ECLI:NL:RBROT:2024:5789

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
21 juni 2024
Zaaknummer
10-162915-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Organized bank helpdesk fraud targeting elderly victims resulting in multiple convictions

In de zaak tegen de verdachte, die betrokken was bij een omvangrijke bankhelpdeskfraude, heeft de rechtbank Rotterdam op 30 mei 2024 uitspraak gedaan. De verdachte, samen met medeverdachten, heeft gedurende een periode van vijf maanden ouderen als doelwit gekozen en hen op slinkse wijze gemanipuleerd om hun bankgegevens te verkrijgen. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en verwierp het verweer van de verdediging over de overschrijding van de redelijke termijn. De verdachte werd veroordeeld voor (poging tot) oplichting, computervredebreuk, witwassen, en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank legde een gevangenisstraf van drie jaar op, waarbij de ernst van de feiten en de kwetsbaarheid van de slachtoffers zwaar meegewogen werden. De rechtbank benadrukte dat de verdachte en zijn medeverdachten niet alleen financieel gewin nastreefden, maar ook het vertrouwen van de slachtoffers in de maatschappij ernstig hebben geschaad. De vorderingen van benadeelde partijen, waaronder de Volksbank en Rabobank, werden grotendeels toegewezen, en de rechtbank legde een schadevergoedingsmaatregel op. De verdachte werd ook hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade die door de fraude was veroorzaakt.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-162915-21
Datum uitspraak: 30 mei 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres],
raadsman mr. G.N. Weski, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 3 februari 2022, 19, 21 en 25 maart 2024 en 30 mei 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de vordering nadere omschrijving tenlastelegging, waarbij de oorspronkelijke opgave van de feiten als bedoeld in artikel 261, derde lid van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) op vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de nader omschreven tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdachte wordt -kort gezegd- verweten dat hij zich samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan meerdere bankhelpdeskfraudes (een vorm van oplichting waarbij, doorgaans oudere, slachtoffers worden gebeld door iemand die zich voordoet als medewerker van de bank) en daaraan gerelateerde feiten in de periode van 15 maart tot en met 14 september 2021. Aan hem zijn de volgende zeven feiten ten laste gelegd:
-het medeplegen van oplichting van vijf personen en een aantal banken (feit 3);
-het meermalen medeplegen van het binnendringen van een netwerk/server van een bank (feit 2);
-het medeplegen van witwassen van geldbedragen (totaal € 45.940,-) en cryptovaluta (feit 1);
-het witwassen van luxe goederen en € 950,- (feit 4);
-het medeplegen van twee pogingen tot oplichting (feit 6);
-het voorhanden hebben van niet-openbare (lijsten met) persoonsgegevens (‘leads’), terwijl hij tijdens het voorhanden krijgen wist dat deze uit misdrijf afkomstig waren (feit 7);
-deelname aan een criminele organisatie met de medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] (feit 5).

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J.M. Bonnes heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek van voorarrest.

