5.3.1.Inleidende overwegingen
(Medeplegen van) oplichting (feit 3)
De in deze zaak gepleegde oplichting heeft hierin bestaan dat de daders door het aannemen van een valse naam (de beller) en valse hoedanigheid (de beller en koerier) en door listige kunstgrepen (bellen waarbij het echte telefoonnummer van een bank zichtbaar is voor het slachtoffer) en/of door een samenweefsel van verdichtsels (de hele toedracht is gebaseerd op leugens) zich hebben voorgedaan als bonafide bankmedewerkers en zodoende bankpassen, digipassen of scanners en pincodes van de slachtoffers hebben ontfutseld. De banken zijn (vervolgens) ook opgelicht doordat de daders zich hebben voorgedaan als klanten van die bank door met de bankpas van de slachtoffers in te loggen op de bankrekening van de slachtoffers en/of pinopnames te verrichten en/of aankopen te doen. Al deze gedragingen zijn naar het oordeel van de rechtbank oplichtingshandelingen die deel uitmaken van één en dezelfde toedracht, zoals onder feit 3 ten laste is gelegd.
Het plegen van een dergelijke oplichting vergt een gezamenlijke planmatige aanpak, intensieve en nauwe samenwerking en duidelijke afstemming tussen de verschillende daders. Zij verrichten namelijk handelingen die tegelijkertijd of kort na elkaar plaatsvinden en die moeten worden afgestemd om de bankhelpdeskfraude tot een geslaagd einde te kunnen brengen en het gezamenlijke doel te bereiken: in korte tijd zoveel mogelijk geld van de bankrekening van een slachtoffer halen. Deze handelingen kunnen dan ook niet los van elkaar worden gezien. Uit de groepschatgesprekken en de aangetroffen (screenshots van) appberichten blijkt dat deze planning, samenwerking en afstemming ook daadwerkelijk plaatsvonden. Zo gaven de beller en de koerier aan elkaar door welke namen werden gebruikt, welke cijfer- en lettercode moest worden genoemd bij het slachtoffer en op welk tijdstip de pas moest worden opgehaald. De pinner werd vervolgens op de hoogte gebracht van de pincode, de locatie van de geldautomaat en het moment dat de pinlimiet was verhoogd. Achteraf deelden alle ‘spelers’ (zoals zij in chats werden genoemd) in de buit: zij kregen een deel van het geld of de aangekochte luxe goederen of ontvingen een deel van de cryptovaluta. Dit betekent dat indien de rechtbank vaststelt dat de verdachte tenminste één van de hiervoor genoemde handelingen heeft verricht, dat medeplegen van de ten laste gelegde oplichting oplevert.
(Medeplegen van) computervredebreuk (feit 2)
Van computervredebreuk als bedoeld in artikel 138ab van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) is onder meer sprake als met de van een slachtoffer ontfutselde bankpas, inloggegevens, digipas of scanner en/of pincode wordt ingelogd op diens digitale bancaire omgeving of als er met die bankpas pinopnames van die bankrekening worden gedaan. Ook in dat laatste geval dringt de dader met een valse sleutel (de door oplichting verkregen pincode) binnen op het netwerk van de bank.
Computervredebreuk op deze wijze maakte een essentieel onderdeel uit van de gepleegde oplichtingen en was daarmee onlosmakelijk verbonden. Er werd ingelogd op de bankrekeningen van de slachtoffers om geld van de spaarrekening naar de lopende bankrekening over te maken en/of opnamelimieten te verhogen en/of er werd gepind met de bankpas van een slachtoffer. Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van (medeplegen van) oplichting van een slachtoffer, komt zij daarom tevens tot een bewezenverklaring van (medeplegen van) computervredebreuk in de zaak van dat slachtoffer, voor zover dat ten laste is gelegd.
