 19.720,- vanaf 9 augustus 2021 en € 360,- vanaf 16 juli 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij Rabobank niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de Rabobank te betalen
€ 242.918,00 (zegge: tweehonderdtweeënveertig- duizendnegenhonderdachttien euro), vermeerderd met de
wettelijke rente over € 33.500,- vanaf 14 mei 2021, € 189.338,- vanaf 26 juli 2021,
€ 19.720,- vanaf 9 augustus 2021 en € 480,- vanaf 16 juli 2021 tot aan de dag der algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 242.918,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
318 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader(s), des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2] te betalen een bedrag
van € 439,74 (zegge: vierhonderdnegenendertig euro en vierenzeventig cent)aan materiële schade en
€ 500,00 (zegge: vijfhonderd euro)aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 939,74 vanaf 24 juni 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 2] te betalen
€ 939,74 (zegge: negenhonderdnegenendertig euro en vierenzeventig cent), vermeerderd met de wettelijke rente over € 939,74 vanaf 24 juni 2021 tot aan de dag der algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 939,74 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
1 dag; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
Ten aanzien van de benadeelde partijen de Volksbank, Rabobank en [benadeelde partij 2]
verstaat dat betaling aan een benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader/mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van die benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partijen de Volksbank, Rabobank en [benadeelde partij 2] gemaakt, tot op heden aan de zijde van alle drie benadeelde partijen begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Franken, voorzitter,
en mrs. T.M. Riemens en R.H. Kroon, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Aagaard, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 30 mei 2024.
Bijlage I
Tekst nader omschreven tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 maart
2021 (zaak Volksbank, aangever [aangever 1] ) tot en met 13 september 2021,
te Groningen, Paterswolde, Huizen, Hoogeveen, Amsterdam,
Woordeloos, Grou, Wergea en/of te Almere, althans in Nederland
(telkens)
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
van een of meer voorwerp(en) te weten
cryptovaluta (ongeveer 1,91884 bitcoin (zaak Grou, zijnde het totaal van
0,03283 bitcoin en/of 0,06001 bitcoin en/of 1,8260 bitcoin) en/of
14,6 Ethereum (zaak Diatomiet) en/of
(tenminste) 260.568 euro (zijnde 36.847 euro zaak Volksbank, aangever
[aangever 1] , en/of 14.663 euro zaak Volksbank, aangeefster [aangeefster 1] ,
en/of 19.720 euro, zaak Woordeloos, en/of 189.338 euro, zaak Grou,
en/of 33.500 euro, zaak Diatomiet), althans één of meerdere
geldbedragen,
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de
vervreemding
en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft
verborgen en/of
verhuld wie de rechthebbende op voornoemd(e) voorwerp (en)
was/waren en/of
heeft verborgen en/of verhuld wie voornoemd(e) voorwerp (en)
voorhanden heeft/hebben gehad
en/of
(een) voorwerp (en), te weten de/het zojuist benoemde voorwerp(en),
heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of
omgezet en/of van voornoemd(e) voorwerp (en) gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s),
wist(en), althans redelijkerwijs had(den) kunnen vermoeden,
dat/die voorwerp (en)
- onmiddellijk of middellijk — afkomstig was/waren uit
enig(e) misdrijf/misdrijven,
en
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 maart
2021 (zaak Volksbank, aangifte [aangever 1] ) tot en met 14 september 2021,
te Groningen, Paterswolde, Huizen, Apeldoorn, Hoogeveen, Amsterdam,
Noordeloos, Grou, Wergea en/of Almere, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk en wederrechtelijk in (een) (gedeelte van) één of
meer
geautomatiseerd(e) werk(en), te weten
- een server en/of netwerk van een bank en/of
- een server en/of netwerk in gebruik bij een bank en/of
- een netwerk en/of een server die de bancaire omgeving host van J.R.