4.Geldigheid dagvaarding feiten 2 en 3

4.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft onder verwijzing naar de uitspraak van de rechtbank Amsterdam (ECLI:NL:RBAMS:2022:36920) aangevoerd dat de dagvaarding nietig moet worden verklaard ten aanzien van de feiten 2 en 3. Het procesdossier is een onoverzichtelijk dossier dat bestaat uit verschillende zaaksdossiers. Het is een grote zoektocht welk zaaksdossier bij welk feit hoort. Verder blijkt uit de tekst van de tenlastelegging niet op welk feit de handelingen zien die de verdachte volgens het dossier zou hebben verricht. Het is daarom niet duidelijk waar de verdediging zich tegen dient te verweren.
4.2.
Beoordeling
Op grond van artikel 261 Sv behelst de dagvaarding een opgave van het feit dat ten laste wordt gelegd, met vermelding van tijd en plaats en van de omstandigheden waaronder het feit zou zijn begaan. De opgave van het feit moet duidelijk en begrijpelijk, niet innerlijk tegenstrijdig en voldoende feitelijk zijn, zodat het voor de verdachte, in combinatie met het onderliggende dossier, voldoende duidelijk is waartegen hij zich moet verdedigen.
De rechtbank is van oordeel dat de tenlastelegging, bezien in samenhang met het dossier, voldoende feitelijk en duidelijk is omschreven. Daarbij komt dat, anders dan in de door de verdediging aangehaalde uitspraak, de officier van justitie al in een vroeg stadium van het strafproces een schriftelijke toelichting heeft gegeven op de nadere omschrijving tenlastelegging en een bewijsmiddelenoverzicht heeft overgelegd, waaruit blijkt welke bewijsmiddelen zij ten aanzien van de verdachte per feit aanwezig acht en dus welke handelingen de verdachte ten aanzien van ieder feit wordt verweten. De verdachte heeft op basis hiervan kunnen weten waartegen hij zich diende te verdedigen. Uit de behandeling op de terechtzitting blijkt ook dat bij de verdachte geen onduidelijkheid heeft bestaan over hetgeen hem wordt verweten en met name ook niet waaruit de hem verweten gedragingen hebben bestaan. De dagvaarding voldoet dan ook aan de vereisten van artikel 261 lid 1 en 2 Sv. Het verweer wordt verworpen.
4.3.
Conclusie
De dagvaarding is geldig.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Inleiding
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt.
5.1.1.
Algemeen
De Volksbank (moederorganisatie van onder andere SNS) heeft op 23 april 2021 aangifte bij de politie gedaan van bankhelpdeskfraude. De Volksbank zag sinds januari 2021 een toename van het aantal meldingen van klanten die slachtoffer waren geworden van deze vorm van fraude. Op basis van die meldingen heeft zij geconstateerd dat de wijze waarop de bankhelpdeskfraude werd gepleegd in meerdere gevallen grote overeenkomsten vertoonde. Veel klanten hebben ook zelf aangifte van oplichting gedaan. Op 28 april 2021 is de politie gestart met een strafrechtelijk onderzoek (genaamd ‘Dwarsfluit’) naar deze fraudegevallen. Gedurende het onderzoek, op 16 juli 2021, heeft ook Rabobank bij de politie aangifte van bankhelpdeskfraude gedaan. In het voorafgaande jaar waren ook tientallen van haar klanten slachtoffer hiervan geworden.
5.1.2.
Modus operandi
Uit het dossier Dwarsfluit blijkt dat in een groot aantal gevallen van de tenlastegelegde bankhelpdeskfraudes sprake is van eenzelfde modus operandi met specifieke kenmerken. Deze modus operandi was als volgt.
Bankrekeninghouders werden gebeld door een persoon die zich voordeed als medewerker van de bank waar zij klant waren. Een vrouwelijke nepbankmedewerker van SNS stelde zich veelal voor als [naam 1] en van Rabobank als [naam 2], een mannelijke nepbankmedewerker van SNS als [naam 3] en van Rabobank als [naam 4]. Deze vier namen zijn namen van personen die daadwerkelijk bij de desbetreffende bank werken of hebben gewerkt. In meerdere gevallen belde de nepbankmedewerker met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] of was zichtbaar dat met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] werd gebeld. Laatstgenoemd nummer behoort toe aan de klantenservice van Rabobank.
De slachtoffers die werden gebeld, waren over het algemeen op hoge leeftijd. De nepbankmedewerker vertelde de slachtoffers dat was geconstateerd dat er een verdachte transactie plaatsvond vanaf hun bankrekening en dat criminelen mogelijk probeerden te frauderen met hun bankrekening (of woorden van gelijke strekking). De nepbankmedewerker belde om het geld van de klant veilig te stellen. De bankrekening zou worden geblokkeerd, waarna de slachtoffers een nieuwe bankpas zouden krijgen. De nepbankmedewerker vertelde de slachtoffers dat zij hun oude bankpas en SNS-digipas (hierna: ‘digipas’) of Rabo-scanner (hierna: ‘scanner’) in een envelop moesten doen en dat de envelop door een andere bankmedewerker bij hun woning zou worden opgehaald. De namen van de ophalers/koeriers die aan de slachtoffers werden doorgegeven, waren [naam 5], [naam 6], [naam 7], [naam 8], [naam 9] of [naam 10]. Ook hoorden de slachtoffers een code van letters en cijfers die de koerier ter verificatie aan hen moest doorgeven, voordat zij de envelop met bankpas en digipas of scanner aan de koerier zouden meegeven. Verder moesten de slachtoffers, nadat zij een piep door de telefoon hoorden, de pincode behorend bij hun huidige bankpas inspreken. Vervolgens werd bij de woning van het slachtoffer aangebeld door een andere persoon die zich als koerier van de bank voordeed en de cijfer- en lettercode doorgaf die het slachtoffer via de telefoon te horen had gekregen. In een aantal gevallen heeft de koerier de bankpas van het slachtoffer doorgeknipt, zonder daarbij de chip door te knippen, waardoor nog steeds pintransacties met de bankpas konden worden uitgevoerd. De nepbankmedewerker was vaak nog aan de telefoon met het slachtoffer op het moment dat de koerier aan de deur kwam.
Nadat de koerier de envelop met pinpas(sen) en digipas of scanner erin had opgehaald, vonden er vrijwel direct handelingen met de bankrekeningen van de slachtoffers plaats: er werd geld van de spaarrekening overgeboekt naar de lopende bankrekening, de opnamelimiet werd verhoogd, er werden grote contante geldbedragen opgenomen bij een geldautomaat en/of er werden met de bankpas van het slachtoffer luxe goederen gekocht bij exclusieve winkels (veelal in de P.C. Hooftstraat in Amsterdam), zoals Louis Vuitton, Prada en Gucci. In een aantal gevallen zijn met het geld van de slachtoffers bitcoins gekocht via bitcoinaccounts die op naam stonden van zogenoemde geldezels.
Op grond van de hiervoor beschreven modus operandi stelt de rechtbank vast dat elke bankhelpdeskfraude steeds door ten minste twee daders werd gepleegd. Er was in elk geval sprake van een nepbankmedewerker die belde (de beller), iemand die de pinpas en digipas of scanner ophaalde (de koerier) en een persoon die de geldbedragen opnam of de luxe goederen kocht (de pinner). Uit het dossier blijkt dat er vaak ook nog andere personen achter de schermen bezig geweest met het verhogen van de pinlimiet, het zoeken naar geschikte geldautomaten en het aansturen van al deze daders.
5.1.3.
Aanknopingspunten betrokkenheid dadergroep
Op 14 september 2021 zijn de verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [medeverdachte 3], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] door de politie aangehouden. Zij zijn vrienden dan wel bekenden van elkaar. [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] zijn zussen van elkaar.
Tijdens doorzoekingen in hun woningen en in een auto zijn onder de verdachten gegevensdragers in beslag genomen, zoals telefoons, USB-sticks en een laptop.
In de woning van de verdachte is een iPhone 12 in beslag genomen. Aan deze telefoon waren de volgende gegevens gekoppeld:
Apple ID: [accountnaam 1]
Account naam: [verdachte]
Accounts: [accountnaam 2], [accountnaam 3], [accountnaam 1]
Daarnaast is in de woning van [medeverdachte 2] een iPhone 11 in beslag genomen (goednr. B.2.3.4.1) waaraan dezelfde gegevens waren gekoppeld. De rechtbank concludeert op basis hiervan dat de verdachte ook de gebruiker was van voornoemde iPhone 11.
Op de iPhone 12 was de app snapchat gedownload. In deze app was ingelogd met het account ‘[account 1]’ en de weergavenaam van dit account was ‘[account 2]’. Op de iPhone 11 waren verschillende uitgaande snapchatberichten aanwezig, die afkomstig waren van het account "[account 1]". De rechtbank concludeert hieruit dat de verdachte de gebruiker was van het snapchataccount ‘[account 1]’.
Op de in beslag genomen gegevensdragers zijn zaken aangetroffen die direct zijn te relateren aan aangiftes van bankhelpdeskfraude in het dossier Dwarsfluit:
  • (groeps)snapchatgesprekken en whatsappgesprekken, waar één of meer van de verdachten deel van uitmaakten en die zijn gevoerd kort voor, tijdens of vlak na het plegen van een bankhelpdeskfraude. In die gesprekken werden gegevens met betrekking tot die fraude vermeld en gedeeld, zoals de naam en het adres van de aangever, een ophaalcode, pincode en een naam van één van de hiervoor genoemde koeriers. Ook werden in die gesprekken instructies gegeven wat iemand moest doen, wat achteraf overeen blijkt te komen met handelingen die door de beller, koerier of pinner in die fraudezaak zijn verricht;
  • notities met een (aanmaak)datum en een inhoud die te relateren zijn aan een specifieke aangifte;
  • onder andere op de telefoons van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]: screenshots van bankpassen van aangevers, zoekopdrachten naar adressen van aangevers, gevolgd door het openen van Google Maps, en gegevens van geldautomaten die zich in de buurt van de woningen van verschillende aangevers bevinden;
  • op de telefoons van [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4]: belscripts voor het plegen van bankhelpdeskfraude. De belscripts beginnen met “Goedendag” of “U spreekt met’, gevolgd door één of meer namen van de vier hiervoor genoemde bankmedewerkers. In het belscript met als bellers [naam 3] en [naam 4] wordt achter de naam een telefoonnummer vermeld: [telefoonnummer 1] respectievelijk [telefoonnummer 2]. Meerdere aangevers zijn gebeld door één van deze telefoonnummers. Uit de aangiftes blijkt verder dat de inhoud van de belscripts overeenkomt met het praatje dat de nepbankmedewerkers met de aangevers aan de telefoon hebben gevoerd. Op de telefoons van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] zijn screenshots van de LinkedInprofielen van [naam 3] respectievelijk [naam 1] aangetroffen;
  • op een kladblok in de woning van [medeverdachte 1]: het telefoonnummer [telefoonnummer 1];
  • lijsten met persoonsgegevens, veelal van bejaarde personen, waarop naast namen en adressen ook telefoonnummers en bankrekeningnummers van die personen werden vermeld (zogenoemde leads). De gegevens van veel aangevers stonden op deze lijsten vermeld;
  • chatgesprekken over luxe goederen of waarin wordt doorgegeven welk luxe goed iemand wil hebben (‘ben nu in lv, nu Shoebaloo’, ‘pak shirtjes, Moncler, die Balenciaga trui’ en ‘nette broek Balenciaga’). Bij alle verdachten zijn luxe goederen (van onder andere de genoemde merken) aangetroffen en in beslag genomen;
  • overige chatgesprekken en notities waarin termen worden gebezigd die te relateren zijn aan bankhelpdeskfraude, zoals ‘bellen’, ‘ophalen’, ‘ophaalcode’, ‘kaarten pakken’, ‘naar muur gaan’ ‘xk trekken’ en ‘leads’.
[medeverdachte 3] heeft bekend dat hij als beller betrokken is geweest bij meerdere van de hiervoor beschreven bankhelpdeskfraudes, dat hij zich daarbij heeft voorgedaan als ‘[naam 4]’ van Rabobank en dat hij het belscript heeft gebruikt dat op zijn telefoon is aangetroffen. Verder heeft hij verklaard dat hij met het bellen geld heeft verdiend en dat een deel van de luxe goederen die bij hem zijn aangetroffen, is bekostigd met het geld dat afkomstig is van die fraudes.
Naast de zes verdachten figureren ook andere personen in het dossier. Zij nemen bijvoorbeeld deel aan chatgesprekken die te relateren zijn aan een bankhelpdeskfraude of zijn herkend of op camera vastgelegd als koerier of pinner.