Rol verdachte
Uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat de verdachte een sturende en coördinerende rol had bij de bankhelpdeskfraudes. Uit diverse chatgesprekken blijkt dat hij in de positie was om beslissingen te nemen over de uitvoering van de bankhelpdeskfraudes en de verdeling van de buit. Hij heeft bijvoorbeeld in gesprekken gezegd ‘het ophaalteam is nu van mij’, “ik heb de salarissen verhoogd, drivers en ophaler 250/300 de man’, ‘[naam 11] heeft grote problemen, heb em weer eruit gegooid’, ‘ik durf haar niet te sturen, moet veilig zijn’ en ‘haal alles uit chat’. Ook stuurde hij mededaders aan gedurende het plegen van de bankhelpdeskfraudes: ‘[medeverdachte 1] haal die spullen’, ‘hou hem aan de lijn’, ‘muur moet ie gaan’ en ‘ga niet naar auto’.
De verdediging heeft ten aanzien van de ten laste gelegde bankhelpdeskfraudes (verschillende zaaksdossiers die zijn opgenomen onder de feiten 1, 2, 3 en 6) bewijsverweren gevoerd. Hieronder zal de rechtbank die bewijsverweren per zaaksdossier (en de daarbij behorende ten laste gelegde feiten) bespreken, onder ieder kopje te beginnen met de feiten die op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand kunnen worden aangemerkt, vervolgens de conclusie die de rechtbank daaruit trekt en, indien de rechtbank tot de conclusie komt dat de verdachte betrokken is geweest, de beoordeling of hij als medepleger kan worden aangemerkt.
Daarna zal de rechtbank de verweren bespreken die zijn gevoerd ten aanzien van de feiten 4 (witwassen), 7 (leads) en 5 (deelname aan een criminele organisatie).
5.3.2.Bewijswaardering feiten 1, 2, 3 en 6
Zaak Volksbank, aangever [aangever 1], partiële vrijspraak feit 3
Uit de aangifte van de heer [aangever 1] blijkt dat hij op 15 maart 2021 slachtoffer is geworden van bankhelpdeskfraude, gepleegd conform de hiervoor beschreven modus operandi. Er is met de bankpas van de aangever geld opgenomen bij een geldautomaat in zijn woonplaats.
Op de telefoon van de verdachte zijn de persoonsgegevens van de aangever op een lijst met persoonsgegevens (zogenoemde leads) aangetroffen. Het dossier bevat echter geen bewijs dat de verdachte bij deze oplichting betrokken is geweest. Het enkel aanwezig hebben van de persoonsgegevens van de aangever op zijn telefoon, is onvoldoende om hem als (mede)pleger van de ten laste gelegde oplichting aan te merken. De verdachte wordt daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijgesproken.
Zaak Volksbank, aangeefster [aangeefster 1], partiële vrijspraak feiten 1, 2 en 3
Op 20 april 2021 is aangeefster [aangeefster 1] slachtoffer geworden van bankhelpdeskfraude, gepleegd conform de hiervoor beschreven modus operandi.
Het telefoonnummer waarmee werd gebeld en dat vaker werd gebruikt ([telefoonnummer 1]), stond op een kladblok dat is aangetroffen in de woning van [medeverdachte 1]. Er zijn interne overboekingen geweest van de spaarrekening van de aangeefster naar haar betaalrekening en er is dezelfde avond meerdere keren geld opgenomen van haar bankrekening bij een geldautomaat.
De persoonsgegevens van de aangeefster, waaronder haar telefoonnummer en bankrekeningnummer, stonden op een lijst met persoonsgegevens op de telefoon van [medeverdachte 2].