[aangever 1] en/of [aangeefster 1] en/of [aangever 2] en/of [aangeefster 3]
en/of [aangever 3] ,
is/zijn binnengedrongen, doordat verdachte en/of zijn
mededader(s) (telkens)
met behulp van één of meerdere (verkregen) pincode(s) en/of
inloggegevens
(toebehorende aan die [aangever 1] en/of [aangeefster 1] en/of [aangever 2]
en/of [aangeefster 3] en/of [aangever 3] ) (behorende bij bankrekening(en)
van die [aangever 1] en/of [aangeefster 1] en/of [aangever 2] en/of
[aangeefster 3] en/of [aangever 3] )
en/of behorende bij één of meer andere bankrekening(en) van één of
meer andere
perso(o)n(en) dan verdachte en/of zijn mededader(s)
is/zijn ingelogd op voornoemde geautomatiseerd(s) werk(en), en
(vervolgens)
- binnen die geautomatiseerde werken overboekingen heeft/hebben
verricht (van spaar- naar betaalrekening) en/of
- de opnamelimiet van (een) (betaal/bank) rekening(en) heeft/hebben
verhoogd en/of
- vanaf (die) (betaal/bank)rekening(en) betaling(en) heeft/hebben
verricht en/of
- vanaf (die) (betaal/bank)rekening(en) pinopnames heeft/hebben
verricht;
3.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 maart
2021 (zaak Volksbank, aangifte [aangever 1] ) tot en met 14 september 2021,
te Groningen, Paterswolde, Huizen, Apeldoorn, Hoogeveen, Amsterdam,
Uden, Noordeloos, Wergea en/of Almere, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen
(telkens) door het aannemen van een valse naam en/of een valse
hoedanigheid en/of door één of meer listige kunstgrepen en/of door een
samenweefsel van verdichtsels
a. [aangever 1] (geboren in 1943) en/of [aangeefster 1] (geboren in
1943) en/of [aangeefster 2] (geboren 1940) en/of [aangever 2]
(geboren in 1940) en/of [aangever 3] en/of
b. de Volksbank en/of SNS Bank en/of Rabobank en/of één of meer
andere bank(en)
(telkens) heeft/hebben bewogen tot de afgifte van
ad a. bankpas (sen) en/of digipas(sen) en/of (Rabo-)scanner(s) en/of
pincode(s) en/of inloggegeven(s) en/of
ad b. één of meer geldbedrag(en),
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) met
vorenomschreven oogmerk zakelijk weergegeven- valselijk en/of listiglijk
en/of
bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid meermalen, althans éénmaal,
(telkens)
ad a. voornoemde bankpas(sen), digipas(sen) en of (Rabo-)scanner(s)
en/of pincode(s) en/of inloggegeven(s) onder valse voorwendselen
verworven door zich voor te doen als (een) bonafide
bankmedewerker(s), waardoor die [aangever 1] , [aangeefster 1] ,
[aangeefster 2] , [aangever 2] en/of [aangever 3] werden bewogen tot
bovenomschreven afgifte, en/of
en/of (vervolgens)
ad b. met die goederen en/of gegevens op de bankrekening(en) ingelogd
als zijnde hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) die [aangever 1] ,
[aangeefster 1] , [aangeefster 2] , [aangever 2] en/of [aangever 3] , en/of
(vervolgens) (digitaal) één of meerdere goederen en/of cryptovaluta
aangekocht/betaald en/of pinopnames verricht, waardoor de Volksbank
en/of SNS Bank en/of Rabobank en/of één of meer andere bank(en)
werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
4.