5.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs om de verdachte als (mede)pleger van de ten laste gelegde feiten te kunnen aanmerken. Deze verweren zullen, voor zover deze niet worden weerlegd door de bewijsmiddelen, hierna bij de beoordeling worden besproken.
5.3.
Beoordeling
5.3.1.
Inleidende overwegingen
(Medeplegen van) oplichting (feit 3)
De in deze zaak gepleegde oplichting heeft hierin bestaan dat de daders door het aannemen van een valse naam (de beller) en valse hoedanigheid (de beller en koerier) en door listige kunstgrepen (bellen waarbij het echte telefoonnummer van een bank zichtbaar is voor het slachtoffer) en/of door een samenweefsel van verdichtsels (de hele toedracht is gebaseerd op leugens) zich hebben voorgedaan als bonafide bankmedewerkers en zodoende bankpassen, digipassen of scanners en pincodes van de slachtoffers hebben ontfutseld. De banken zijn (vervolgens) ook opgelicht doordat de daders zich hebben voorgedaan als klanten van die bank door met de bankpas van de slachtoffers in te loggen op de bankrekening van de slachtoffers en/of pinopnames te verrichten en/of aankopen te doen. Al deze gedragingen zijn naar het oordeel van de rechtbank oplichtingshandelingen die deel uitmaken van één en dezelfde toedracht, zoals onder feit 3 ten laste is gelegd.
Het plegen van een dergelijke oplichting vergt een gezamenlijke planmatige aanpak, intensieve en nauwe samenwerking en duidelijke afstemming tussen de verschillende daders. Zij verrichten namelijk handelingen die tegelijkertijd of kort na elkaar plaatsvinden en die moeten worden afgestemd om de bankhelpdeskfraude tot een geslaagd einde te kunnen brengen en het gezamenlijke doel te bereiken: in korte tijd zoveel mogelijk geld van de bankrekening van een slachtoffer halen. Deze handelingen kunnen dan ook niet los van elkaar worden gezien. Uit de groepschatgesprekken en de aangetroffen (screenshots van) appberichten blijkt dat deze planning, samenwerking en afstemming ook daadwerkelijk plaatsvonden. Zo gaven de beller en de koerier aan elkaar door welke namen werden gebruikt, welke cijfer- en lettercode moest worden genoemd bij het slachtoffer en op welk tijdstip de pas moest worden opgehaald. De pinner werd vervolgens op de hoogte gebracht van de pincode, de locatie van de geldautomaat en het moment dat de pinlimiet was verhoogd. Achteraf deelden alle ‘spelers’ (zoals zij in chats werden genoemd) in de buit: zij kregen een deel van het geld of de aangekochte luxe goederen of ontvingen een deel van de cryptovaluta. Dit betekent dat indien de rechtbank vaststelt dat de verdachte tenminste één van de hiervoor genoemde handelingen heeft verricht, dat medeplegen van de ten laste gelegde oplichting oplevert.
(Medeplegen van) computervredebreuk (feit 2)
Van computervredebreuk als bedoeld in artikel 138ab van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) is onder meer sprake als met de van een slachtoffer ontfutselde bankpas, inloggegevens, digipas of scanner en/of pincode wordt ingelogd op diens digitale bancaire omgeving of als er met die bankpas pinopnames van die bankrekening worden gedaan. Ook in dat laatste geval dringt de dader met een valse sleutel (de door oplichting verkregen pincode) binnen op het netwerk van de bank.
Computervredebreuk op deze wijze maakte een essentieel onderdeel uit van de gepleegde oplichtingen en was daarmee onlosmakelijk verbonden. Er werd ingelogd op de bankrekeningen van de slachtoffers om geld van de spaarrekening naar de lopende bankrekening over te maken en/of opnamelimieten te verhogen en/of er werd gepind met de bankpas van een slachtoffer. Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van (medeplegen van) oplichting van een slachtoffer, komt zij daarom tevens tot een bewezenverklaring van (medeplegen van) computervredebreuk in de zaak van dat slachtoffer, voor zover dat ten laste is gelegd.
Rol verdachte
Uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat de verdachte een sturende en coördinerende rol had bij de bankhelpdeskfraudes. Uit diverse chatgesprekken blijkt dat hij in de positie was om beslissingen te nemen over de uitvoering van de bankhelpdeskfraudes en de verdeling van de buit. Hij heeft bijvoorbeeld in gesprekken gezegd ‘het ophaalteam is nu van mij’, “ik heb de salarissen verhoogd, drivers en ophaler 250/300 de man’, ‘[naam 11] heeft grote problemen, heb em weer eruit gegooid’, ‘ik durf haar niet te sturen, moet veilig zijn’ en ‘haal alles uit chat’. Ook stuurde hij mededaders aan gedurende het plegen van de bankhelpdeskfraudes: ‘[medeverdachte 1] haal die spullen’, ‘hou hem aan de lijn’, ‘muur moet ie gaan’ en ‘ga niet naar auto’.
De verdediging heeft ten aanzien van de ten laste gelegde bankhelpdeskfraudes (verschillende zaaksdossiers die zijn opgenomen onder de feiten 1, 2, 3 en 6) bewijsverweren gevoerd. Hieronder zal de rechtbank die bewijsverweren per zaaksdossier (en de daarbij behorende ten laste gelegde feiten) bespreken, onder ieder kopje te beginnen met de feiten die op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand kunnen worden aangemerkt, vervolgens de conclusie die de rechtbank daaruit trekt en, indien de rechtbank tot de conclusie komt dat de verdachte betrokken is geweest, de beoordeling of hij als medepleger kan worden aangemerkt.
Daarna zal de rechtbank de verweren bespreken die zijn gevoerd ten aanzien van de feiten 4 (witwassen), 7 (leads) en 5 (deelname aan een criminele organisatie).
5.3.2.
Bewijswaardering feiten 1, 2, 3 en 6
Zaak Volksbank, aangever [aangever 1], partiële vrijspraak feit 3
Uit de aangifte van de heer [aangever 1] blijkt dat hij op 15 maart 2021 slachtoffer is geworden van bankhelpdeskfraude, gepleegd conform de hiervoor beschreven modus operandi. Er is met de bankpas van de aangever geld opgenomen bij een geldautomaat in zijn woonplaats.
Op de telefoon van de verdachte zijn de persoonsgegevens van de aangever op een lijst met persoonsgegevens (zogenoemde leads) aangetroffen. Het dossier bevat echter geen bewijs dat de verdachte bij deze oplichting betrokken is geweest. Het enkel aanwezig hebben van de persoonsgegevens van de aangever op zijn telefoon, is onvoldoende om hem als (mede)pleger van de ten laste gelegde oplichting aan te merken. De verdachte wordt daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijgesproken.
Zaak Volksbank, aangeefster [aangeefster 1], partiële vrijspraak feiten 1, 2 en 3
Op 20 april 2021 is aangeefster [aangeefster 1] slachtoffer geworden van bankhelpdeskfraude, gepleegd conform de hiervoor beschreven modus operandi.
Het telefoonnummer waarmee werd gebeld en dat vaker werd gebruikt ([telefoonnummer 1]), stond op een kladblok dat is aangetroffen in de woning van [medeverdachte 1]. Er zijn interne overboekingen geweest van de spaarrekening van de aangeefster naar haar betaalrekening en er is dezelfde avond meerdere keren geld opgenomen van haar bankrekening bij een geldautomaat.
De persoonsgegevens van de aangeefster, waaronder haar telefoonnummer en bankrekeningnummer, stonden op een lijst met persoonsgegevens op de telefoon van [medeverdachte 2].
Op 21 april 2021 is met de bankpas van de aangeefster voor een bedrag van totaal € 14.663,- gepind in de winkels Louis Vuitton, Shoebaloo, Azzuro Kids en Oger, alle gevestigd aan of in de buurt van de P.C. Hooftstraat in Amsterdam. Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 1] degene is geweest die heeft gepind met de bankpas van aangeefster. Verder concludeert de rechtbank op grond van de bewijsmiddelen dat [medeverdachte 1] nadat hij met de bankpas van de aangeefster luxe goederen bij Louis Vuitton had gekocht, tassen van Louis Vuitton samen met de medeverdachte [medeverdachte 6] in de kofferbak van een zwarte auto heeft geladen en dat de verdachte op enig moment die ochtend samen met de [medeverdachte 6] en [medeverdachte 2] in die zwarte auto heeft gezeten.
Het dossier bevat echter geen bewijs dat de verdachte direct betrokken was bij de oplichting van de aangeefster, bij het pinnen door [medeverdachte 1] of dat hij heeft gedeeld in de buit.
Zijn enkele aanwezigheid in de auto waarin [medeverdachte 1] eerder de buit had geladen, is onvoldoende om de verdachte als (mede)pleger van de ten laste gelegde oplichting, computervredebreuk en witwassen aan te merken. De verdachte wordt daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijgesproken.
Zaak Veenendaal, aangeefster [aangeefster 2] (feit 3)
Aangeefster [aangeefster 2] is op 10 mei 2021 in de avond slachtoffer geworden van bankhelpdeskfraude, gepleegd conform de hiervoor beschreven modus operandi. Zij is gebeld met het eerder genoemde telefoonnummer [telefoonnummer 1]. Er is geld overgemaakt van haar spaarrekening naar haar betaalrekening en om 21.45 uur is met de bankpas van de aangeefster twee keer € 1.000,- gepind bij een geldautomaat in Veenendaal.
Eerder die avond, omstreeks 19.42 uur, is op de telefoon van [medeverdachte 1] een afbeelding van het scherm van de laptop van [medeverdachte 3] opgeslagen, waarop een lijst met persoonsgegevens en bankrekeningnummers is te zien, waaronder ook die van de aangeefster. De verdachte bevond zich op 10 mei 2021 samen met [medeverdachte 1], [medeverdachte 3], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] in een vakantiehuisje van Landal in Biddinghuizen en op die plek is ook de foto van het laptopscherm gemaakt.
Op de telefoon van [medeverdachte 1] zijn verder twee foto’s aangetroffen die zijn opgeslagen op 10 mei 2021 omstreeks 20.51 en 20.55 uur. De laatste foto is een zogenoemde ‘selfie’ van [medeverdachte 1] in een auto. Op de eerste foto zijn twee personen in een auto te zien. De rechtbank herkent de rechter man op de foto als [medeverdachte 1] aan zijn deels zichtbare gezicht, mondkapje en jas, omdat die overeenkomen met de selfie van [medeverdachte 1] van enkele minuten later.
Hoewel de tweede persoon op de foto een hand voor zijn gezicht houdt, herkent de rechtbank deze als de verdachte, gezien zijn haardracht en kenmerkende jas, die hij droeg op andere foto’s die de verdachten eerder die dag van zichzelf hebben gemaakt in het Landalpark en waarop hij (ook) door de verbalisant is herkend. De telefoon van de verdachte straalde op 10 mei 2021 omstreeks 21.15 uur een zendmast aan in Veenendaal, de woonplaats van de aangeefster.
Op de camerabeelden van de pintransacties die met de bankpas van de aangeefster zijn gedaan bij een geldautomaat in Veenendaal om 21.45 uur is een man te zien die een jas draagt die er hetzelfde uitziet als de jas die [medeverdachte 1] op de hiervoor genoemde foto’s draagt. Verder draagt de man een blauwe baseballpet met de tekst “ICON” erop. Bij de doorzoeking van de woning van [medeverdachte 1] is een soortgelijke pet aangetroffen. De rechtbank concludeert hieruit dat [medeverdachte 1] degene is geweest die met de pas van de aangeefster geld heeft opgenomen bij de geldautomaat in Veenendaal.
Gezien vorenstaande feiten, in onderling verband en samenhang beschouwd, concludeert de rechtbank dat de verdachte deel uitmaakte van de dadergroep die betrokken was bij de oplichting van de aangeefster en dat hij samen met [medeverdachte 1] naar de woonplaats van de aangeefster is gereden om het geld van de rekening van de aangeefster op te nemen. Gelet op wat de rechtbank onder 5.3.1. heeft overwogen, wordt de verdachte dan ook als medepleger van de oplichting in deze zaak aangemerkt.
Zaak Uden, aangeefster [aangeefster 3] (feit 3)
Aangeefster [aangeefster 3] is op 25 juni 2021 slachtoffer van bankhelpdeskfraude geworden, gepleegd conform de hiervoor beschreven modus operandi. Zij is opgelicht en daardoor bewogen tot afgifte van haar bankpas, digipas en pincode. Wel had zij, achteraf gezien, een verkeerde pincode doorgegeven, waardoor het de daders niet lukte om op haar bankrekening in te loggen. Nadat haar pas was opgehaald werd zij (om die reden) nogmaals door de nepbankmedewerker gebeld met de vraag of zij nog een bankpas in haar bezit had, want die zou ook opgehaald moeten worden. De aangeefster bevestigde dat, maar had inmiddels door dat zij werd opgelicht. Zij heeft een fictieve pincode in de telefoon ingesproken en aan de tweede koerier een stuk karton in een envelop meegegeven.