Op 21 april 2021 is met de bankpas van de aangeefster voor een bedrag van totaal € 14.663,- gepind in de winkels Louis Vuitton, Shoebaloo, Azzuro Kids en Oger, alle gevestigd aan of in de buurt van de P.C. Hooftstraat in Amsterdam. Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 1] degene is geweest die heeft gepind met de bankpas van aangeefster. Verder concludeert de rechtbank op grond van de bewijsmiddelen dat [medeverdachte 1] nadat hij met de bankpas van de aangeefster luxe goederen bij Louis Vuitton had gekocht, tassen van Louis Vuitton samen met de medeverdachte [medeverdachte 6] in de kofferbak van een zwarte auto heeft geladen en dat de verdachte op enig moment die ochtend samen met de [medeverdachte 6] en [medeverdachte 2] in die zwarte auto heeft gezeten.
Het dossier bevat echter geen bewijs dat de verdachte direct betrokken was bij de oplichting van de aangeefster, bij het pinnen door [medeverdachte 1] of dat hij heeft gedeeld in de buit.
Zijn enkele aanwezigheid in de auto waarin [medeverdachte 1] eerder de buit had geladen, is onvoldoende om de verdachte als (mede)pleger van de ten laste gelegde oplichting, computervredebreuk en witwassen aan te merken. De verdachte wordt daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijgesproken.
Zaak Veenendaal, aangeefster [aangeefster 2] (feit 3)
Aangeefster [aangeefster 2] is op 10 mei 2021 in de avond slachtoffer geworden van bankhelpdeskfraude, gepleegd conform de hiervoor beschreven modus operandi. Zij is gebeld met het eerder genoemde telefoonnummer [telefoonnummer 1]. Er is geld overgemaakt van haar spaarrekening naar haar betaalrekening en om 21.45 uur is met de bankpas van de aangeefster twee keer € 1.000,- gepind bij een geldautomaat in Veenendaal.
Eerder die avond, omstreeks 19.42 uur, is op de telefoon van [medeverdachte 1] een afbeelding van het scherm van de laptop van [medeverdachte 3] opgeslagen, waarop een lijst met persoonsgegevens en bankrekeningnummers is te zien, waaronder ook die van de aangeefster. De verdachte bevond zich op 10 mei 2021 samen met [medeverdachte 1], [medeverdachte 3], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] in een vakantiehuisje van Landal in Biddinghuizen en op die plek is ook de foto van het laptopscherm gemaakt.
Op de telefoon van [medeverdachte 1] zijn verder twee foto’s aangetroffen die zijn opgeslagen op 10 mei 2021 omstreeks 20.51 en 20.55 uur. De laatste foto is een zogenoemde ‘selfie’ van [medeverdachte 1] in een auto. Op de eerste foto zijn twee personen in een auto te zien. De rechtbank herkent de rechter man op de foto als [medeverdachte 1] aan zijn deels zichtbare gezicht, mondkapje en jas, omdat die overeenkomen met de selfie van [medeverdachte 1] van enkele minuten later.
Hoewel de tweede persoon op de foto een hand voor zijn gezicht houdt, herkent de rechtbank deze als de verdachte, gezien zijn haardracht en kenmerkende jas, die hij droeg op andere foto’s die de verdachten eerder die dag van zichzelf hebben gemaakt in het Landalpark en waarop hij (ook) door de verbalisant is herkend. De telefoon van de verdachte straalde op 10 mei 2021 omstreeks 21.15 uur een zendmast aan in Veenendaal, de woonplaats van de aangeefster.
Op de camerabeelden van de pintransacties die met de bankpas van de aangeefster zijn gedaan bij een geldautomaat in Veenendaal om 21.45 uur is een man te zien die een jas draagt die er hetzelfde uitziet als de jas die [medeverdachte 1] op de hiervoor genoemde foto’s draagt. Verder draagt de man een blauwe baseballpet met de tekst “ICON” erop. Bij de doorzoeking van de woning van [medeverdachte 1] is een soortgelijke pet aangetroffen. De rechtbank concludeert hieruit dat [medeverdachte 1] degene is geweest die met de pas van de aangeefster geld heeft opgenomen bij de geldautomaat in Veenendaal.