hij op of omstreeks 14 september 2021 te Almere, althans in Nederland,
voorwerpen, te weten
- één of meer schoen(en) (Dior, Balenciaga, Gucci, Prada, Gucci slippers)
en/of
- ( luxe) kleding (Dior, Louis Vuitton, Gucci, Balenciaga, Prada, Balmain,
Moncler) en/of
- één of meer riem(en) (Gucci, Louis Vuitton) en/of
- één of meer tas(sen) (Louis Vuitton) en/of
- één of meer hoedje(s) en/of petje(s) (Gucci) en/of
- een luxe bril (Louis Vuitton)en/of
- sieraden (waaronder een Rolex horloge en een Cartier ring),
heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of
omgezet en/of van voornoemde voorwerpen gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat
die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk -
afkomstig waren uit enig misdrijf;
5.
hij in of omstreeks de periode van 10 mei 2021 (zaak Veenendaal) tot en
met 14 september 2021
te Almere en/of diverse andere plaatsen, althans in Nederland,
(telkens) heeft deelgenomen aan een organisatie die werd gevormd door
hem,
verdachte,
en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 3]
en/of één of meer anderen,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van bankhelpdeskfraude
bestaande
uit misdrijven, te weten (onder meer)
- het plegen van computervredebreuk (artikel 138ab Wetboek van
Strafrecht) en/of
- het plegen van oplichting (artikel 326 Wetboek van Strafrecht) en/of
- het plegen van witwassen (artikel 420bis Wetboek van Strafrecht);
6.
hij op of omstreeks 2 juli 2021 (zaak Papendrecht) en/of 13 september
2021
te Papendrecht en/of ’t Zand, gemeente Schagen en/of te Almere,
althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, telkens,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s)
voorgenomen
misdrijf om
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid
en/of door één of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel
van
verdichtsels,
(een) perso(o)n(en) ( [aangeefster 4] , geboren in 1944, en/of [aangever 4]
, geboren in 1949),
te bewegen tot de afgifte van enig goed en/of het ter beschikking stellen
van gegevens, te weten zijn/haar bankpas en/of Digi-kastje en/of
zijn/haar pincode,
voornoemde perso(o)n(en) heeft/hebben gebeld en/of zich voorgedaan
als bankmedewerker
16 van 1810-203333-21/102136384-WTOlOl
en/of gezegd dat de bankpas geblokkeerd moest worden en/of dat de
bankpas nog diezelfde dag opgehaald zou worden door een koerier
en/of dat een
afspraak gemaakt zou worden om een nieuwe bankpas aan te vragen
en/of dat de
pincode gewijzigd of vernieuwd moest worden en daarbij gevraagd wat
de oude
pincode was,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
7.
hij op één of meerdere tijdstip (pen) in de periode van 19 april 2020 tot en
met 14 september 2021
te Almere, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
niet-openbare gegevens, te weten
(een) lijst(en) van persoonsgegevens, te weten: geslacht en/of initialen
en/of namen en/of geboortedata en/of woonadressen en/of
e-mailadressen en/of telefoonnummers en/of bankrekeningnummers,
van
- 3864 personen (1000 personen geboren tussen 20 januari 1945 en 1
januari 1962; en/of
500 personen geboren tussen 13 januari 1940 en 30 december 1950;
en/of 979 personen geboren tussen 4 januari 1935 en 20 november 1960;
en/of 106 personen geboren tussen 14 januari 1949 en 6 september 1949;
en/of 1299 personen geboren tussen 20 maart 1936 en 14 januari 2000)
op een Apple Iphone 12Pro (B.2.3.2.1) en/of
- 1262 personen (geboren tussen 1 januari 1940 en 27 december 1952),
op een Apple Iphone 11 (B.2.3.4.1)
a. heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte
en/of zijn mededader(s), ten tijde van de verwerving en/of het
voorhanden krijgen van deze gegevens wist(en) of redelijkerwijs
had (den) moeten vermoeden dat deze door misdrijf waren verkregen,
en/of
b. ter beschikking van een ander heeft gesteld, aan een ander bekend
heeft gemaakt of uit winstbejag voorhanden heeft gehad of heeft
gebruikt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs
moest(en) vermoeden dat het door misdrijf verkregen gegevens betreft.