[medeverdachte 3] heeft bekend dat hij in deze zaak beller is geweest. De verdachte heeft anderhalf uur voordat de aangeefster door [medeverdachte 3] werd gebeld het adres van de aangeefster via snapchat aan een onbekend gebleven persoon gestuurd.
[medeverdachte 1] heeft, nadat de bankpas was opgehaald bij de aangeefster, een bericht ontvangen waarin [medeverdachte 3] de persoonsgegevens van de aangeefster noemt en meedeelt dat de pas is opgehaald maar dat er weinig tot geen data beschikbaar zijn met betrekking tot internetbankieren. Ongeveer een half uur nadat de aangeefster voor de tweede keer was gebeld en een pincode had ingesproken, heeft [medeverdachte 1] via snapchat aan [medeverdachte 2] het adres van de aangeefster gestuurd en een minuut later aan de verdachte het bericht ‘[nummer] nieuwe nip’. Gelet op het feit dat [medeverdachte 1] in het tijdvak waarin de aangeefster werd opgelicht berichten ontving en verstuurde die aan de onderhavige bankhelpdeskfraude zijn te relateren, gaat de rechtbank ervan uit dat laatstgenoemd bericht aan de verdachte, die in dat tijdsbestek valt, daar ook verband mee houdt en dat de inhoud de tweede ‘nip’ oftewel ‘pin’code betreft die de aangeefster kort daarvoor had ingesproken.
De vorenstaande feiten passen bij de hiervoor beschreven, coördinerende rol van de verdachte bij de bankhelpdeskfraudes. Zowel de door hem verstrekte als ontvangen informatie hebben de koerier respectievelijk de pinner nodig om de bankhelpdeskfraude tot een geslaagd einde te brengen. De rechtbank gaat ervan uit dat de verdachte hen ook in deze zaak heeft voorzien van de benodigde informatie en hen zodoende heeft aangestuurd. Hij heeft daarmee een wezenlijke bijdrage geleverd aan deze bankhelpdeskfraude zodat hij als medepleger van de ten laste gelegde oplichting wordt aangemerkt.
Zaak Utrecht, aangever [aangever 2] (feiten 1, 2 en 3)
Op 1 juli 2021 is aangever [aangever 2] slachtoffer geworden van bankhelpdeskfraude, gepleegd conform de hiervoor beschreven modus operandi. Er zijn interne overboekingen gedaan van zijn spaarrekening naar zijn betaalrekening, er is met de bankpas van de aangever bij een geldautomaat in zijn woonplaats € 5.000,- gepind en vervolgens is er twee keer gepind in de Bijenkorf in Utrecht voor een totaalbedrag van € 6.417,-.
Op grond van de bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat [medeverdachte 1] in deze zaak de koerier en pinner is geweest en degene die in de Bijenkorf heeft gepind.
Vlak voordat [medeverdachte 1] bij de aangever voor de deur stond, kreeg hij een snapchatbericht van een persoon genaamd ‘[naam 12]’ waarin stond: ‘[naam 13] heet je, bezorg: 095gd, [naam 14]’. De persoon die zich als bankmedewerker aan de aangever had voorgesteld, noemde de naam [naam 14] en [medeverdachte 1] gaf precies de hiervoor genoemde ophaalcode aan de aangever door.
[medeverdachte 1] en ‘[naam 12]’ zaten ook, samen met de verdachte en een vierde persoon, in een groepschat, die actief was ten tijde van de oplichting van de aangever en waarin de deelnemers gegevens deelden die aan deze oplichting te relateren zijn.
De verdachte deed op dat moment actief mee in deze groepschat. Hij gaf [medeverdachte 1] en de anderen verschillende opdrachten door. [medeverdachte 1] moest naar ‘de muur’, oftewel de geldautomaat, gaan, daarna moest [medeverdachte 1] (wat de voornaam is van [medeverdachte 1]) de spullen halen in de ‘bijen’ (de rechtbank begrijpt: de Bijenkorf) en hij vertelde [medeverdachte 1] wat de bestedingsruimte was. Kennelijk had de verdachte zicht op de bankrekening van de aangever. Ook gaf hij opdracht aan de andere twee deelnemers dat zij hun lijstje naar [medeverdachte 1] moesten sturen, waarna de anderen in de chat doorgaven welke luxe goederen zij wilden hebben.
Gezien zijn actieve betrokkenheid en aansturende rol heeft de verdachte een wezenlijke bijdrage aan deze bankhelpdeskfraude geleverd. Hij wordt daarom als medepleger van de oplichting, computervredebreuk en witwassen in deze zaak aangemerkt.
Zaak Grou, aangeefster [aangeefster 4] (feit 1)
Op 19 mei 2021 is aangeefster [aangeefster 4] slachtoffer geworden van bankhelpdeskfraude, gepleegd conform de hiervoor beschreven modus operandi. Er zijn bedragen van de spaarrekening overgemaakt naar de betaalrekening. In totaal is er € 189.338,- van haar rekening afgeschreven. Een deel daarvan is opgenomen bij een geldautomaat en de rest is in twaalf transacties overgeboekt naar twee Binance accounts op naam van [naam 15] en [naam 16]. Zij bleken zogenoemde katvangers te zijn.
Binnen een half uur nadat het geld op de accounts van [naam 16] en [naam 15] was ontvangen, is het geld omgezet in bitcoins en weggeboekt naar andere accounts, onder andere naar accounts van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. 0,08855 bitcoin is op een Binance account terechtgekomen waaraan het telefoonnummer (eindigend op -5587) van de verdachte was gekoppeld en ook het e-mailadres [accountnaam 2] dat aan zijn iPhone 12 en iPhone 11 was gekoppeld. De rechtbank concludeert dan ook dat het Binance account waarop de 0,08855 bitcoin is terechtgekomen van de verdachte is.
Uit onderzoek aan de telefoon van [medeverdachte 2] is gebleken dat de naam van dat toestel ‘iPhone (12p)’ was. De politie heeft vervolgens in de data van Binance onderzocht welke personen met een Binance account daarbij gebruik maakten van een device met de naam ‘iPhone (12p). Hieruit bleek een device met de naam ‘iPhone (12p)’ slechts gebruikt werd bij twee Binance accounts, te weten die van [naam 16] en [medeverdachte 2]. Voorts bleek dat het device ‘iPhone (12p)’ op 19 mei 2021 om 22:49 uur heeft ingelogd op het Binance account van [naam 16].
De rechtbank concludeert hieruit dat [medeverdachte 2] met zijn telefoon toegang had tot en kon beschikken over het Binance account van [naam 16] en dat hij degene is geweest die op 19 mei 2021 het geld van de aangever heeft omgezet in bitcoins en heeft weggeboekt. [medeverdachte 2] was immers op het account van [naam 16] ingelogd om 22.49 uur, terwijl slechts enkele minuten later, om 22.56 uur, vanaf dat account bitcoins zijn gekocht en weggeboekt. Omdat uit onderzoek is gebleken dat de aankopen van zowel het account van [naam 15] als het account van [naam 16] zijn gedaan met een device met dezelfde kenmerken, concludeert de rechtbank dat [medeverdachte 2] ook het geld op het account van [naam 15] heeft omgezet in bitcoins en weggeboekt.
De verdachte heeft dus op zijn Binance account 0,08855 bitcoin ontvangen die is gekocht met het geld dat is verkregen door de oplichting van de aangeefster en via een katvangersaccount, dat werd beheerd door [medeverdachte 2], op zijn account is gekomen. Daarmee is sprake van het verbergen en/of verhullen van de werkelijke aard en herkomst van de bitcoins.
De rechtbank concludeert dat, anders dan de verdediging heeft betoogd, de verdachte ook wist dat de door hem ontvangen bitcoins uit bankhelpdeskfraude afkomstig waren. De verdachte maakte immers deel uit van dezelfde dadergroep als [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] die het met bankhelpdeskfraude verkregen geld uitgaf of wegsluisde en verdeelde onder de betrokken daders. Gezien het vorenstaande wordt de verdachte aangemerkt als medepleger van het witwassen van 0,08855 bitcoin.
Zaak Assen, aangever [aangeefster 5] (feit 6)
Op 22 april 2021 is geprobeerd aangeefster [aangeefster 5] op te lichten, gepleegd conform de hiervoor beschreven modus operandi. Zij werd gebeld door het telefoonnummer
[telefoonnummer 1] dat vaker werd gebruikt en op het kladblok stond dat is aangetroffen in de woning van [medeverdachte 1]. Haar bankpas en digipas zouden door een koerier worden opgehaald met de naam [naam 8]. Omdat de aangeefster het niet vertrouwde, heeft zij de politie gebeld. Op het afgesproken tijdstip zag de politie een auto aan komen rijden met twee personen erin. Nadat de bijrijder was uitgestapt, heeft de politie de bestuurder staande gehouden. De bestuurder was [medeverdachte 6]. De bijrijder stelde zich aan de aangeefster voor als [naam 8] en nadat hij een envelop van haar in ontvangst had genomen, heeft de politie hem aangehouden. De koerier bleek [naam 17] te zijn.
De verdachte heeft, in het uur voordat [naam 17] arriveerde bij de aangeefster, vijf keer naar hem gebeld. Op het moment dat de politie [medeverdachte 6] staande hield, heeft de verdachte sms-berichten naar [naam 17] gestuurd met de tekst: ‘ga niet naar de auto, van [naam 18] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 6]), politie vraagt rijbewijs’. [naam 17] heeft verklaard dat hij een bankpas bij de aangeefster ging ophalen, dat hij daartoe werd aangestuurd en dat hij de benodigde gegevens had doorgekregen.
Gezien de hoeveelheid telefonische contacten tussen de verdachte en [naam 17] kort voorafgaand aan zijn ontmoeting met de aangeefster en de instructie die de verdachte tijdens het ophalen van de bankpas aan hem gaf, concludeert de rechtbank dat de verdachte degene is geweest die [naam 17] aanstuurde. Dit past ook bij de hiervoor beschreven sturende en coördinerende rol van de verdachte bij de bankhelpdeskfraudes en het geven van instructies tijdens de uitvoering daarvan aan de andere, op dat moment betrokken spelers in de fraudeconstructie.
De verdachte leverde daarmee een wezenlijke bijdrage aan deze poging tot oplichting, zodat hij als medepleger daarvan wordt aangemerkt.
5.3.3.
Bewijswaardering feit 4 (witwassen)
Standpunt verdediging
De verdachte moet worden vrijgesproken van dit feit. De goederen hebben geen criminele herkomst, maar zijn door hem gekocht met geld dat hij legaal verdiende of zijn van anderen.
Juridisch kader
Voor een veroordeling van witwassen zoals neergelegd in artikel 420bis, eerste lid, onder a en b, Sr dient te worden bewezen dat het tenlastegelegde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Het is voor een bewezenverklaring van het bestanddeel “afkomstig uit enig misdrijf” niet vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het tenlastegelegde voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf.
Dat een voorwerp "afkomstig is uit enig misdrijf", kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Het is daarbij aan het openbaar ministerie om bewijs hiervoor aan te dragen.
Indien door het openbaar ministerie feiten en omstandigheden zijn aangedragen die een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. Indien de verdachte zo'n verklaring heeft gegeven, ligt het op de weg van het openbaar ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring.
Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal dienen te blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de voorwerpen waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Beoordeling
De hiervoor beschreven modus operandi van de door de verdachte en de medeverdachten gepleegde bankhelpdeskfraude rechtvaardigt het vermoeden dat de op de tenlastelegging vermelde goederen alle uit misdrijf afkomstig zijn. De verdachten kochten immers luxegoederen met de bankpassen die zij van de aangevers ontfutseld hadden en die buit werd verdeeld onder de daders. Bij de verdachte zijn veel van dat soort luxe goederen aangetroffen. Gelet hierop mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete,
min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft
over de herkomst van de goederen.
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat twee paar schoenen (Louis Vuitton) en een rode bodywarmer (Dior) van zijn broertje zijn, de mintgroene jas (Louis Vuitton) van een bekende van hem is en dat hij het geldbedrag van € 950,- heeft verdiend met legale werkzaamheden en van zijn bankrekening heeft opgenomen.
Deze verklaring van de verdachte is concreet, verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk. Verder vindt zijn verklaring geen weerlegging in de bewijsmiddelen en is er door het openbaar ministerie geen nader onderzoek gedaan naar de verklaring van de verdachte. Dit betekent dat niet kan worden uitgesloten dat de genoemde voorwerpen een legale herkomst hebben.