Gezien vorenstaande feiten, in onderling verband en samenhang beschouwd, concludeert de rechtbank dat de verdachte deel uitmaakte van de dadergroep die betrokken was bij de oplichting van de aangeefster en dat hij samen met [medeverdachte 1] naar de woonplaats van de aangeefster is gereden om het geld van de rekening van de aangeefster op te nemen. Gelet op wat de rechtbank onder 5.3.1. heeft overwogen, wordt de verdachte dan ook als medepleger van de oplichting in deze zaak aangemerkt.
Zaak Uden, aangeefster [aangeefster 3] (feit 3)
Aangeefster [aangeefster 3] is op 25 juni 2021 slachtoffer van bankhelpdeskfraude geworden, gepleegd conform de hiervoor beschreven modus operandi. Zij is opgelicht en daardoor bewogen tot afgifte van haar bankpas, digipas en pincode. Wel had zij, achteraf gezien, een verkeerde pincode doorgegeven, waardoor het de daders niet lukte om op haar bankrekening in te loggen. Nadat haar pas was opgehaald werd zij (om die reden) nogmaals door de nepbankmedewerker gebeld met de vraag of zij nog een bankpas in haar bezit had, want die zou ook opgehaald moeten worden. De aangeefster bevestigde dat, maar had inmiddels door dat zij werd opgelicht. Zij heeft een fictieve pincode in de telefoon ingesproken en aan de tweede koerier een stuk karton in een envelop meegegeven.
[medeverdachte 3] heeft bekend dat hij in deze zaak beller is geweest. De verdachte heeft anderhalf uur voordat de aangeefster door [medeverdachte 3] werd gebeld het adres van de aangeefster via snapchat aan een onbekend gebleven persoon gestuurd.
[medeverdachte 1] heeft, nadat de bankpas was opgehaald bij de aangeefster, een bericht ontvangen waarin [medeverdachte 3] de persoonsgegevens van de aangeefster noemt en meedeelt dat de pas is opgehaald maar dat er weinig tot geen data beschikbaar zijn met betrekking tot internetbankieren. Ongeveer een half uur nadat de aangeefster voor de tweede keer was gebeld en een pincode had ingesproken, heeft [medeverdachte 1] via snapchat aan [medeverdachte 2] het adres van de aangeefster gestuurd en een minuut later aan de verdachte het bericht ‘[nummer] nieuwe nip’. Gelet op het feit dat [medeverdachte 1] in het tijdvak waarin de aangeefster werd opgelicht berichten ontving en verstuurde die aan de onderhavige bankhelpdeskfraude zijn te relateren, gaat de rechtbank ervan uit dat laatstgenoemd bericht aan de verdachte, die in dat tijdsbestek valt, daar ook verband mee houdt en dat de inhoud de tweede ‘nip’ oftewel ‘pin’code betreft die de aangeefster kort daarvoor had ingesproken.
De vorenstaande feiten passen bij de hiervoor beschreven, coördinerende rol van de verdachte bij de bankhelpdeskfraudes. Zowel de door hem verstrekte als ontvangen informatie hebben de koerier respectievelijk de pinner nodig om de bankhelpdeskfraude tot een geslaagd einde te brengen. De rechtbank gaat ervan uit dat de verdachte hen ook in deze zaak heeft voorzien van de benodigde informatie en hen zodoende heeft aangestuurd. Hij heeft daarmee een wezenlijke bijdrage geleverd aan deze bankhelpdeskfraude zodat hij als medepleger van de ten laste gelegde oplichting wordt aangemerkt.
Zaak Utrecht, aangever [aangever 2] (feiten 1, 2 en 3)
Op 1 juli 2021 is aangever [aangever 2] slachtoffer geworden van bankhelpdeskfraude, gepleegd conform de hiervoor beschreven modus operandi. Er zijn interne overboekingen gedaan van zijn spaarrekening naar zijn betaalrekening, er is met de bankpas van de aangever bij een geldautomaat in zijn woonplaats € 5.000,- gepind en vervolgens is er twee keer gepind in de Bijenkorf in Utrecht voor een totaalbedrag van € 6.417,-.
Op grond van de bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat [medeverdachte 1] in deze zaak de koerier en pinner is geweest en degene die in de Bijenkorf heeft gepind.
Vlak voordat [medeverdachte 1] bij de aangever voor de deur stond, kreeg hij een snapchatbericht van een persoon genaamd ‘[naam 12]’ waarin stond: ‘[naam 13] heet je, bezorg: 095gd, [naam 14]’. De persoon die zich als bankmedewerker aan de aangever had voorgesteld, noemde de naam [naam 14] en [medeverdachte 1] gaf precies de hiervoor genoemde ophaalcode aan de aangever door.
[medeverdachte 1] en ‘[naam 12]’ zaten ook, samen met de verdachte en een vierde persoon, in een groepschat, die actief was ten tijde van de oplichting van de aangever en waarin de deelnemers gegevens deelden die aan deze oplichting te relateren zijn.
De verdachte deed op dat moment actief mee in deze groepschat. Hij gaf [medeverdachte 1] en de anderen verschillende opdrachten door. [medeverdachte 1] moest naar ‘de muur’, oftewel de geldautomaat, gaan, daarna moest [medeverdachte 1] (wat de voornaam is van [medeverdachte 1]) de spullen halen in de ‘bijen’ (de rechtbank begrijpt: de Bijenkorf) en hij vertelde [medeverdachte 1] wat de bestedingsruimte was. Kennelijk had de verdachte zicht op de bankrekening van de aangever. Ook gaf hij opdracht aan de andere twee deelnemers dat zij hun lijstje naar [medeverdachte 1] moesten sturen, waarna de anderen in de chat doorgaven welke luxe goederen zij wilden hebben.
Gezien zijn actieve betrokkenheid en aansturende rol heeft de verdachte een wezenlijke bijdrage aan deze bankhelpdeskfraude geleverd. Hij wordt daarom als medepleger van de oplichting, computervredebreuk en witwassen in deze zaak aangemerkt.
Zaak Grou, aangeefster [aangeefster 4] (feit 1)
Op 19 mei 2021 is aangeefster [aangeefster 4] slachtoffer geworden van bankhelpdeskfraude, gepleegd conform de hiervoor beschreven modus operandi. Er zijn bedragen van de spaarrekening overgemaakt naar de betaalrekening. In totaal is er € 189.338,- van haar rekening afgeschreven. Een deel daarvan is opgenomen bij een geldautomaat en de rest is in twaalf transacties overgeboekt naar twee Binance accounts op naam van [naam 15] en [naam 16]. Zij bleken zogenoemde katvangers te zijn.
Binnen een half uur nadat het geld op de accounts van [naam 16] en [naam 15] was ontvangen, is het geld omgezet in bitcoins en weggeboekt naar andere accounts, onder andere naar accounts van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. 0,08855 bitcoin is op een Binance account terechtgekomen waaraan het telefoonnummer (eindigend op -5587) van de verdachte was gekoppeld en ook het e-mailadres [accountnaam 2] dat aan zijn iPhone 12 en iPhone 11 was gekoppeld. De rechtbank concludeert dan ook dat het Binance account waarop de 0,08855 bitcoin is terechtgekomen van de verdachte is.
Uit onderzoek aan de telefoon van [medeverdachte 2] is gebleken dat de naam van dat toestel ‘iPhone (12p)’ was. De politie heeft vervolgens in de data van Binance onderzocht welke personen met een Binance account daarbij gebruik maakten van een device met de naam ‘iPhone (12p). Hieruit bleek een device met de naam ‘iPhone (12p)’ slechts gebruikt werd bij twee Binance accounts, te weten die van [naam 16] en [medeverdachte 2]. Voorts bleek dat het device ‘iPhone (12p)’ op 19 mei 2021 om 22:49 uur heeft ingelogd op het Binance account van [naam 16].