De verdachte zal daarom (partieel) worden vrijgesproken van het witwassen van deze voorwerpen.
De verdachte heeft wat betreft de andere goederen op de tenlastelegging verklaard dat hij die heeft gekocht van zijn salaris, maar deze verklaring niet geconcretiseerd of nader onderbouwd. Hij heeft dan ook geen concrete en verifieerbare verklaring gegeven waaruit zou kunnen worden afgeleid dat de goederen - ondanks het vermoeden van witwassen - een legale herkomst hebben. Het vermoeden van witwassen is hierdoor onvoldoende ontkracht. Dat betekent naar het oordeel van de rechtbank dat het niet anders kan zijn dan dat de ten laste gelegde goederen - middellijk of onmiddellijk - uit enig misdrijf afkomstig zijn en dat de verdachte hiervan wetenschap heeft gehad. Het verweer wordt in zoverre verworpen.
Conclusie
De verdachte wordt partieel vrijgesproken van het witwassen van twee paar schoenen (Louis Vuitton), een rode bodywarmer (Dior), mintgroene jas (Louis Vuitton) en het geldbedrag van € 950,-. Het overige aan de verdachte onder 4 tenlastegelegde is wettig en overtuigend bewezen.
5.3.4.
Bewijswaardering feit 7 (zaak Leads)
Aan de verdachte wordt onder feit 7 onder meer verweten dat hij in de periode van 19 februari tot en met 14 september 2021, al dan niet samen met een ander of anderen, niet-openbare gegevens heeft verworven en/of voorhanden gehad (op de eerder genoemde iPhone 11 en op een USB stick die in de kamer van de verdachte is aangetroffen), terwijl hij bij het verwerven en/of voorhanden krijgen daarvan wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze door misdrijf waren verkregen.
Standpunt verdediging
De verdachte dient van dit feit te worden vrijgesproken. Het aan de verdachte gemaakte verwijt is gebaseerd op artikel 139g Sr. In dit artikel wordt - kort gezegd - strafbaar gesteld de heling van niet-openbare gegevens. Voor een bewezenverklaring van heling van niet-openbare gegevens is vereist dat kan worden vastgesteld dat deze gegevens door misdrijf zijn verkregen. Zie het arrest van het Hof Den Haag van 14 februari 2024 (ECLI:NL:GHDHA:2024:217). Bij de verdachte zijn leads aangetroffen. Van wie die gegevens afkomstig zijn en hoe die op zijn telefoons terecht zijn gekomen, kan niet kan worden vastgesteld. Er is dan ook niet gebleken dat de bij de verdachte aangetroffen leads afkomstig zijn uit enig misdrijf of dat de verdachte dit had moeten vermoeden.
Beoordeling
De verdachte heeft een grote hoeveelheid persoonsgegevens voorhanden gehad op zijn telefoon en een USB-stick. Het ging om lijsten met het geslacht en de initialen, namen, geboortedata, woonadressen, e-mailadressen, telefoonnummers en bankrekeningnummers van personen. De verdachte heeft een beroep gedaan op zijn zwijgrecht en geen verklaring afgelegd over de herkomst en de wijze waarop hij de beschikking heeft gekregen over deze leads. Ook is uit het onderzoek niet gebleken dat de verdachte deze leads uit eigen misdrijf heeft verkregen. Wel zijn in het dossier aanwijzingen te vinden dat door de verdachte en de medeverdachten leads zijn gekocht en zijn ook bij de medeverdachten leads aangetroffen. Het voorhanden hebben van leads past overigens binnen het kader van de door de verdachte en zijn medeverdachten gepleegde bankhelpdeskfraude, voor de uitvoering waarvan de daarin opgenomen persoonsgegevens het noodzakelijk beginpunt vormen.
Niet valt in te zien hoe deze lijsten met persoonsgegevens, die vallen onder de bescherming van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), overeenkomstig de daarin vervatte bepalingen op rechtmatige wijze in het bezit van de verdachte zijn gekomen. Reeds omdat het volstrekt onwaarschijnlijk is dat is voldaan aan de voor rechtmatige verstrekking vereiste toestemming van de betrokkenen om hun persoonsgegevens te gebruiken met een ander doel dan waarvoor deze zijn afgegeven, laat staan voor het plegen van bankhelpdeskfraude. Tegen deze achtergrond kan de rechtbank zich dan ook geen aannemelijk scenario voorstellen waarbij deze leads op een legale manier zijn verkregen en volgt daaruit de conclusie dat de verdachte op het moment van het voorhanden krijgen van die leads minst genomen redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze van misdrijf afkomstig waren.
Het verweer wordt dan ook verworpen.
Conclusie
Het aan de verdachte onder 7 tenlastegelegde is wettig en overtuigend bewezen.
5.3.5.
Bewijswaardering feit 5 (deelneming aan criminele organisatie)
De rechtbank stelt voorop dat van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr slechts dan sprake kan zijn, indien sprake is van een samenwerkingsverband dat bestaat uit twee of meer personen, met een zekere duurzaamheid en structuur, dat de verdachte tot dat samenwerkingsverband behoort en een aandeel heeft in gedragingen, dan wel die ondersteunt, die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk. Niet is vereist dat deelnemers met alle personen in de organisatie samenwerken of alle personen in de organisatie kennen.
Op grond van de bewezenverklaarde feiten in de afzonderlijke zaakdossiers en de daaraan ten grondslag liggende bewijsmiddelen, stelt de rechtbank vast dat de verdachte zich samen met de medeverdachten, in wisselende samenstellingen, gedurende een periode van vijf maanden meerdere keren aan het plegen van bankhelpdeskfraude schuldig heeft gemaakt. Zoals hiervoor is overwogen, is een aanzienlijke mate van organisatie en samenwerking inherent aan dit feit. Er moesten gegevens van personen op leeftijd worden verkregen, de slachtoffers zijn gebeld, pincodes afhandig gemaakt, de pinpassen en digipassen of scanners opgehaald, er is ingelogd op hun digitale bancaire omgeving, er zijn geldbedragen overgeschreven van hun spaarrekening naar hun lopende bankrekening, opnamelimieten verhoogd, geldopnames met de bankpassen gedaan en/of goederen aangeschaft. Deze handelingen werden steeds door verschillende daders verricht, die via hun telefoons in nauw contact stonden met elkaar, ieder om hun eigen rol bij de bankhelpdeskfraude te kunnen uitvoeren voor het gezamenlijke doel: de bankrekeningen van de slachtoffers -zo snel mogelijk- leeghalen. Vervolgens werd een verdeling van ‘de opbrengst’ gemaakt. Veelal werd door één of meer van de daders gewinkeld met de pinpas van het slachtoffer en gaven andere daders hun bestelling door, waarna de gekochte goederen werden verdeeld onder de daders.
Uit deze handelwijze blijkt dat sprake is geweest van een gestructureerd samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid, dat tot oogmerk had het plegen van bankhelpdeskfraude (bestaand uit het plegen van oplichting, computervredebreuk en witwassen). De rechtbank merkt de verdachte als deelnemer van dit samenwerkingsverband aan. Hij is steeds actief betrokken geweest bij de bankhelpdeskfraudes. Hij coördineerde de bankhelpdeskfraudes en stuurde de mededaders aan via snapchat of whatsapp. Met deze gedragingen heeft de verdachte een substantieel aandeel gehad in de gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Het verweer wordt verworpen.
Conclusie
Het aan de verdachte onder 5 tenlastegelegde is wettig en overtuigend bewezen.
5.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in periode van
19 mei2021 tot en met 13 september 2021 in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen, van voorwerpen te weten
0,08855 bitcoinde werkelijke aard en de herkomst heeft verborgen en/of verhulden een voorwerp,
te weten
11.417 euro, heeft overgedragen en/of omgezet en/of van voornoemd voorwerp gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte en zijn mededader(s) wist(en), dat die voorwerpen – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf;
2.
hij op
1 juli 2021in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en wederrechtelijk één of meer geautomatiseerde werken, te weten
- een server en/of netwerk van een bank en/of
- een server en/of netwerk in gebruik bij een bank en/of
- een netwerk en/of een server die de bancaire omgeving host van [aangever 2],
is binnengedrongen, doordat verdachte en/of zijn mededader(s) met behulp van inloggegevens toebehorende aan [aangever 2], behorende bij de bankrekeningen van die [aangever 2] is/zijn ingelogd op voornoemde geautomatiseerd
ewerken, en vervolgens
- binnen die geautomatiseerde werken overboekingen heeft/hebben verricht (van spaar- naar betaalrekening) en- de opnamelimiet van een (betaal/bank)rekening heeft/hebben verhoogd en
- vanaf die (betaal/bank)rekening betalingen heeft/hebben verricht en- vanaf die (betaal/bank)rekening
eenpinopname heeft/hebben verricht;
3.
hij in de periode van
10 mei2021 tot en met 14 september 2021 in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtselsa. [naam 19] en [naam 20] en [aangever 2] enb. Rabobank heeft bewogen tot de afgifte van
ad a. bankpas(sen) en/of (Rabo-)scanner(s) en/of pincode(s) en/of inloggegeven(s) en/ofad b. geldbedragen,
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar met vorenomschreven oogmerk zakelijk weergegeven- valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en in strijd met de waarheid ad a. voornoemde bankpas(sen)en/of (Rabo-)scanner(s) en/of pincode(s) en/of inloggegeven(s) onder valse voorwendselen verworven door zich voor te doen als (een) bonafide bankmedewerker(s), waardoor die [naam 19],
[naam 20]en/of
[aangever 2] werden bewogen tot bovenomschreven afgifte en/of (vervolgens)
ad b. met die goederen en/of gegevens op de bankrekening(en) ingelogd als zijnde hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) die [naam 19] of [aangever 2],
en/of vervolgens goederen en/of cryptovaluta aangekocht/betaald en/of pinopnames verricht, waardoor Rabobank werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
4.
hij op of omstreeks 14 september 2021 te Huizen, althans in Nederland, voorwerpen, te weten
- designerschoenen en- luxe kledingheeft voorhanden gehad, terwijl hij, verdachte, wist, dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
5.
hij in de periode van 10 mei 2021 tot en met 14 september 2021 in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie die werd gevormd door hem, verdachte, en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3],
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van bankhelpdeskfraude bestaande uit misdrijven, te weten - het plegen van computervredebreuk en- het plegen van oplichting en- het plegen van witwassen ;
6.
hij op 22 april 2021 en/of 13 september 2021 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te
bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [naam 21] en/of [aangeefster 5]
te bewegen tot de afgifte van enig goed en/of het ter beschikking stellen van gegevens, te weten zijn/haar bankpas en Digi-kastje en zijn/haar pincode, voornoemde personen heeft gebeld en zich voorgedaan als bankmedewerker en/of gezegd dat de bankpas geblokkeerd moest worden en/of dat de bankpas nog diezelfde dag opgehaald zou worden door een koerier en/of dat de pincode gewijzigd of vernieuwd moest worden en daarbij gevraagd wat de oude pincode was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
7.
hij in de periode van 19 februari 2021 tot en met 14 september 2021 te Almere en/of te Huizen, althans in Nederland niet-openbare gegevens,
te weten lijsten van persoonsgegevens, te weten: geslacht en initialen en namen en geboortedata en woonadressen en e-mailadressen en telefoonnummers en bankrekeningnummers, van
- 1262 personen (geboren tussen 1 januari 1940 en 27 december 1952), op een Apple Iphone 11 (B.2.3.4.1) en- 2439 personen (geboren tussen 1 januari 1945 en 5 juni 1965 en/of geboren tussen 21 september 1927 tot en met 15 januari 1985), op een USB-stick (C.03.03.001),
voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, ten tijde van het voorhanden krijgen van deze gegevens redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze door misdrijf waren verkregen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