De rechtbank concludeert hieruit dat [medeverdachte 2] met zijn telefoon toegang had tot en kon beschikken over het Binance account van [naam 16] en dat hij degene is geweest die op 19 mei 2021 het geld van de aangever heeft omgezet in bitcoins en heeft weggeboekt. [medeverdachte 2] was immers op het account van [naam 16] ingelogd om 22.49 uur, terwijl slechts enkele minuten later, om 22.56 uur, vanaf dat account bitcoins zijn gekocht en weggeboekt. Omdat uit onderzoek is gebleken dat de aankopen van zowel het account van [naam 15] als het account van [naam 16] zijn gedaan met een device met dezelfde kenmerken, concludeert de rechtbank dat [medeverdachte 2] ook het geld op het account van [naam 15] heeft omgezet in bitcoins en weggeboekt.
De verdachte heeft dus op zijn Binance account 0,08855 bitcoin ontvangen die is gekocht met het geld dat is verkregen door de oplichting van de aangeefster en via een katvangersaccount, dat werd beheerd door [medeverdachte 2], op zijn account is gekomen. Daarmee is sprake van het verbergen en/of verhullen van de werkelijke aard en herkomst van de bitcoins.
De rechtbank concludeert dat, anders dan de verdediging heeft betoogd, de verdachte ook wist dat de door hem ontvangen bitcoins uit bankhelpdeskfraude afkomstig waren. De verdachte maakte immers deel uit van dezelfde dadergroep als [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] die het met bankhelpdeskfraude verkregen geld uitgaf of wegsluisde en verdeelde onder de betrokken daders. Gezien het vorenstaande wordt de verdachte aangemerkt als medepleger van het witwassen van 0,08855 bitcoin.
Zaak Assen, aangever [aangeefster 5] (feit 6)
Op 22 april 2021 is geprobeerd aangeefster [aangeefster 5] op te lichten, gepleegd conform de hiervoor beschreven modus operandi. Zij werd gebeld door het telefoonnummer
[telefoonnummer 1] dat vaker werd gebruikt en op het kladblok stond dat is aangetroffen in de woning van [medeverdachte 1]. Haar bankpas en digipas zouden door een koerier worden opgehaald met de naam [naam 8]. Omdat de aangeefster het niet vertrouwde, heeft zij de politie gebeld. Op het afgesproken tijdstip zag de politie een auto aan komen rijden met twee personen erin. Nadat de bijrijder was uitgestapt, heeft de politie de bestuurder staande gehouden. De bestuurder was [medeverdachte 6]. De bijrijder stelde zich aan de aangeefster voor als [naam 8] en nadat hij een envelop van haar in ontvangst had genomen, heeft de politie hem aangehouden. De koerier bleek [naam 17] te zijn.
De verdachte heeft, in het uur voordat [naam 17] arriveerde bij de aangeefster, vijf keer naar hem gebeld. Op het moment dat de politie [medeverdachte 6] staande hield, heeft de verdachte sms-berichten naar [naam 17] gestuurd met de tekst: ‘ga niet naar de auto, van [naam 18] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 6]), politie vraagt rijbewijs’. [naam 17] heeft verklaard dat hij een bankpas bij de aangeefster ging ophalen, dat hij daartoe werd aangestuurd en dat hij de benodigde gegevens had doorgekregen.
Gezien de hoeveelheid telefonische contacten tussen de verdachte en [naam 17] kort voorafgaand aan zijn ontmoeting met de aangeefster en de instructie die de verdachte tijdens het ophalen van de bankpas aan hem gaf, concludeert de rechtbank dat de verdachte degene is geweest die [naam 17] aanstuurde. Dit past ook bij de hiervoor beschreven sturende en coördinerende rol van de verdachte bij de bankhelpdeskfraudes en het geven van instructies tijdens de uitvoering daarvan aan de andere, op dat moment betrokken spelers in de fraudeconstructie.