6.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd;

2.

medeplegen van computervredebreuk;

3.

medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;

4.

witwassen;

5.
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
6.
medeplegen van poging tot oplichting, meermalen gepleegd;
7.
niet-openbare gegevens voorhanden hebben, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van deze gegevens redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze door misdrijf zijn verkregen, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf

8.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich gedurende een periode van vijf maanden samen met anderen in georganiseerd verband schuldig gemaakt aan het plegen van bankhelpdeskfraude en twee pogingen daartoe. In ieder geval zes personen en een bank zijn daarvan het slachtoffer geworden en daarbij opgelicht voor een totaalbedrag van ongeveer € 200.000,-. De verdachte en zijn medeverdachten hebben doelbewust mensen van veelal hoge leeftijd uitgezocht als doelwit van hun frauduleuze praktijken. Zij maakten daarbij gebruik van illegaal verkregen lijsten met persoonsgegevens (leads), soms gesorteerd op leeftijd. De gebelde slachtoffers werd wijsgemaakt dat hun banktegoed gevaar liep en op slinkse en geraffineerde wijze werden zij gemanipuleerd om hun bankpas, pincode en digipas af te geven. De bankrekeningen van de slachtoffers werden vervolgens zo snel mogelijk leeggehaald door te pinnen bij de dichtstbijzijnde geldautomaat, de bankpas te gebruiken voor het aankopen van luxe merkartikelen of geld door te sluizen naar verschillende bitcoinaccounts. De fraudeconstructie was professioneel opgezet en core business voor de verdachte. Het dossier bevat concrete aanwijzingen dat het onderhavige aantal slachtoffers slechts een fractie is van het daadwerkelijke gedupeerden van de door de verdachte en zijn medeverdachten gepleegde bankhelpdeskfraudes.
De rechtbank rekent de verdachte zijn berekenende, doortrapte en enkel op geld beluste handelen ernstig aan.
De verdachte en zijn medeverdachten hebben moedwillig misbruik gemaakt van het gewekte vertrouwen bij kwetsbare slachtoffers, door hen te overrompelen met een leugen en zo uit hun evenwicht te brengen. Zij kozen hun slachtoffers uit op hun hoge leeftijd. Zij hebben zodoende niet alleen het geld van de slachtoffers afgenomen -in sommige gevallen hadden de slachtoffers niets meer op hun bankrekeningen staan en konden zij zelfs geen boodschappen meer doen-, maar ook hun zelfvertrouwen en gevoel van veiligheid en vertrouwen in de medemens in ernstige mate aangetast, zoals blijkt uit de aangiftes van de slachtoffers. Verder hebben veel slachtoffers verklaard dat het handelen door de verdachte en zijn mededaders voor gevoelens van schaamte, stress en angst hebben gezorgd. De verdachte heeft geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn handelen genomen.
Daarnaast is bankhelpdeskfraude een misdrijf dat het vertrouwen ondermijnt dat rekeninghouders in het algemeen in het betalingsverkeer en het bankwezen mogen hebben. Dit vertrouwen is van groot belang voor het maatschappelijk en economisch verkeer. Ook leidt bankhelpdeskfraude tot hoge kosten voor de banken. De verdachte heeft zich niet bekommerd om de gevolgen van zijn handelen, maar alleen gedacht aan zijn eigen financiële gewin: een makkelijke manier om snel aan veel geld te komen om een luxe leventje met dure kleding en spullen te bekostigen.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
7 februari 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor vermogensdelicten.
8.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 5 januari 2022 en een voortgangsverslag gedateerd 12 maart 2024. De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud van deze rapporten.
Uit het voortgangsverslag blijkt het volgende. De verdachte is in loondienst in één van de bedrijven van zijn vader en woont bij zijn ouders. Er lijkt geen financiële nood aan de delicten ten grondslag te liggen. Mogelijk speelde een hang naar snel geld en/of status binnen de vriendengroep een rol. De verdachte heeft zich gedurende de meldplichtgesprekken met de reclassering gehouden aan de afspraken. Het contact met de reclassering wordt over het algemeen positief ervaren. Hij stelde zich open en meewerkend op, maar is terughoudend over zijn aandeel in de zaak en vindt eigenlijk dat zijn omgang met verkeerde vrienden zijn enige fout is. De verdachte heeft een ambulante behandeling bij De Waag gevolgd gericht op de risicodomeinen gevoeligheid voor en invloed van het netwerk en het verkrijgen/vergroten van inzicht in probleemgedrag en verantwoordelijkheidsgevoel. Ondanks het feit dat de verdachte zich heeft gehouden aan de opgelegde bijzondere voorwaarden is hij wederom aangehouden op verdenking van soortgelijke feiten.
8.4.
Strafmaatverweer verdediging
De verdediging heeft verzocht om in strafverminderende zin mee te wegen dat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn met zes maanden.
8.5.
Conclusies van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat vanwege de aard, ernst en duur van de bewezen verklaarde feiten niet kan worden volstaan met een andere straf dan een gevangenisstraf van forse duur. Daarbij wegen het doelbewust kiezen van kwetsbare slachtoffers, de doortrapte werkwijze, de professioneel opgezette fraude, de aansturende rol die de verdachte daarin had en de omvang van de schade zwaar mee.
Redelijke termijn
Op grond van artikel 47 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie en artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden dient een verdachte binnen een redelijke termijn te worden berecht. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdediging op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
De redelijke termijn is in de onderhavige zaak aangevangen op 14 september 2021, de dag waarop de verdachte is aangehouden. Dat betekent dat het eindvonnis ruim tweeëneenhalf jaar na aanvang van de redelijke termijn is gewezen. De rechtbank is evenwel van oordeel dat in deze zaak sprake is geweest van bijzondere omstandigheden, die de overschrijding van de redelijke termijn rechtvaardigen. Het betreft een omvangrijke zaak met meerdere verdachten en waarin mede op verzoek van de verdediging veel getuigen zijn gehoord.
Dit betekent dat de redelijke termijn niet is geschonden.
De rechtbank houdt wel in licht strafverminderende zin rekening met het tijdsverloop sinds de aanhouding van de verdachte.
Gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en omdat de verdachte van twee bankhelpdeskfraudes wordt vrijgesproken, komt de rechtbank tot een lagere strafoplegging dan de officier van justitie heeft geëist.
Alles afwegend acht de rechtbank het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren passend en geboden.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de voorlopige hechtenis op te heffen, zoals de raadsman heeft verzocht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

9.In beslag genomen voorwerpen

9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de op de beslaglijst (van 11 maart 2024) vermelde de zwarte iPhone 11, blauwe iPhone 12, zwarte iPhone A1778 en roze USB-stick te onttrekken aan het verkeer en alle overige op de blz. 1 tot en met 3 vermelde voorwerpen (kleding, schoenen, accessoires, sieraden, cadeaukaarten en € 24.490,- (bitcoins)) verbeurd te verklaren.
9.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht een last te geven tot teruggave van alle luxe goederen aan de verdachte en zich wat betreft de telefoons gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.3.
Beoordeling
De in beslag genomen voorwerpen behoren aan de verdachte toe.
Ten aanzien van de in beslag genomen twee paar schoenen van het merk Louis Vuitton, een rode bodywarmer van het merk Dior, een mintgroene jas van het merk Louis Vuitton en zwarte iPhone A1778 zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte, nu niet is komen vast te staan dat deze voorwerpen verband houden met de bewezen verklaarde feiten.
De overige kleding, schoenen, accessoires, sieraden, cadeaukaarten en € 24.490,- zijn geheel of grotendeels verkregen uit de door hem (mede)gepleegde, bewezen verklaarde feiten, Deze voorwerpen zullen daarom worden verbeurd verklaard.
De in beslag genomen zwarte iPhone 11, blauwe iPhone 12 en roze USB-stick bevatten lijsten met persoonsgegevens en/of andere gegevens die zijn gebruikt bij het plegen van de feiten. Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet en het algemeen belang en zij kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke feiten. De telefoons en USB-stick zullen daarom worden onttrokken aan het verkeer.