De verdachte leverde daarmee een wezenlijke bijdrage aan deze poging tot oplichting, zodat hij als medepleger daarvan wordt aangemerkt.
5.3.3.Bewijswaardering feit 4 (witwassen)
Standpunt verdediging
De verdachte moet worden vrijgesproken van dit feit. De goederen hebben geen criminele herkomst, maar zijn door hem gekocht met geld dat hij legaal verdiende of zijn van anderen.
Juridisch kader
Voor een veroordeling van witwassen zoals neergelegd in artikel 420bis, eerste lid, onder a en b, Sr dient te worden bewezen dat het tenlastegelegde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Het is voor een bewezenverklaring van het bestanddeel “afkomstig uit enig misdrijf” niet vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het tenlastegelegde voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf.
Dat een voorwerp "afkomstig is uit enig misdrijf", kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Het is daarbij aan het openbaar ministerie om bewijs hiervoor aan te dragen.
Indien door het openbaar ministerie feiten en omstandigheden zijn aangedragen die een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. Indien de verdachte zo'n verklaring heeft gegeven, ligt het op de weg van het openbaar ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring.
Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal dienen te blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de voorwerpen waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Beoordeling
De hiervoor beschreven modus operandi van de door de verdachte en de medeverdachten gepleegde bankhelpdeskfraude rechtvaardigt het vermoeden dat de op de tenlastelegging vermelde goederen alle uit misdrijf afkomstig zijn. De verdachten kochten immers luxegoederen met de bankpassen die zij van de aangevers ontfutseld hadden en die buit werd verdeeld onder de daders. Bij de verdachte zijn veel van dat soort luxe goederen aangetroffen. Gelet hierop mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete,
min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft
over de herkomst van de goederen.
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat twee paar schoenen (Louis Vuitton) en een rode bodywarmer (Dior) van zijn broertje zijn, de mintgroene jas (Louis Vuitton) van een bekende van hem is en dat hij het geldbedrag van € 950,- heeft verdiend met legale werkzaamheden en van zijn bankrekening heeft opgenomen.
Deze verklaring van de verdachte is concreet, verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk. Verder vindt zijn verklaring geen weerlegging in de bewijsmiddelen en is er door het openbaar ministerie geen nader onderzoek gedaan naar de verklaring van de verdachte. Dit betekent dat niet kan worden uitgesloten dat de genoemde voorwerpen een legale herkomst hebben.
De verdachte zal daarom (partieel) worden vrijgesproken van het witwassen van deze voorwerpen.
De verdachte heeft wat betreft de andere goederen op de tenlastelegging verklaard dat hij die heeft gekocht van zijn salaris, maar deze verklaring niet geconcretiseerd of nader onderbouwd. Hij heeft dan ook geen concrete en verifieerbare verklaring gegeven waaruit zou kunnen worden afgeleid dat de goederen - ondanks het vermoeden van witwassen - een legale herkomst hebben. Het vermoeden van witwassen is hierdoor onvoldoende ontkracht. Dat betekent naar het oordeel van de rechtbank dat het niet anders kan zijn dan dat de ten laste gelegde goederen - middellijk of onmiddellijk - uit enig misdrijf afkomstig zijn en dat de verdachte hiervan wetenschap heeft gehad. Het verweer wordt in zoverre verworpen.
Conclusie
De verdachte wordt partieel vrijgesproken van het witwassen van twee paar schoenen (Louis Vuitton), een rode bodywarmer (Dior), mintgroene jas (Louis Vuitton) en het geldbedrag van € 950,-. Het overige aan de verdachte onder 4 tenlastegelegde is wettig en overtuigend bewezen.