10.Vorderingen benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregelen

10.1.
Benadeelde partijen
Als benadeelde partijen hebben zich ter zake van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten in het geding gevoegd:
a. a) de Volksbank N.V. (hierna ook: de Volksbank), tevens handelende onder de naam SNS, gevestigd te Utrecht
De Volksbank vordert een bedrag van € 37.293,- aan materiële schade, bestaande uit:
-schadeloosstelling van de slachtoffers [aangever 3] (€ 1.570,-) en [slachtoffer 2]
(€ 34.523,-);
-onderzoekskosten ten bedrage van € 1.200,-.
b) Coöperatieve Rabobank U.A. (hierna ook: Rabobank), gevestigd te Utrecht
Rabobank vordert een bedrag van € 200.995,- aan materiële schade, bestaande uit:
-schadeloosstelling van de slachtoffers [slachtoffer 3] (€ 5.000,-), [slachtoffer 4]
(€ 5.000,-), [slachtoffer 5] (€ 19.720,-), [slachtoffer 6] (€ 33.500,-), [slachtoffer 7] (€ 189.338,-) en [slachtoffer 8] (€ 11.417,-);
- onderzoekskosten ten bedrage van € 720,-.
c) [slachtoffer 8], wonende te Utrecht
[slachtoffer 8] vordert een bedrag van € 10.300,-, bestaande uit:
-een bedrag van € 300,- aan materiële schade ter zake van een verkeersboete de hij heeft gekregen, omdat hij belde tijdens het fietsen. Hij was aan de telefoon met de nepbankmedewerker en was in paniek, omdat zij had gezegd dat er fraude met zijn bankrekening werd gepleegd, waardoor hij het telefoongesprek niet wilde verbreken;
-€ 10.000,- aan immateriële schade wegens angstgevoelens en slapeloosheid.
10.2.
Beoordeling
Ad a) de Volksbank
De verdachte is vrijgesproken van de ten laste gelegde oplichtingen van de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], waaruit de gevorderde schade van totaal € 37.293,- zou zijn ontstaan. De Volksbank wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
Nu de Volksbank niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal zij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
Ad b) Rabobank
Rabobank wordt niet-ontvankelijk verklaard in de vorderingen ter zake van schadeloosstelling van de slachtoffers [slachtoffer 3], [slachtoffer 4], [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] wegens oplichting, omdat die oplichtingen niet aan de verdachte zijn ten laste gelegd.
Rabobank heeft gemotiveerd en met stukken onderbouwd dat zij als gevolg van de bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 200.755,-, doordat zij de slachtoffers [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] schadeloos heeft gesteld. Dit bedrag wordt daarom toegewezen.
Ook de post ‘onderzoekskosten’ komt voor toewijzing in aanmerking. Rabobank heeft voldoende onderbouwd welke verrichtingen er hebben plaatsgevonden om de geleden schade te herstellen. Verder komt het opgevoerde bedrag van € 120,- per zaak de rechtbank niet onredelijk voor. Omdat schadevergoeding word toegewezen in twee dossiers is aan onderzoekskosten een bedrag van € 240,- toewijsbaar.
In totaal zal dus een bedrag van € 200.995,- worden toegewezen.
Rabobank heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente over:
-€ 189.338,- vanaf 26 juli 2021;
-€ 11.417,- vanaf 16 augustus 2021;
-€ 240,- vanaf 16 juli 2021 (de datum waarop Rabobank aangifte heeft gedaan).
Nu de vordering van Rabobank (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door Rabobank gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Ad c) [aangever 2]
De rechtbank is van oordeel dat de verkeersboete die aan [aangever 2] is opgelegd rechtstreeks verband houdt met de bewezen feiten en dat die schade daarom voor vergoeding in aanmerking komt. De verkeersboete bedraagt € 109,-. Dit bedrag zal worden toegewezen. [aangever 2] zal niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering voor zover die ziet op het ter zake meer gevorderde.
[aangever 2] heeft ook een vergoeding van immateriële schade wegens nadelige, psychische gevolgen gevorderd. Art. 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek geeft een limitatieve opsomming van gevallen waarin deze bepaling recht geeft op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen, te weten onder meer in geval van aantasting in de persoon op andere wijze, waarvan in ieder geval sprake is indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. De vordering van [aangever 2] is hierop gebaseerd.
Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in art. 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
[aangever 2] heeft in zijn vordering en op de zitting naar voren gebracht dat hij als gevolg van de bankhelpdeskfraude nog steeds last heeft van angstgevoelens, slapeloosheid en nachtmerries, dat zijn vertrouwen in de medemens is geschaad en dat hij angstig wordt als de telefoon gaat. Hij heeft geen objectief bewijs geleverd voor het gestelde psychisch letsel. Naar het oordeel van de rechtbank is in het onderhavige geval echter sprake van een situatie waarin de aard en de ernst van de normschendingen door de verdachte en zijn mededaders meebrengen dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor [aangever 2] zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in persoon op andere wijze. Er is immers sprake van een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer. De verdachte en zijn mededaders hebben bewust slachtoffers op leeftijd gekozen en op een zeer geraffineerde wijze misbruik gemaakt van deze kwetsbare personen. Zij hebben de slachtoffers voorgelogen dat zij financieel gevaar liepen en zij als bankmedewerkers degenen waren die hen daarbij konden helpen. Zij hebben soms uren met de slachtoffers aan de telefoon gezeten, ook in het geval van [aangever 2], en op hen ingepraat om hun vertrouwen te winnen en de pincode te bemachtigen en ze zijn bij de slachtoffers thuis de bankpassen gaan ophalen. Uit hun verklaringen bij de rechter-commissaris blijkt dat vrijwel alle slachtoffers, net als [aangever 2], nadelige, psychische gevolgen ondervinden van de feiten, zoals angstgevoelens, stress, slapeloosheid, nervositeit, schaamte en wantrouwen. De geleden immateriële schade komt dan ook voor vergoeding in aanmerking. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank vergoeding van een bedrag van € 500,00 aan immateriële schade billijk.
In totaal zal dus een bedrag van € 609,- worden toegewezen.
[aangever 2] heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente over € 609,- vanaf 1 juli 2021.
Nu de vordering van [aangever 2] deels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door [aangever 2] gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Hoofdelijke aansprakelijkheid (ter zake van b en c)
Nu de verdachte de strafbare feiten, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met zijn mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover een mededader een benadeelde partij betaalt, is de verdachte in zoverre jegens die benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
Schadevergoedingsmaatregel (ter zake van b en c)
De rechtbank acht oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sr passend en geboden.
De schadevergoedingsmaatregel zal ook worden opgelegd inzake de toegewezen vordering van Rabobank. Het gaat hier weliswaar om een professionele bank die in staat moet worden geacht met eigen incassomogelijkheden haar vorderingen op de verdachte en de medeverdachten te verhalen, maar de wetgeschiedenis en de jurisprudentie geven geen aanleiding om de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel te beperken tot natuurlijke personen of (rechts)personen die die mogelijkheid niet hebben. In deze zaak weegt de rechtbank mee dat het grootste deel van haar vordering ziet op de schade die haar klanten, natuurlijke personen, hebben geleden. Als deze klanten afzonderlijk hun vorderingen hadden ingediend, had oplegging van de schadevergoedingsmaatregel waarschijnlijk niet ter discussie gestaan. Ook is van belang dat de bank terugbetaling vordert van de kosten die zijn gemaakt om de schade van de klanten te vergoeden. De bank is hiertoe niet verplicht, zij heeft dit uit coulance gedaan. Daardoor hebben de slachtoffers in deze zaak op korte termijn hun verdwenen banktegoeden vergoed gekregen en hebben zij niet hoeven wachten op de uitkomst van deze zaak. Ook hoefden zij niet meer zelf een vordering in te stellen en is hen het daarmee gepaarde papierwerk bespaard gebleven. Wanneer de bank deze tegoeden zelfstandig zou moeten terugvorderen bij verdachten van dergelijke misdrijven, neemt die bereidheid tot coulancevergoedingen in de toekomst wellicht af. De rechtbank acht dat onwenselijk.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 33b, 36b, 36c, 36f, 45, 47, 57, 63, 138ab, 139g, 140, 326, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.

12.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

13.Beslissing

De rechtbank:
verklaart de dagvaarding geldig;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist en aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart de zwarte iPhone 11, blauwe iPhone 12 en roze USB-stick onttrokken aan het verkeer;
- gelast de teruggave aan de verdachte van twee paar schoenen van het merk Louis Vuitton, een rode bodywarmer van het merk Dior, een mintgroene jas van het merk Louis Vuitton en de zwarte iPhone A1778;
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de feiten 1 t/m 5: alle overige kleding, schoenen, accessoires, sieraden, cadeaukaarten en € 24.490,- vermeld op blz. 1 tot en met 3 van de beslaglijst;
Ten aanzien van de benadeelde partij de Volksbank N.V.
verklaart de benadeelde partij de Volksbank niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij de Volksbank in de kosten door de verdachte ter
verdediging tegen de vordering gemaakt en begroot deze kosten op nihil;
Ten aanzien van de benadeelde partij Coöperatieve Rabobank U.A.,
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader(s), des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
Rabobankte betalen een bedrag van
€ 200.995,00 (zegge: tweehonderdduizend negenhonderdvijfennegentig euro)aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 189.338,- vanaf 26 juli 2021, € 11.417,- vanaf 16 augustus 2021 en
€ 240,- vanaf 16 juli 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij Rabobank niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van Rabobank te betalen
€ 200.995,00 (zegge: tweehonderdduizend negenhonderdvijfennegentig euro), vermeerderd met de
wettelijke rente over € 189.338,- vanaf 26 juli 2021, € 11.417,- vanaf 16 augustus 2021 en
€ 240,- vanaf 16 juli 2021 tot aan de dag der algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 200.995,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
364 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij ]
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader(s), des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij ] te betalen een bedrag
van € 109,00 (zegge: honderdnegen euro)aan materiële schade en
€ 500,00 (zegge: vijfhonderd euro)aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 609,00 vanaf 1 juli 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij ] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij ] te betalen
€ 609,00 (hoofdsom, zegge: zeshonderdnegen euro), vermeerderd met de wettelijke rente over € 609,00 vanaf 1 juli 2021 tot aan de dag der algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 609,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
1 dag; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
Ten aanzien van de benadeelde partijen Rabobank en [benadeelde partij ]
verstaat dat betaling aan een benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader/mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van die benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partijen Rabobank en [benadeelde partij ] gemaakt, tot op heden aan de zijde van deze benadeelde partijen begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Franken, voorzitter,
en mrs. T.M. Riemens en R.H. Kroon, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Aagaard, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 30 mei 2024.
Bijlage I
Tekst nader omschreven tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 april
2021 (aangeefster [aangeefster 1], zaak Volksbank) tot en met 13
september 2021,
te Hoogeveen, Amsterdam, Utrecht, Grou, en/of Almere en/of Huizen,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens)
van een of meer voorwerp(en) te weten cryptovaluta (zijnde 0,08855
bitcoin, zaak Grou) en/of
(tenminste) 45.940 euro (zijnde het totaal van 34.523 euro aangever
[aangeefster 1], zaak Volksbank; en/of 11.417 euro, zaak Utrecht),
althans één of meerdere geldbedragen,
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de
vervreemding
en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft
verborgen en/of
verhuld wie de rechthebbende op voornoemd(e) voorwerp(en)
was/waren en/of
heeft verborgen en/of verhuld wie voornoemd(e) voorwerp(en)
voorhanden heeft/hebben gehad
en/of
(een) voorwerp(en), te weten de/het zojuist benoemde voorwerp(en),
heeft
verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet
en/of van
voornoemd(e) voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s),
wist(en), althans redelijkerwijs had(den) kunnen vermoeden,
dat/die voorwerp(en)
— onmiddellijk of middellijk — afkomstig was/waren uit
enig(e) misdrijf/misdrijven;
2.
hij op één of meer tijdstip (pen) in of omstreeks de periode van 20 april
2021 (zaak Volksbank, aangifte [aangeefster 1]) tot en met 14
september 2021
te Hoogeveen, Amsterdam, Utrecht en/of Almere en/of Huizen, althans
in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens)
opzettelijk en wederrechtelijk in (een) (gedeelte van) één of meer
geautomatiseerd(e) werk(en), te weten
- een server en/of netwerk van een bank en/of
- een server en/of netwerk in gebruik bij een bank en/of
- een netwerk en/of een server die de bancaire omgeving host van [aangeefster 1]
en/of [aangever 2],
is/zijn binnengedrongen, doordat verdachte en/of zijn mededader(s)
(telkens) met behulp van één of meerdere (verkregen) pincode(s) en/of
inloggegeven(s)
(toebehorende aan [aangeefster 1] en/of [aangever 2]), (behorende
bij de bankrekening(en) van die [aangeefster 1] en/of [aangever 2])
en/of behorende bij één of meer andere bankrekening(en) van één of
meer andere
perso(o)n(en) dan verdachte en/of zijn mededader(s)
is/zijn ingelogd op voornoemde geautomatiseerd (s) werk(en), en
(vervolgens)
- binnen die geautomatiseerde werken overboekingen heeft/hebben
verricht (van spaar- naar betaalrekening) en/of
- de opnamelimiet van (een) (betaal/bank) rekening(en) heeft/hebben
verhoogd en/of
- vanaf (die) (betaal/bank)rekening(en) betaling(en) heeft/hebben
verricht en/of
- vanaf (die) (betaal/bank)rekening(en) pinopnames heeft/hebben
verricht;
3.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 maart
2021 (zaak Volksbank, aangifte [aangever 3]) tot en met 14 september 2021,
te Almere, Hoogeveen, Amsterdam, Veenendaal, Biddinghuizen, Uden,
Utrecht, en/of Huizen althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens)
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen
(telkens) door het aannemen van een valse naam en/of een valse
hoedanigheid
en/of door één of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel
van
verdichtsels
a. [aangever 3] (geboren 1942) en/of [aangeefster 1] (geboren in
1943) en/of [naam 19] en/of [naam 20] (geboren 1940) en/of [aangever 2]
(geboren 1960) en/of
b. de Volksbank en/of SNS Bank en/of Rabobank en/of één of meer
andere bank(en)
(telkens) heeft/hebben bewogen tot de afgifte van
ad a. bankpas(sen) en/of digipas(sen) en/of (Rabo-)scanner(s) en/of
pincode(s) en/of inloggegeven(s) en/of
ad b. één of meer geldbedrag(en),
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) met
vorenomschreven oogmerk zakelijk weergegeven- valselijk en/of listiglijk
en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid meermalen, althans
éénmaal, (telkens)
ad a. voornoemde bankpas(sen), digipas(sen) en/of (Rabo-)scanner(s)
en/of pincode(s) en/of inloggegeven (s) onder valse voorwendselen
verworven door zich voor te doen als (een) bonafide
bankmedewerker(s), waardoor die [aangever 1], [aangeefster 1], [naam 19] en/of
[aangever 2] werden bewogen tot bovenomschreven afgifte
en/of (vervolgens)
ad b. met die goederen en/of gegevens op de bankrekening(en) ingelogd
als zijnde hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) die [aangever 1],
[aangeefster 1], [naam 19] of [aangever 2], en/of (vervolgens)
(digitaal) één of meerdere goederen en/of cryptovaluta
aangekocht/betaald en/of pinopnames
verricht, waardoor de Volksbank en/of SNS Bank en/of Rabobank en/of
één of meer andere bank(en) werd(en) bewogen tot bovenomschreven
afgifte;
4.
hij op of omstreeks 14 september 2021 te Huizen, althans in Nederland,
voorwerpen, te weten
- een of meerdere designerschoen(en) (Louis Vuitton, Louboutin, Prada,
Balenciaga, Nike, Dior, Hermès Paris, Gucci) en/of
- ( luxe) kleding (Dior, Louis Vuitton, OffWhite, Moncler, Palm Angels,
Heron Preston, Black Bananas, Prada, Fendi, Emporio Armani,
Givenchy, Gucci, Balmain) en/of
- ongeveer 950 euro contant geld, althans een geldbedrag,
heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of
omgezet en/of van voornoemd(e) voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat
die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk -
afkomstig waren uit enig misdrijf;
5.
hij in of omstreeks de periode van 10 mei 2021 (zaak Veenendaal) tot en
met 14 september 2021 te Almere en/of diverse andere plaatsen, althans
in Nederland,
(telkens) heeft deelgenomen aan een organisatie die werd gevormd door
hem,
verdachte,
en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 3]
en/of één of meer anderen,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van bankhelpdeskfraude
bestaande
uit misdrijven, te weten (onder meer)
- het plegen van computervredebreuk (artikel 138ab Wetboek van
Strafrecht) en/of
- het plegen van oplichting (artikel 326 Wetboek van Strafrecht) en/of
- het plegen van witwassen (artikel 420bis Wetboek van Strafrecht);
6.
hij op of omstreeks 22 april 2021 (zaak Assen) en/of 13 september 2021 te
’t Zand, gemeente Schagen en/of Aaiden, gemeente Coevorden
en/of te Almere en/of Huizen, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, telkens,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s)
voorgenomen
misdrijf om
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid
en/of door één of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel
van
verdichtsels,
(een) perso(o)n(en) ([naam 21], geboren in 1949, en/of [aangeefster 5]
, geboren in 1960), te
bewegen tot de afgifte van enig goed en/of het ter beschikking stellen
van gegevens, te weten zijn/haar bankpas en/of Digi-kastje en/of
zijn/haar pincode,
voornoemde perso(o)n(en)heeft/hebben gebeld en/of zich voorgedaan
als bankmedewerker
en/of gezegd dat de bankpas geblokkeerd moest worden en/of dat de
bankpas nog diezelfde dag opgehaald zou worden door een koerier
en/of dat een
afspraak gemaakt zou worden om een nieuwe bankpas aan te vragen
en/of dat de
pincode gewijzigd of vernieuwd moest worden en daarbij gevraagd wat
de oude pincode was,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
7.
hij op één of meer tijdstip (pen) in of omstreeks de periode van 19
februari 2021 tot en met 14 september 2021
te Almere en/of te Huizen, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
niet-openbare gegevens,
te weten
(een) lijst(en) van persoonsgegevens, te weten: geslacht en/of initialen
en/of namen en/of geboortedata en/of woonadressen en/of
e-mailadressen en/of telefoonnummers en/of bankrekeningnummers,
van
- 1262 personen (geboren tussen 1 januari 1940 en 27 december 1952),
op een Apple Iphone 11 (B.2.3.4.1) en/of
- 2439 personen (geboren tussen 1 januari 1945 en 5 juni 1965; en/of
geboren tussen 21 september 1927 tot en met 15 januari 1985), op een
USB-stick (C.03.03.001),
a. heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte
en/of zijn mededader(s), ten tijde van de verwerving en/of het
voorhanden krijgen van deze gegevens wist(en) of redelijkerwijs
had(den) moeten vermoeden dat deze door misdrijf waren verkregen,
en/of
b. ter beschikking van een ander heeft gesteld, aan een ander bekend
heeft gemaakt of uit winstbejag voorhanden heeft gehad of heeft
gebruikt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist (en) of redelijkerwijs
moest(en) vermoeden dat het door misdrijf verkregen gegevens betreft.